Neuropsychologie
Cursusoriëntatie
- Werkcolleges zijn verplicht, inschrijven op brightspace + voorbereiden
- Leervragen boek zijn niet verplicht wel handig voor tentamen
College 1
Frenologie hoe het allemaal begon. Grondlegger was Franz Joseph Gall. Hoe vaker je iets gebruikt
hoe beter hoe groter het deugder het is, hoe makkelijker het te voelen is aan de schedel. Op basis
van anatomische personologie.
De eerste holist (dieronderzoek) was Pierre Flourens. Veroorzaakte laesies in het brein van koningen
en duiven en wilde weten wat er gebeurde als hij stukjes hersenen beschadigde. Ontdekte dat
zonder cortex is er geen perceptie en motoriek, zonder cerebellum geen coördinatie. Hij vond geen
locatie voor geheugen of cognitie.
Aggregate field theory: gehele brein doet mee aan gedrag, percepties, intenties, sensaties zijn in
essentie één. Omvang van de beschadiging (niet de plaats) bepaald de mate van uitval. Hoe meer
cortex je beschadigd hoe groter het probleem, locatie minder belangrijk.
De eerste lokalisten (neurologen) waren John Hughlings Jackson en Paul Broca. Ze keken naar
patiënten met specifieke problematiek. Jackson keek naar epilepsie, een aanval was een motorische
opeenvolging. Eerst een lichaamsdeel en daarna een andere lichaamsdeel. Broca had een patiënt die
alleen maar tan kon zeggen, vond een gat in de frontale cortex. Dit stukje is heel belangrijk voor een
spraakstoornis.
Clincioanatomische methode: uitvalsverschijnselen van patiënten met focale laesie in kaart brengen.
Hierarchie theorie: na laesie hogere functies (geheugen) minder aangedaan dan lagere functies
(hersenstam). Jackson was de eerste die hier iets over zei.
Lokalisten Fritsch en Hitzig (fysiologen) gingen verder op het werk van Jackson. Keken naar de
motorcortex van honden. Elektrische stimulatie van de cortex van honden en het ontdekken van
verschillende bewegingsgebieden. Bepaalde gebieden leveren bepaalde bewegingen op.
Brodmann gebieden indeling is op basis van celarchitectuur
(cytoarchitectonics) dor middel van histologische kleuring. Er zijn
verschillende naamgeving voor een zelfde structuur.
Tentamen: plaatje met gebied bijv. area 17 met behulp van plaatje welke
functie zou je het geven
Lokalisten zeggen hersengebieden zijn niet alleen structureel maar ook
functioneel van elkaar te scheiden. Beschadiging van een specifiek
gebied zorgt voor een specifiek functieverlies. Dus gebied is
gespecialiseerd in functie.
M1 is voor bewegen, lokalisten vinden van wel. M1 vertoont activatie als je een beweging uitvoert,
zorgt voor een motorrespons, zorgt voor hemiplegie en voor reorganisatie.
Holisten zeggen er zijn geen onafhankelijke functionerende gebiedjes. Geheel ontleent uiteraard wel
kenmarken aan de samenstellende delen, maar ook (en wellicht meer) aan de samenhang of
ordening van die delen en hun interactiegedrag.
,Structureel gezien zijn er verbindingen. In de witte stof zijn er projectie banen, commissuur banen
(links en rechts) dat onder te delen is in homotopisch (zelfde plek in andere hemisfeer) en
heterotopisch (andere plek in andere hemisfeer). Daarnaast zijn er associatie banen. Daaronder valt
ipsilateraal: intracorticaal naar andere plek in dezelfde hemisfeer.
Functioneel zit het anders. Complex gedrag is volgens Luria opgebouwd uit subcompontenten die
geïntegreerd worden.
1. Law of the hierarchial structure of the cortical zones: primair, secundair (unimodal associatie,
gebieden voor de associatie) en tertiair (multimodale associatie/integratie, heel specifieke
gebieden).
2. Law of diminishing specifity of the hierarchically arranged cortical zones: primaire gebieden
zijn heel specifiek terwijl in de hogere orde is het minder specifiek, veel globaler. (vermindere
specificiteit)
Top down motor hiërarchie van hogere centra (prefrontaal/pariëtaal) hogere motor gebieden
(PM en SMA) primaire motor cortex (M1). De specificiteit neemt af in deze hiërarchie.
Bottom up sensory hierarchie Luria. Primair sensorisch (S1, V1) unimodale associatie (S2, V2)
polymodale assocatie (parietaal/frontaal). Van V1 lagere orde, via visuele specialisten naar
polymodale integratie, hogere orde, complex.
Er is hier kritiek op doordat er geen sprake is van eenrichtingsverkeerd. Er is divergentie (1 neuron
verbonden met heel veel neuronen) convergentie (veel neuronen verbonden met 1 neuron) en
daarnaast re-entry (reciproke koppeling) parallelle connecties heen en weer tussen neurale groepen
en neuronen. Informatie gaat door meerdere gebieden tegelijk.
Bottom-up: Hogere gebieden (dlpfc) beïnvloedden de lagere sensorische gebieden
Top-down: cognitie wordt beïnvloed door motorische ervaring (embodied cognition)
Functieverlies hangt samen met veranderingen in connectiviteit. Diaschisis = hersendeel functioneert
minder door beschadiging elders.
Veranderingen in connectiviteit:
- Anatomische structurele connectiviteit: tractografie (DTI)
- Functionele connectiviteit: afhankelijkheid tussen neurale regio’s; temporele correlatie
tussen neurofysiologische processen (EEG resting state connectivity)
- Effectieve connectiviteit: oorzaak-gevolg van deze afhankelijkheid (TMS, als ik hier verstoor
heeft het dan impact op een ander gebied)
Revalidatie kan een belangrijk effect hebben op de (overgleven) neurale circuits. Dit kan via
aspecifiek stimuleren (verrijkte omgeving, algehele fitheid), bottom-up (via omgeving) voor specifieke
sensorische en motorische stimulatie, top-down (via instructie) mentaal inbeelden, richten van
aandacht en breinstimulatie (rTMS), bevrijden van inhibities.
College 2
Dieronderzoek
Genetische manipulatie
1. Selectief fokken; maze-bright ratten; nature (genen) vs nurture (omgeving). Ratten fokken die
ruimtelijk weg kunnen vinden in doolhof, specifieke cellen in hippocampus die hiervoor van
belang zijn. Als je deze cellen activeert gaat het sneller maar er moet ook nog een invloed
van buitenaf zijn.
2. Mutaties: weaver mice (ataxie) er ontbreken cellen in cerebellum.
, Perturberen
1. Specifiek beschadigingen aanbrengen
2. Gebieden stimuleren (elektronisch of chemisch)
Voordeel ten opzichte van patiënt onderzoek is vergelijken tussen de laesie en de nonlaesie periode.
Kijken hoe een dier reageert voor en na de beschadiging. Taub deed onderzoek naar Silver Spring
monkeys naar plasticiteit en learned non use.
Registreren is zeer precies meten. Single-cell recordings is onderzoek waarbij naar 1 cel (neuron)
wordt gekeken, hoe groot bijv. de receptieve velden zijn van 1 neuron. Multi-unit recordings is
onderzoek naar activiteit van een groep neuronen.
Patiënten onderzoek
1. De laesie benadering; welke functie is verloren en waar is de beschadiging, lokalistische aanpak.
Beperkingen van dit onderzoek is dat er vaak diffuse beschadiging is, dus weinig specifiek. Lokale
schade kan negatief effect hebben op een ander gebied in het neurale netwerk (diaschisis). Ook kan
er sprake zijn van compensatie en reorganisatie na schade.
2. Neurologie: chirurgische ingrepen. Bijvoorbeeld weefsel verwijderen tegen epilepsie. Corpus
callosotomy, split-brain patiënten en temporaal, patiënt H.M. Ook behandeling van psychiatrische
patiënten bijv. forntolobotomy freeman deed in 1936 wel 25 ingrepen per dag. IJzeren staaf door
oog en frontaal kwab heen voor behandeling tegen psychiatrische problemen. Huidige chirurgische
innovaties doen aan elektrodes implanteren (Deep Brain Stimulation).
Neurologische aandoeningen
- Verworven stoornissen; trauma, CVA, tumoren
- Ontwikkelingsstoornissen; cerebrale parese, dyslexie
- Degeneratieve aandoeningen; parkinson, alzheimer
Hersentrauma – traumatic brain injury
Indeling naar aard: gesloten versus open hoofdletsel
Indeling naar ernst: contusio cerebri (hersenkneuzing) ernstiger dan commotio cerebri
(concussion/hersenschudding)
In de sport heb je punch-drunk syndroom. Chronische traumatische encephalopathy. Witte baan
(axonale) beschadigingen. Symptomen jaren na trauma.
Coup-counter coup: niet alleen schade op plek van impact maar ook aan de andere kant van de
schedel. getroffen plek is bijv rechts voor, terugslag is dan ook rechts achter. Samen met diffuse
axonale beschadiging.
CVA
Indeling naar aard:
- Bloeding (haemorrhagia) door knappen van aneurisma, hematoom zwelt en geeft druk op
hersenweefsel
- Vernauwing (stenose) of afsluiting (infarct): arterosclerose (aderverkalking) of embolie
(propje) zorgt voor ischemie in een bevloeiingsgebied
Indeling naar klinisch verloop:
- Transcient Ischemic Attack: kleine beroerte, patiënt herstelt binnen 24 uur
- Completed stroke: na ontstaan stabiliseert klinische toestand
- Progressive stroke: symptomen nemen progressief toe tot de dood volgt