Samenvatting VGW H1
VWG = Van Gedachten Wisselen
Hoofdstuk 1. De zelfoefening van het denken – Filosofie en
sociaal werk
Filosofie en sociaal werk
Wat is het belang van filosofie voor sociaal werk?
Door de technologische ontwikkelingen leven we volgens de Sloveense filosoof
Slvloh Zizek in een unieke tijd waarin iedereen wordt gedwongen om op een
bepaalde manier filosoof te zijn. Steeds vaker worden we in het dagelijkse leven
geconfronteerd met vragen die een filosofisch karakter hebben.
→ ook professionele sociaal werkers worden in hun werk bijna dagelijks
geconfronteerd met vragen die een filosofisch karakter hebben (bijv. moet
drugsgebruik wel of niet worden gedoogd?)
Hoe werken filosofische vragen en antwoorden door in de praktijk van het sociaal
werk?
overheidsbeleid: loopt onze democratische rechtsstaat gevaar wanneer de
overheid zomaar over allerlei gegevens van ons kan beschikken? Is de
participatiesamenleving wel zo ‘’neutraal’’? Welke mensbeelden schuilen
hierachter?
instellingsbeleid: het beleid van instellingen dient tegemoet te komen aan
het overheidsbeleid, maar dat neemt niet weg dat zij binnen de ruimte die ze
hebben daaraan een eigen invulling geven. Elke instelling maakt daarin
eigen keuzes.
de opleiding: ook een opleiding is normatief, doordat het bepaalde beelden
meegeeft aan studenten over wat wel en niet gewenst is in de samenleving.
individuele overtuiging: vooronderstellingen over verantwoordelijkheid,
rechtvaardigheid en respect en over de relatie tussen individu en
samenleving werken door in hoe we cliënten in ons werk benaderen. Bijv. als
we vinden dat iedereen zich aan de maatschappij moet aanpassen, dan
Samenvatting VGW H1 1
, kijken we anders aan tegen drugsgebruikers en randgroepjongeren dan
wanneer we menen dat zij slachtoffers zijn van de maatschappij.
Er is een groot verschil tussen de concrete mensen die we tegen het lijf
lopen en het beeld dat we van de mens hebben.
Waarom moeten sociaal werkers nadenken over filosofische vragen waarop niet
eens een eenduidig antwoord gegeven kan worden?
1. Juist omdat die eenduidigheid ontbreekt, moeten we ons kunnen verantwoorden
en legitimeren. Er zijn weinig vanzelfsprekende collectief gedragen waarden
meer.
2. Ook omdat het beleid van de overheid, instellingen en sociaal werkers directe
gevolgen heeft voor het dagelijks leven van andere mensen, die er hun eigen
waarden en normen op na houden.
Zijn er dan niet enkele kernwaarden die een soort moreel houvast bieden? Door
de verschillende niveaus die beleid voorschrijven, loopt geen loodrechte lijn.
Waarden en normen zijn abstract en kunnen op verschillende manieren een
concrete invulling krijgen. Daarom bieden zij niet perse een duidelijk moreel houvast.
Zelfredzaamheid, eigen verantwoordelijkheid, eigen kracht en eigen regie zijn
waarden die de overheid centraal stelt. Deze komen ook terug in de beroepscode, in
Artikel 1
De sociaal werker respecteert, erkent en bevordert de
menselijke waardigheid van een unieke persoon. Het
beroepsmatig handelen van de sociaal werker is erop gericht
de burger/cliënt binnen zijn sociaal-culturele context en in
wisselwerking met zijn omgeving tot zijn recht te laten
komen.
1. Respecteren, erkennen en bevorderen van de menselijke
waarde en waardigheid impliceert herkenning van het
unieke in, en de waardigheid van de burger/cliënt.
2. Het ‘’tot zijn recht komen’’ wil zeggen dat de cliënt zich
kan ontplooien naar eigen aard, behoeften en
opvattingen.
Samenvatting VGW H1 2
, 3. De ‘sociaal-culturele context’ wijst op de sociale en
culturele achtergronden en waarden en normen van de
burger/cliënt.
4. Met ‘’wisselwerking wordt de interactie bedoeld tussen
burger/cliënt en diens sociale netwerk.
Waarom moeten sociaal werkers hun handelen verantwoorden en legitimeren?
Interventies van sociaal werkers hebben in veel gevallen een normatief karakter.
Daarom wordt sociaal werk als een normatieve professionaliteit betiteld. Waarden
hebben geen objectieve geldigheid, zoals een wiskundig bewijs dit wel heeft. Mens-
of maatschappijbeelden, waarden en normen zijn geen onweerlegbare feiten waarop
we ons vanzelfsprekend kunnen beroepen. Daarom staan sociaal werkers voor de
noodzaak om hun handelen en interventies in het leven van hun cliënten te
verantwoorden en te legitimeren.
Matters of fact = feitelijke stand van zaken waarover geen discussie mogelijk is
Matters of concern = kwesties of feiten die vragen oproepen, die onrust veroorzaken
of waar we ons zorgen over moeten maken.
Iets wat als een matter of fact gepresenteerd wordt, blijkt soms een matter of
concern te zijn.
Wat is een discretionaire ruimte? Dit is een handelingsruimte binnen de wettelijke
kaders, waarbinnen sociaal werkers naar eigen inzicht kunnen handelen. Dit vraagt
van hen dat zij hun handelen verantwoorden tegenover de cliënten, organisatie en
collega’s, en ook tegenover zichzelf.
De macht van het spreken
Wat wordt bedoelt met ‘’grote, kleine en sterke verhalen’’?
Autoriteiten etc. vertelden (tot voor kort) een ‘groot verhaal’ waarin alles op zijn
plaats viel. In onze huidige postmoderne informatiesamenleving ontbreekt dat grote
verhaal, dat wil zeggen: een algemeen normatief kader dat vanzelfsprekend door de
meerderheid wordt gedeeld. Het grote verhaal is een klein verhaal naast andere
kleine verhalen geworden.
groot verhaal: een verhaal dat zichzelf voor waar houdt. Een groot verhaal
pretendeert alles te begrijpen en op elke vraag een antwoord te hebben.
Daarom zijn grote verhalen volgens de Franse filosoof Lyotard totalitair.
Samenvatting VGW H1 3
, kleine verhalen: onze huidige samenleving heeft niet meer zo’n groot verhaal,
een algemeen normatief kader. Er is een netwerk van kleine verhalen die
evenveel recht van spreken hebben, elkaar aanvullen en tegenspreken en zich
met elkaar verbinden en onderbreken.
sterk verhaal: hoewel het tijdperk van de grote verhalen voorbij is, zijn sommige
verhalen nog steeds dominant. Deze verhalen zouden we sterke verhalen
kunnen noemen. Sterke verhalen ontlenen hun effect aan een selectie en
ordening van feiten en het benadrukken van bepaalde details die een bepaalde
overtuiging aannemelijk moeten maken. Een bepaalde invalshoek wordt erin
uitvergroot, waardoor andere invalshoeken klein en nauwelijks zichtbaar worden.
Daardoor krijgt het sterke verhaal een soort vanzelfsprekendheid, waarbij de
andere verhalen niet meer gehoord worden.
een voorbeeld hiervan van nu is het verhaal over de autonomie van de
mens.
Wat voor gevolgen heeft de overgang van grote naar kleine verhalen?
De overgang van grote naar kleine verhalen markeert de overgang van een
uniforme samenleving naar een pluriforme samenleving. Deze ontwikkeling heeft
gevolgen voor het sociaal werk. De verscheidenheid aan leefstijlen en leefsituaties
van cliënten en doelgroepen neemt toe. Daardoor worden sociaal werkers
geconfronteerd met een diversiteit en veelheid van opvattingen waar ze het soms
wel en soms niet mee eens zullen zijn.
Waar gaan discourstheorieën van uit?
Discourstheorieën gaan ervan uit dat taal en verhalen voor een groot deel de manier
bepalen waarop wij ons op de werkelijkheid oriënteren. Taal verwijst naar alle
soorten uitingen en manieren van spreken, lichaamstaal en beeldtaal die onderdeel
zijn van maatschappelijke praktijken, conventies en gewoonten.
In het discours vallen theorie en praktijk, denken en handelen samen in het
mededelen en deelnemen. Er worden verhalen verteld op congressen, die daarna
een eigen leven gaan leiden en als vanzelfsprekend gezien worden. Wie wil er nou
niet zelfredzaam zijn? Iedereen wil toch onafhankelijk zijn?
Wat zeggen critici van zelfredzaamheid? De eis van autonomie en zelfredzaamheid
doet meer kwaad dan goed. Het leidt ertoe dat mensen die niet aan dit wensbeeld
van autonomie voldoen zich schamen voor hun problemen en te lang wachten met
hulp zoeken. De roep om zelfredzaamheid is een teken van de afnemende tolerantie
voor kwetsbare mensen.
Samenvatting VGW H1 4