1. Introductie in de klinische
neuropsychologie
Historie
Historische schets:
- Jong vakgebied, sinds jaren ‘70 vorige eeuw
- Echter nadenken over hersenen en mentale functies is stamt al uit klassieke oudheid
- Hippocrates: hersenen spelen belangrijkste rol
- Artisoteles: hart is zetel van de ziel
- Celtheorie
- Decartes (1596-1650): ziel in pijnappelklier/epifyse
Lokalisatie en gevalsbeschrijvingen:
- Gall (1758-1828): buitenzijde van hersenen (cortex). Hij maakte hiervan als het ware een map,
waarop hij verschillende functies aan verschillende delen van de cortex toewees.
- Phineas Gage (1848): had een beschadiging aan de prefrontale cortex, wat leidde tot
problematiek omtrent impulsiviteit en emotieregulatie.
- Broca (1824-1880): Beschreef patiënt Tan die een beschadiging had in het Broca gebied, hierdoor
had hij geen spraakproductie (kon alleen Tan zeggen), maar had wel taalbegrip
- Wernicke (1848-1905): beschreef een patiënt met een beschadiging in het Wernicke gebied,
waarbij het tegenovergestelde beeld zal dan bij Broca.
- Neiging naar meer holistische visie
Experimentele psychologie:
- Opzet eerste experimenten, vooral gericht op waarneming
- Objectieve, gestandaardiseerde methoden
- Kwantitatieve metingen van cognitieve functies
- Het meten van individuele verschillen, normgroepen
Eerste testen: Werden vooral ontwikkelde voor het voorspellen van schoolsucces of geschiktheid
voor militaire dienst. Ontwikkeling eerste neuropsychologische tests o.a. door Benton en Warrington
- Binet (1857): ontwikkelde de eerste intelligentietest.
Plaats binnen gezondheidszorg:
- Hersenen zijn als geheel verantwoordelijk voor gedrag, maar er zijn wel gelokaliseerde
deelfuncties te onderscheiden
- Dissociatie en dubbele dissociatie
- Ontwikkeling eerste neuropsychologische tests o.a. door Benton en Warrington
Meer actuele geschiedenis:
- Voorheen was dit vooral een vakgebied bij neurologen en psychiaters. Sinds WOII is in
toenemende mate een vakgebied van psychologen
- 1967: oprichting International Neuropsychological Society
- 1976, eerste editie Neuropsychological Assessment, Lezak
- Vanaf 1980: locatie van hersenbeschadiging kan worden vastgelegd
- 1970 Nederlandse Vereniging voor Neuropsychologie
1
,2
,Beeldvorming:
- Neuropsychologisch onderzoek belangrijk om de gevolgen van de hersenbeschadiging in kaart te
brengen
- Geen 1 op 1 relatie: Een beschadiging in een hersengebied hoeft niet per se uitval van de
bijbehorende functie aangeschreven te worden.
- Netwerkmodellen: Er ontstaat ook uitval als er een beschadiging is in de een hersengebied,
waardoor ook achterliggende gebieden minder goed kunnen functioneren
Luria: integratie van zowel holistische als lokalisatie theorieën. Hersenen zijn als geheel
verantwoordelijk voor gedrag, maar er zijn wel gelokaliseerde deelfuncties te onderscheiden
Huidige neuropsychologie:
- Individuele patiënt is een n=1 studie
- Breed werkveld
- Betrokken bij zorg (diagnostiek, indicatiestelling, behandeling) en wetenschappelijk onderzoek
Onderzoek
N=1: wetenschappelijke methode toepassen op het individu
- Hypotheses formuleren: medisch dossier. Wat verwacht je van het cognitief functioneren
- Literatuur review
- Studie design: opstellen testbatterij. Welke testen wil je gebruiken voor het in kaart brengen van
de cognitieve functioneren en het verwerpen/bevestigen van vooropgestelde hypotheses
- Data verzameling testonderzoek afnemen
- Conclusie
Neuropsychologisch onderzoek:
- Meer dan alleen testonderzoek!
- Hypothese toetsende diagnostische cyclus
o Vraagstelling > Dossieronderzoek > Hypotheses > Anamnese/heteroanamnese >
Testonderzoek > Observaties > Conclusies > Adviezen
Stoorfactoren:
- Beinvloeden de testprestatie, vallen niet binnen meetpretentie van de test
- Visusproblemen, gehoor problemen
- Pijnklachten
- Vermoeidheid
- Spanning
Behandeling: houd altijd rekening met kenmerken van de specifieke patiënt (hersenletsel, cognitief
profiel) bij het uitkiezen van een behandeling
- Altijd rekening houdend met kenmerken van de specifieke patiënt (hersenletsel, cognitief profiel)
o Psycho-educatie
o Cognitieve gedragstherapie
o Relatie en systeemtherapie
o Acceptance and committment therapie (ACT)
o Errorless learning: meestal wordt leren gedaan middels trial and error. Bij
geheugenproblemen gaan de errors infereren met het leren. Bij deze behandeling worden
errors dus voorkomen tijdens het leerproces om dit te voorkomen
3
, 2. Methoden, beeldvorming, plasticiteit
Proberen gedrag te vangen in iets dat te begrijpen is (gedrag, motivatie)
Methoden zorgen dat je kan kijken naar hersenautonomie en vervolgens naar plasticiteit ook
andersom
Methoden
Hebt goede modellen en theorieën nodig om de hersenen te begrijpen
- manier van wetenschappelijke statistiek is altijd cruciaal
De psycholoog kan een perspectief aannemen, kunt een probleem vanuit verschillende standpunten
behandelen (kan het verschil maken) maakt het verschil tussen een ‘gewoon’ persoon bij een
gesprek
- de methoden die je als psycholoog hebt aangeleerd maken het verschil
Hypotheses spelen cruciale rol: het toetsen en evalueren van de hypothese, is ook wat je doet als je
een patiënt voor je hebt hypothese is het begin van een testtraject
- kunt aan de hand van een hypothese duidelijker redeneren (over een diagnose)
Inductief redeneren: observatie data verzamelen patroon herkennen hypothese formuleren
hypothese testen generalisering
Deductief redeneren: theorie bedacht hypothese formuleren observeren of analyseren
hypothese verwerpen of accepteren
Type I fout: onjuist de H0 verwerpen, fout positief
Type II fout: onjuist H0 niet verwerpen, fout negatief
Operationaliseren
Geen enkele taak/experiment meet precies het gene dat je wilt meten
- task impurity: taak meet altijd meer bewust zijn of het resultaat wel is gekomen door waar je in
geïnteresseerd was
Ethiek: informed consent, METC, AVG (over personen, vervalt als persoon overlijdt), WMO & GCP
- rekening houden met of de patiënt nog wel in staat is om logisch na te denken
- eerst goed keuring Medische Ethische Toetsings Commisie (METC) of andere instelling
4