College 1
1. De structuur van een strafbepaling
Artikel 1 Wetboek van Strafrecht
- Lex scripta
- Je mag alleen worden gestraft voor iets wat in een wettelijke strafbepaling staat
- Verbod van terugwerkende kracht
- Je mag niet worden veroordeeld voor een handeling die nog niet verboden was op
het ogenblik waarop die plaatsvond.
- Verbod van analogie
- Gevallen die lijken op een bestaande strafbepaling mogen niet als die worden
gekwalificeerd
- Bepaaldheidsgebod / Lex certa
- Het moet een duidelijk omschreven wet zijn waarvoor iemand wordt gestraft
Structuur van een strafbaar feit
Strafbepalingen zijn meestal op te delen in de volgende onderdelen:
1. De Delictsomschrijving
• D.o. bestaande uit de bestanddelen – ofwel de rechtsvoorwaarden zoals bij PBV1A
• De omschrijving van het strafbaar gestelde gedrag
2. De kwalificatie
• De naam van het feit
3. De strafmaat
• De maximaal op te leggen straf
Voorbeeld: 287 Sr
hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan doodslag, gestraft met
een gevangenisstraf van ten hoogste 15 jaren of een geldboete van de vijfde categorie.
de delictsomschrijving
de kwalificatie
de strafmaat
Veel strafbepalingen in het Wetboek van Strafrecht zijn onder te verdelen in de volgende onderdelen.
1.1 De delictsomschrijving (bestanddelen)
Dit is de omschrijving van het gedrag dat wordt strafbaar gesteld. De delictsomschrijving begint in het
algemeen met de woorden ‘hij die’ en loopt door tot de woorden, “wordt, als schuldig aan…”
Artikel 287 Sr kent bijvoorbeeld de volgende bestanddelen:
- Een ander
- Opzettelijk
- Van het leven
- Beroven
1.2 De kwalificatie (naam van het feit)
Dit is de naam die de wetgever aan het feit geeft. Zie wederom artikel 287 Sr. Als iemand een ander
opzettelijk van het leven heeft beroofd, dan noemen we dat: ‘doodslag’. Dit blijkt uit de woorden na,
“wordt als schuldig aan” (…). Andere kwalificaties vinden we bijvoorbeeld in artikel 310 Sr (diefstal),
artikel 321 Sr (verduistering) en artikel 289 Sr (moord).
,1.3 De strafmaat
De strafmaat komt in de strafbepaling meestal na de kwalificatie. In de strafbepaling staat slechts
aangegeven wat de maximale vrijheidsstraf (gevangenisstraf of hechtenis) en de maximale geldboete
(in categorieën) is. Dit wil niet zeggen dat dit de enige op te leggen straffen zijn. In het algemeen zijn
de mogelijke straffen te vinden in artikel 9 Sr. Let op dat ook combinaties van straffen mogelijk zijn
(zie bijv. art. 9 lid 3 waarin de combinatie van een geldboete en een vrijheidsstraf wordt mogelijk
gemaakt). Daarnaast kunnen ook in bijzondere wetten strafsoorten worden geschapen (zie bijv. de
ontzegging van de rijbevoegdheid in art. 179 en 179a WVW).
NB: Niet in alle strafbepalingen valt een onderscheid te maken tussen de delictsomschrijving en de
kwalificatie. Zie bijvoorbeeld artikel 300 lid 1 Sr. Hierin vinden we slechts één bestanddeel waarin
tevens de naam van het feit (de kwalificatie) is opgenomen, namelijk ‘mishandeling’. Dit bestanddeel
is in de jurisprudentie nader uitgelegd als: ‘opzettelijk een ander pijn of letsel toebrengen’.
2. Voorwaarden voor strafbaarheid; bestanddelen en elementen
Bestanddelen en elementen zijn voorwaarden voor strafbaarheid. Bestanddelen zijn opgenomen in
de delictsomschrijving. Het zijn geschreven voorwaarden voor strafbaarheid. Elementen zijn
ongeschreven voorwaarden voor strafbaarheid.
2.1 Bestanddelen
De geschreven vereisten voor strafbaarheid noemen we bestanddelen. Deze bestanddelen staan in
de wettekst.
Bestanddelen:
o Geschreven voorwaarden voor strafbaarheid;
o Opgenomen in de d.o.;
o moeten allemaal door de OvJ worden bewezen.
Voorbeeld: 287 Sr
hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan doodslag, gestraft met een
gevangenisstraf van ten hoogste 15 jaren of een geldboete van de vijfde categorie.
2.2 Elementen
Elementen
o Wederrechtelijkheid en Schuld;
o Ongeschreven voorwaarden voor strafbaarheid;
o niet (altijd) opgenomen in de d.o.;
Dus meestal niet bij vraag 1 van art. 350 Sv behandeld
Meestal aan de orde bij vraag 3 van art. 350 Sv
o als alle bestanddelen zijn bewezen worden de elementen verondersteld aanwezig te
zijn (hoofdregel);
Uitzondering: Strafuitsluitingsgronden (lesweek 5)
• Rechtvaardigingsgrond neemt wederrechtelijkheid weg
• Schulduitsluitingsgrond neemt de verwijtbaarheid weg
Als is voldaan aan de geschreven vereisten voor strafbaarheid (de bestanddelen) staat nog niet vast
dat de verdachte ook daadwerkelijk kan worden gestraft. Het (in beginsel) strafbare feit kan zijn
begaan onder uitzonderlijke omstandigheden waardoor verdachte toch niet kan worden gestraft.
Denk aan het handelen ter zelfverdediging of door een geestelijk gestoorde verdachte. Daarom moet
, ook nog worden voldaan aan de ongeschreven voorwaarden voor strafbaarheid, de zogenaamde
elementen.
Elementen staan niet in de delictsomschrijving, maar zijn zoals gezegd ongeschreven voorwaarden
voor strafbaarheid. Er zijn twee elementen, te weten wederrechtelijkheid en schuld (in de betekenis
van ‘verwijtbaarheid’).
Deze elementen worden - als de bestanddelen zijn vervuld – voorondersteld aanwezig te zijn. Dit is de
hoofdregel. Als de bestanddelen zijn vervuld dan heeft de verdachte in beginsel wederrechtelijk en
verwijtbaar (met schuld) gehandeld. In uitzonderingssituaties kunnen deze elementen ontbreken.
Deze uitzondering doet zich voor, wanneer de verdachte zich met succes kan beroepen op een
strafuitsluitingsgrond.
In dat geval kan de tenlastelegging wel worden bewezen (verdachte zal dus niet worden
vrijgesproken), maar is verdachte niet strafbaar, omdat een element ontbreekt. De rechter zal
verdachte moeten ontslaan van alle rechtsvervolging (o.v.a.r., zie art. 352 lid 2 Sv).
De twee elementen, wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid, worden hieronder kort besproken:
2.3 Wederrechtelijk als element (in strijd met het recht)
Het vereiste van wederrechtelijkheid betekent dat het gedrag in strijd moet zijn met het recht. Let op,
het begrip recht is ruimer dan wet. Het recht omvat ook de jurisprudentie en het ongeschreven recht.
Een gedraging is niet wederrechtelijk wanneer deze niet in strijd is met het recht. Anders gezegd, het
is niet wederrechtelijk wanneer het recht zegt dat dit gedrag is toegestaan. Zo kan het zijn dat een
gedraging waarvan in artikel 300 lid 1 Sr (mishandeling) staat dat dit strafbaar is, toch is toegestaan
omdat verdachte bijvoorbeeld handelde uit noodweer (art. 41 lid 1 Sr). Onder bepaalde
omstandigheden mag iemand zich verdedigen, zelfs wanneer hij daarbij een ander opzettelijk pijn of
letsel toebrengt (mishandelt). Wederrechtelijk betekent dus op zijn eenvoudigst gezegd: ‘dat mag
niet’. Als een gedraging is gerechtvaardigd, dan ‘mag dit’, dan is het dus niet in strijd met het recht en
dus niet wederrechtelijk. De rechter zal verdachte in dat geval ontslaan van alle rechtsvervolging
wegens het ontbreken van het element wederrechtelijkheid.
2.4 Schuld als element (verwijtbaarheid)
Schuld als ongeschreven voorwaarde voor strafbaarheid (element) heeft het de betekenis van
‘verwijtbaarheid’. Kan de dader worden verweten dat hij een strafbaar feit heeft begaan? We kennen
in het strafrecht het beginsel ‘geen straf zonder schuld’. Hiermee wordt bedoeld dat niemand
veroordeeld mag worden als hem geen enkel verwijt kan worden gemaakt.
Als een zwaar gestoorde psychopaat een ander mishandelt doordat hij niet in staat is zijn
waanzinnige woedeaanvallen in toom te houden, dan is zijn gedrag uiteraard niet gerechtvaardigd.
Ook een gestoorde mag geen mensen mishandelen. De volgende vraag is dan, of de verdachte een
verwijt kan worden gemaakt. Wanneer hij door zijn geestelijke stoornis niet in staat is om zich anders
te gedragen, dan kan hem geen verwijt worden gemaakt van zijn gedrag. In dat geval zal de rechter
hem dus ontslaan van alle rechtsvervolging wegens het ontbreken van het element schuld
(verwijtbaarheid).
Let op! Schuld en wederrechtelijkheid zijn soms bestanddelen!
Soms staan de woorden ‘wederrechtelijk’ (zie bijv. art. 350 Sr) en ‘schuld (zie bijv. art. 307 Sr) in de
delictsomschrijving. In dat geval zijn het geen ongeschreven, maar geschreven voorwaarden voor
strafbaarheid. Het zijn in dat geval dus bestanddelen. Deze zullen dus, net als alle andere
bestanddelen, in de tenlastelegging moeten worden opgenomen en worden bewezen. Lukt dat niet –
bijvoorbeeld door een geslaagd beroep op een strafuitsluitingsgrond - dan volgt een vrijspraak.