Samenvatting Introducing Second Language Acquisition:
perspectives and practices
Hoofdstuk 1: Introduction
FLA = First Language Acquisition = eerste taalverwerving = het leren van je moedertaal.
SLA = Second Language Acquisition = tweede taalverwerving = het leren van een taal na
het leren van de eerste/moedertaal.
Bilingual first language acquisition = tegelijkertijd twee talen leren.
Een religieus verhaal over hoe verschillende talen zijn ontstaan, genaamd het Bijbelse
verhaal van Babel = heel vroeger spraken de bewoners van de wereld één en dezelfde
taal. De inwoners van een stad wilden een toren bouwen zo hoog als de hemel. God
wilde dit niet en maakte en eind hieraan door ervoor te zorgen dat de inwoners niet
meer dezelfde taal spraken en elkaar dus niet meer konden verstaan. Zo zijn er
meerdere talen ontstaan.
Communiceren is belangrijk. Er zijn heel veel redenen om een taal te leren, bijvoorbeeld
om je horizon te verbreden, een nieuwe baan te kunnen vinden, emigratie, studie, etc.
Door alle elektronische mogelijkheden van de huidige tijd en het makkelijk kunnen
reizen over de hele wereld is er een toename gekomen in het verwerven van een tweede
taal.
Het doel van dit boek is om een ‘overview’ te geven van de hoofdconcepten, belangrijke
zaken en debatten die komen kijken bij het verwerven van een tweede taal.
Second language acquisition = de te leren taal (de target language) is de dominante
taal in de omgeving (vb. Engels leren in de VS).
Foreign langauge acquistion = de te leren taal (de target language) is niet de
dominante taal in de omgeving (vb. Engels leren in NL).
In dit boek wordt vooral gesproken over SLA, maar wel inclusief de ForeignLA. Er wordt
pas onderscheid gemaakt tussen deze twee wanneer dat belangrijk is in een bepaalde
omstandigheid. Daarnaast lijkt het alsof het alleen maar gaat om het leren van een
tweede taal. Echter wordt hier ook wel een derde, vierde, etc. taal mee bedoeld. Vaak
wordt dit multilingualism genoemd.
Hoofdstuk 2: First language acquistion
§2.0 Chapter overview
De term SLA suggereert dat de FLA al verwerft is. Om de SLA beter te begrijpen is het
van belang dat je ook wat weet over de FLA.
§2.1 From sound to word
Baby’s communiceren ook. Nog niet via taal, maar wel via bijvoorbeeld huilen of
gebaren. In een relatief korte periode gaan kinderen van geen (tenminste, ze kunnen nog
niet praten, ze kunnen al wel onderscheid maken tussen letters of woorden) taal naar
wel taal. De omgeving bepaalt welke taal een kind verwerft. Het kind hoeft niet
aangespoord te worden om een taal te leren, een kind leert het vanzelf wanneer het
1
, lichaam hier klaar voor is (het spraakinstrument moet bijvoorbeeld wel ontwikkeld
zijn).
Baby’s zijn nog niet in staat te praten. Toch kunnen baby’s ons veel duidelijk maken,
waaronder over de taal. Dit kan bijvoorbeeld door de HAS = High Amplitude Sucking =
aan de manier van zuigen (aan een speentje) kan worden gezien of baby’s
veranderingen opmerken bij taal, of dat ze een bepaalde voorkeur hebben, etc. Baby’s
hebben bepaalde voorkeuren:
- Spraakgeluiden (en minder andere geluiden), bij voorkeur die van de moeder
- Kijken naar de mond tijdens het spreken
- Kinderen hebben het vermogen te kunnen discrimineren, ook in andere talen,
later neemt dit af. Bijvoorbeeld: een baby in Japan hoort het verschil tussen de ‘r’
en de ‘l’, terwijl een ouder Japans persoon dit onderscheid niet meer hoort. Dit
komt omdat dit onderscheid in de omgeving (in dit geval Japan) van de oudere
niet meer wordt gemaakt.
- Ondanks de culturele en geografische verschillen ondergaan kinderen dezelfde
fases bij de taalontwikkeling. Er is natuurlijk wel individuele variatie mogelijk,
maar er is gemiddeld genomen een patroon te zien. Een voorbeeld van zo’n fase
is het brabbelen (vb. ‘babababa’). Er is een onderscheid tussen reduplicated
babbling en nonreduplicated babbling. Reduplicated babbling = een constante
herhaling van consonanten en vocalen (CV), bijvoorbeeld ‘babababa’.
Nonreduplicated babbling = variatie in het gebruik van CV, bijvoorbeeld
‘bagaduba’. Dove kinderen doen dit ook. Ze worden klaargestoomd om taal te
verwerven.
Holophrastic stage = fase van eerste woordjes leren. Vaak geven deze woordjes een
naam aan objecten, zoals ‘mama’, ‘papa’, ‘kat’, ‘sap’, etc. Kinderen beginnen vaak met
zelfstandig naamwoorden als eerste woordjes, gevolgd door werkwoorden/actie
woorden (‘go’, ‘up’, etc.), modifiers (‘big’, ‘fast’) en sociale woorden (‘hi’, ‘doei’).
Overextension = alle viervoeters worden ‘kat’ genoemd.
Underextension = alleen je eigen hond heet ‘hond’, de overige honden worden ‘dier’
genoemd.
§2.2 From word to sentence
Maand Kenmerk
4-6 maanden Babbelen
6-8 maanden Het spelen met vocalen (hoge en lage
klanken), eerst komt reduplicated
babbling en later pas nonreducpliacted
babbling
8-12 maanden Eerste woordjes
18 maanden Tweewoord-zinnen
Er zijn een aantal fases die een kind doorloopt:
- Two-word stage = ‘Mama sap’, ‘papa bed’.
2