Kennistoets OWE 8 (IVZ-KT) - Begrippen a.d.h.v. toetsstof
Theorie A&F
Neurologie voor verpleegkundigen
Zenuwstelsel, MS - Hoofdstuk 8, 21.2, 21.3, 24, 25.2, 25.7 en 16.
Parkinson - Hoofdstuk 17.1.
Bewustzijn, dementie - Hoofdstuk 2.3.1 en 18.
Anatomie en fysiologie
Zenuwstelsel - Hoofdstuk 12.
Motorisch stelsel - Hoofdstuk 4 (figuur 4.1 t/m 4.8 en tabel 4.1 en 4.2) en 14.
Ademhaling - Hoofdstuk 9 Ademhalingsstelsel.
Pathologie voor verpleegkundigen
Zenuwstelsel, MS, bewegingsapparaat - Hoofdstuk 13.1 t/m 13.1.5, 13.4.7 (MS) en 13.5.
Parkinson - Bladzijde 362.
Neurocognitieve stoornissen, dementie - Hoofdstuk 14.12.2;
Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen, autisme - Hoofdstuk 14.13, 14.13.2.
COPD, longkanker - 8.5.3 en 8.5.4.
Leerboek interne geneeskunde
Geriatrie - Hoofdstuk 23.
Interne geneeskunde
Ademhaling - Hoofdstuk 7.1 t/m 7.5 en 7.7.
Inleiding in de gerontologie en geriatrie
Bewegingsapparaat, parkinsonisme - Hoofdstuk 4 en 9.
COPD - Hoofdstuk 6.
Handboek geriatrie
Oudere mens, kwetsbaarheid - Hoofdstuk 2 en 4.
Psychiatrie voor verpleegkundigen
Neurocognitieve stoornissen, autisme - Hoofdstuk 11 en 4.
Oncologie: handboek voor verpleegkundigen en andere hulpverleners
Pulmonale oncologie - Hoofdstuk 22.
,Begrippen A&F
Zenuwstelsel
ABCD: Cerebrum, grote hersenen.
A: Frontale kwab, voorhoofdskwab.
B: Pariëtale kwab, wandbeenkwab.
C: Temporale kwab, slaapkwab.
D: Occipitaalkwab, achterhoofdskwab.
1: Corpus callosum, hersenbalk (commissuur om informatie uit te wisselen).
2: Thalamus.
3: Optisch chiasma.
4: Hypothalamus.
5: Hypofyse.
6: Mamillaire lichamen.
7: Pons met daarboven de hippocampus met daaraan de amygdala.
8: Medulla oblongata, verlengde merg.
578: Hersenstam met de mesencephalon (middenhersenen).
9: Ruggenmerg.
10: Cerebellum, kleine hersenen.
11: Epifyse, pijnappelklier (produceert melatonine).
Truncus cerebri: hersenstam. De hersenstam verbindt de grote hersenen met de kleine
hersenen en het ruggenmerg en in dit gebied ontspringen de hersenzenuwen. De
hersenstam is verantwoordelijk voor een aantal basisfuncties: het regelen van temperatuur,
ademhaling, hartslag, bloeddruk, spijsvertering, oogbewegingen, plassen, horen, proeven,
kauwen, slikken en het voelen van beweging en zwaartekracht. Bij een beroerte of
aandoening in de hersenstam is de kans op overlijden groot, want de hersenstamcellen
krijgen onvoldoende zuurstof en sterven af. Deze belangrijke functies kunnen dan niet meer
(goed) uitgevoerd worden.
Mesencephalon: middenhersenen, het bovenste deel van de hersenstam. De
middenhersenen zijn betrokken bij de regulatie van
, zintuiglijke en motorische functies. Tevens worden hier visuele en auditieve reflexen
gecoördineerd. Een specifiek deel zorgt voor volledig defensieve reacties. Beschadigingen
van de middenhersenen veranderingen in verdedigingsreacties tot gevolg hebben. Daarbij
bevinden zich hier de nucleus ruber (rode kern) en de substantia nigra (zwarte stof),
schakelcentra in de extrapiramidale banen.
Medulla oblongata: verlengde merg. Uit het verlengde merg ontspringen de meeste
hersenzenuwen. Het bevat de piramidebanen met de piramidekruising (decussatio
pyramidum, op de overgang met ruggenmerg) en de olijfkern (oliva, voor gehoor en
evenwicht). Er zijn ook functionele centra aanwezig, zoals centra die betrokken zijn bij het
circulatiestelsel, het temperatuurregulatiecentrum en het braakcentrum.
Cerebellum: de kleine hersenen met twee hemisferen en de cortex cerebelli (met gyri en
sulci). Het cerebellum is betrokken bij de voortbeweging en bij het bewaren van het
evenwicht (niet samentrekken van spieren). Het houdt in de gaten of het doel van bepaalde
bewegingen bereikt wordt en zorgt eventueel voor aanpassing van bewegingen. Door een
beschadiging van de kleine hersenen worden bewegingen veel minder gecoördineerd, met
ataxie. De kleine hersenen zijn ook betrokken bij leren buiten het bewustzijn, merkbaar in
het gedrag. Ook spelen de kleine hersenen een rol bij taal en bij het werkgeheugen.
Cerebrum: telencephalon, grote hersenen. De grote hersenen vormen het domein van
gedachten, gevoelens, bewuste functies en bewegen. De aan- en bijsturing van complexe
bewegingen start in het cerebrum. Het heeft verschillende schorsgebieden met een
specifieke functie, zoals primaire en secundaire visuele schors, smaak cortex, olfactorische
cortex, wernick centrum, associatieve schorsgebieden en prefrontale cortex.
De frontale kwab (lobus frontalis) is verantwoordelijk voor het menselijke zelfbewustzijn.
De pariëtale (parietalis) kwab is betrokken bij zintuiglijke en cognitieve functies, zoals
aandacht, ruimtelijk inzicht, lezen en rekenen.
De temporale (temporalis) kwab is betrokken bij het gehoor, verbale geheugen, taalfuncties
en visuele herkenning.
De occipitaalkwab (occipitalis) is betrokken bij visuele informatie.
Primaire schorsgebieden: primaire motorische schors stuurt
bewegingsspieren van je lichaam aan. Signaleert visueel, akoestisch en
tactiel.
Secundaire schorsgebieden: herkent visueel, akoestisch en tactiel.
Motorische homunculus:
Brocacentrum: in frontale kwab, motorisch spraakcentrum. Beschadiging
kan leiden tot motorische afasie.
Wernickecentrum: sensorisch spraakcentrum, begrijpen van taal.
Beschadiging kan leiden tot sensorische afasie of dyslexie. Overgang
gyrus temporalis superior in pariëtale kwab.
Limbische systeem: een ringvormig systeem van hersendelen met complexe
zenuwverbindingen. Onder de invloed van dit systeem ontstaan emoties. Het betreft bewust
gedrag en onbewuste lichamelijke reacties, zoals verandering van hartslag, bloeddruk,
ademhaling, doorbloeding van de huid en zweetproductie.
Hippocampus: speelt een belangrijke rol bij de opslag van informatie in het geheugen, de
ruimtelijke oriëntatie en het controleren van gedrag dat van belang is voor de overleving.