Probleem 1
1. Op basis van welke factoren kunnen criminele carrières onderscheiden worden?
2. Welke factoren spelen mee in de ontwikkeling (verklaringen begin, doorgaan, stoppen) van
criminele carrières? (persistente daders; adolescent limited, etc.)
Literatuur
Donker, Slotboom (2015) 111-130
Van koppen, Van der Geest, Kleemans (2017)
Moffit (1993) 674-701
Sampson en Laub (2003) 556-592
Tollenaar en Van der Laan (2013) 11-16
Op basis van welke factoren kunnen criminele carrières
onderscheiden worden?
Tollenaar en Van der Laan
In de studie wordt onderzocht of veelplegers zich al dan niet specialiseren in bepaalde typen
misdrijven waarvoor ze met justitie in aanraking komen. Tevens: in hoeverre switchen ze tussen
typen misdrijven en zijn daar bepaalde patronen in te herkennen en zijn er subtypen binnen de groep
van zeer actieve veelplegers (ZAVP’s) met vergelijkbare criminele-carrièrepatronen?
Waarom vraag naar specialisatie of veelzijdigheid interessant?
1. Inzicht hierin kan het beleid ten aanzien van deze groep verbeteren door het inzetten van
selectieve interventies:
a. Als veelplegers veelzijdig zijn in hun delictpatroon, is het te verwachten dat de
oorzaak van het ene type delict vergelijkbaar is met die van het andere type delict
algemene interventies ongeacht het gepleegde misdrijf gepast.
b. Indien er juist sprake is van specialisatie dan is het denkbaar dat er verschillen zijn in
achterliggende oorzaken tussen de verschillende groepen veelplegers gerichte
interventies.
2. Inzicht in de mate van specialisatie kan behulpzaam zijn bij opsporing van daders en kan de
risico-inschattingen van het herhalingsgedrag nauwkeuriger maken. Voorspelbare patronen
in de aard van de in het verleden gepleegde delicten zouden de kans op herhalingsgedrag
van soortgelijke patronen in de toekomst kunnen versterken.
Methode
Gericht op zeer actieve volwassen veelplegers (ZAVP’s), a.d.h.v. HKS-gegevens,
insluitingsgegevens, reclasseringsgegevens, RISc en strafrechtelijke gegevens.
We onderzochten de patronen in de misdrijven zoals deze zijn geregistreerd in strafrechtelijke
dagvaardingen. De misdrijven zijn per persoon gesorteerd naar pleegdatum per veelpleger een
patroon. In totaal 9 typen misdrijven onderscheiden.
Resultaten
Bij veelplegers op groepsniveau is er in beperkte mate sprake van specialisatie (staan bekend
om vermogensmisdrijven zonder geweld). Merendeel van de individuele ZAVP’s veelzijdig in
type misdrijven (vermogensmisdrijven zonder geweld, openbare-ordemisdrijven en
vernieling, verkeers- en geweldsmisdrijven). Soms specialisatie.
ZAVP’s switchen vaak tussen typen misdrijven waarvoor ze worden vervolgd.
1. De uiteindelijke verkeersveelplegers (6,9%): veelzijdig misdrijvenpatroon, naarmate
carrière vordert meer misdrijven, vaker verkeersdelicten. Beginnen relatief laat aan
carrière, mannelijke veelplegers uit kleine gemeenten, 1/3e heeft een baan,
, functioneren relatief goed, met uitzondering van het gebruik van alcohol
(problematisch).
2. De stereotype / continuerende vermogensveelplegers (20%): hoofdzakelijk
vermogensmisdrijven zonder geweld, maar wisselen regelmatig af met een ander
type misdrijf. Beginnen relatief laat en hebben een lange carrière. Problematisch op
het gebied van: verslaving, lichamelijke gezondheid en huisvesting. Velen zijn dakloos
en wonen in grote steden (junkies).
3. De snel steeds veelzijdiger wordende veelplegers (24,3%): veel
vermogensmisdrijven zonder geweld, maar ook vernielingen en openbare-
ordemisdrijven en geweld. Relatief kortste carrière, maar snelle aggregatie van
specialistisch naar veelzijdig. Vaak financiële problemen, relatief weinig verslaafden.
Laagste percentage autochtonen.
4. De langzaam steeds veelzijdiger wordende veelplegers (23,3%): lijkt op 2 en 3.
Aandeelvermogensmisdrijven zonder geweld is iets groter. Problematiek is
gemiddeld (professionals).
5. De blijvend agressieve veelplegers (25,5%): gericht op agressie gerelateerde
misdrijven, namelijk geweld en openbare-orde- en vernielingsmisdrijven. Hoogste
percentage niet-westerse allochtonen. Grootste psychische problematiek, wonen in
kleine gemeenten.
De subgroepen lieten verschillende patronen van specialisatie zien: sommige beginnen
specialistisch en worden later veelzijdig (3, 4, 5) en sommige andersom (1). Ook was er groep
veelplegers dat zich in hun carrière overwegend specialiseerde in vermogensmisdrijven
zonder geweld (2).
De subgroepen bleken ook op hun criminele achtergrond en probleemgebieden sterk van
elkaar te verschillen. Dit suggereert dat het goed mogelijk is om verschillende typen
veelplegers te vinden op basis van de misdrijfpatronen in hun justitiële criminele carrière.
Grootste aandeel: vermogensmisdrijven zonder geweld (meest voorkomend)
Gemiddelde sequentielengte van de veelplegers omvat 53 misdrijven
Zijn clusters van veelplegers met vergelijkbare sequentie
Kanttekeningen
Criminele carrières gebaseerd op strafzaken ondervertegenwoordiging (bij geweld minder
groot dan bij vernieling en openbare ordefeiten). Dit kan ervoor zorgen dat specialisatie
, binnen bepaalde delicttypen gemakkelijker of moeilijker is vast te stellen. Ook kan dit een
onderschatting van de diversiteit opleveren.
Conclusie
Het klassieke beeld van de veelpleger die bijna alleen maar vermogensdelicten zonder geweld pleegt
is verlaten steeds meer verkeersmisdrijven, geweldsdelicten en vernielingen openbare-
ordemisdrijven.
Veelplegers blijken in hun criminele carrière achtereenvolgens juist veel verschillende typen
misdrijven te plegen, hoewel er wel subgroepen zijn te onderscheiden die voorkeur hebben
voor bepaalde typen misdrijven. Binnen de totale groep zijn wel clusters van veelplegers aan te
wijzen die ‘favoriete’ typen misdrijven hebben, zoals verkeer, vermogen zonder geweld en agressie
gerelateerde feiten.
Van Koppen, van der Geest & Kleemans (2017) - Doorgroeiers in de misdaad. De criminele carrières
en achtergrondkenmerken van jonge daders van een zwaar delict
Dit artikel gaat in op de relatie tussen leeftijd en criminaliteit.
1. Welke criminele jongeren groeien door in de misdaad en welke criminele jongeren niet?
2. In welke opzichten verschillen hun criminele carrières?
Methode
Obv individuele gegevens uit het Herkenningsdienstsysteem worden 1041 jongeren (12-30 jaar) die
in 2000 voor het eerst verdacht werden van een zwaar delict (zware geweldsdelicten en overige
waarvoor max. gs van ten minste 9 jaar) in kaart gebracht.
In de analyse wordt gebruikgemaakt van het group-based trajectory-model (Nagin, 2005). Dit model
gaat na of er subgroepen binnen de groep verdachten te onderscheiden zijn, die een verschillende
criminele carrière volgen.
Resultaten
Vijf verschillende soorten daders
Sporadische daders (55%)
o Minst actieve groep (naast zware delict weinig andere delicten)
o Piek ontwikkelingstraject relatief laag
o Meeste delicten tijdens transitie naar volwassenheid: tijdens de vroege puberteit of
eind twintig (precies op het moment dat de andere een daling (AL, late stoppers) of
stijging (doorgroeiers, volwassen daders) laten zien
Adolescentie-gelimiteerde daders (AL) (13%)
o Gelimiteerd, lijkt op de age-crime curve.
, o Starten in vroege adolescentie (15 jaar), piek rond 16 jaar en stoppen ongeveer even
snel als dat ze begonnen zijn met criminaliteit.
o Minder delicten dat de late stoppers en doorgroeiers
Doorgroeiers (5%)
o Langzame opmars gedurende de puberteit en piek rond de 30 jaar. Ze zijn gemiddeld
19 jaar oud bij hun eerste politiecontact en laten een veelzijdig patroon van delicten
zien.
o Meteen vanaf de start van de puberteit plegen doorgroeiers gemiddeld meer
delicten dan sporadische daders en volwassen daders.
Late stoppers (18%) spiegelbeeld doorgroeiers
o Plegen veel delicten tijdens de adolescentie (15 jaar eerste delict), blijven relatief
lang hoogactief (voor hun 20e) en laten pas tijdens de vroege volwassenheid een
dalende trend zien.
o Fors aantal zware delicten, maar uiteindelijk minder delicten dan de doorgroeiers.
Volwassen daders (9%)
o Komt overeen met doorgroeiers, maar plegen op geen enkel moment gemiddeld
meer delicten dan hen.
o Startleeftijd 24 jaar, piek rond 26 jaar.
Wanneer delicten?
Doorgroeiers + volwassen daders: piek ligt later
AL + late stoppers: actief rond puberteit
Sporadisch: delicten tijdens de transitie naar volwassenheid
Doorgroeiers + volwassenen: meeste delicten tijdens 30 jaar
Wanneer zware delict?
Doorgroeiers: rond hun 20e eerste zware delict (start), pas later actief geworden (kan dit
gezien worden als een voorbode?)
Andere groepen: zware delict op hoogtepunt van de criminele carrière (piek), daarna is er
een afname.
HS 3 – Achtergrond- en gezinskenmerken van jonge daders vergelijken die op lange termijn
doorgroeiden in misdaad (doorgroeiers) en stoppers.
Stopper = wanneer zij gedurende een lange periode (vanaf 2005) geen nieuwe
politiecontacten had
Doorgroeier = in diezelfde periode verdacht van ten minste één zwaar delict