MODULE 2
Psychologie en gezondheid
, Boek Basisboek sociaal werk:
Hoofdstuk 17 De levensloop van de mens:
17.1 Sociale wetenschappen:
Er zijn een aantal sociale wetenschappen om een totaalbeeld te krijgen van de
ontwikkeling van de mens, namelijk:
- Psychologie: onderzoekt het gedrag en de ontwikkeling van de gezonde mens,
kijken ook naar neurologische processen
- Sociologie: kijkt naar omgang tussen mensen en hoe ze elkaar beïnvloeden
- Psychiatrie: hoort tot geneeskunde en houdt zich bezig met diagnosen en
behandeling
- Pedagogiek: Opvoeding en ontwikkeling
- Orthopedagogie: stoornissen in de ontwikkeling
- Antropologie: kijkt naar de mens zowel lichamelijk als cultureel
17.2 Ontwikkelingsaspecten:
De mens ontwikkelt zich op onder andere de volgende gebieden:
- Lichamelijk: hoe hou je je lichaam gezond en hoe ontwikkelt het lichaam
- Motorisch: bewegen en gebruik van de zintuigen
- Cognitief: ontwikkeling van het brein
- Sociaal emotioneel: gevoelens
- Seksueel: lustgevoelens
17.3 babytijd ( 0 tot 1 jaar )
Slaaptijd gebruik je om te groeien en je hersenen te ontwikkelen, indrukken verwerk
je veelal in je slaap.
In de baarmoeder zijn de spieren nog nauwelijks ontwikkeld omdat je in de
baarmoeder word gedragen door vruchtwater, hierom is het belangrijk om het hoofd
van een baby goed te ondersteunen. Motoriek ontwikkelt zich van boven naar
beneden, van dichtbij naar ver en van grof naar fijn
Er komen elke dag 100en nieuwe neuroverbindingen bij, leren gaat via de zintuigen
en voelen speelt een grote rol.
Assimilatie: het structureren van informatie
Accommodatie: het plaatsen van informatie in de juiste context
,In een veilige situatie hecht een baby zich aan de primaire verzorgers, zonder veilige
hechting is er een groter risico op ontwikkelingsstoornissen
Eenkennigheid: een baby wil alleen contact met degene die het dichtst bij hem staat
Orale fase:Baby’s ervaren genot en bevredigen lustgevoelens met hun mond, in deze
fase bevind en baby zich van 0 tot 1 jaar
17.4 dreumes ( 1 tot 2 jaar ):
Groei in de lengte neemt af en maakt plaats voor groei in de breedte. De zintuigen
ontwikkelen nu heel snel en je kunt dit stimuleren door te laten spelen met
verschillende structuren, slaap varieert nu per kind, naar behoefte, maar zonder slaap
natuurlijk geen groei.
Rond het eerste jaar zal een dreumes zijn eerste stapjes zetten, rond 2 jaar is een
dreumes meestal al volledig mobiel.
Een dreumes leert vooral door te doen, ook leert een kind dagelijks nieuwe woorden,
maar begrijpt al veel meer dan hij onder woorden kan brengen, dit kan de dreumes
erg frustreren
Sensomotorische ontwikkeling: leren onderscheid maken tussen jezelf en de wereld
Alles na doen wat hij ziet noemen we imitatie, ook gaat hij uitproberen wat het effect
is van zijn gedrag op zijn omgeving
De dreumes ontdekt dat hij een eigen geslacht heeft en gaat op onderzoek uit, leer de
dreumes nu ook dat hij dit niet zomaar overal kan doen
17.5 de peuter, 2 tot 4 jaar
Een peuter heeft een bolle buik, de eetlust neemt echter af en hij word kieskeuriger
met eten, een peuter ontwikkelt nu zijn voorkeur voor voedsel, ook is het melkgebit
nu volledig ontwikkeld, hou dus rekening met schadelijke suikers!
De grove motoriek speelt een belangrijke rol nu, door bewegen en dansen leert hij
zijn eigen lichaam kennen en zijn gevoel voor evenwicht te ontwikkelen, fijne
motoriek kun je oefenen met bijvoorbeeld puzzels.
Door het groeiende ik-besef ontdekt de peuter dat hij anderen kan beinvloeden, hij
kan nu vaak de aandacht opeisen, ook kan de peuter driftig reageren als hij zijn zin
niet krijgt, dit noemen we ook wel de koppigheidsfase, of zoals we hem kennen, ik
ben 2 en ik zeg nee.
, Freud noemde dit de anale fase, het kind leer de onrust van het moeten ophouden
van ontlasting en de lust van het kunnen laten gaan. Dit is oo het moment voor
zindelijkheidstraining.
De nieuwsgierige peuter kan nu ook gaan zoeken naar de verschillen tussen jongens
en meisjes.
De taalontwikkeling gaat nu heel snel, van ongeveer 250 naar 1500 woorden, de
peuter leert zich nu duidelijk te maken, dit noem je de differentiatiefase
Magisch denken: wanneer een kind nog geen onderscheid kan maken tussen
werkelijkheid en fantasie. Ingaan tegen deze fantasieën werkt vaan niet, de peuter
denkt dat jij het zelfde ziet, probeer mee te gaan en de monsters te verslaan
17.6 het jonge schoolkind, 4 tot 8 jaar
Dit is een gevoelige periode voor obesitas omdat het puppyvet nu verdwijnt en maakt
plaats voor spieren. Het melkgebit maakt nu ook plaats voor het definitieve gebit.
Het jonge schoolkind heeft veel energie en heeft moeite met stilzitten, in het begin
zijn de bewegingen nog niet heel erg doelgericht, langzaamaan gaat het kind wat
eleganter bewegen en dit stimuleert de concentratie, als kinderen weinig actief
spelen kan dit de ontwikkeling belemmeren.
Het jonge schoolkind gaat steeds meer plek maken voor realiteit ipv fantasie, en
steeds meer besef krijgen van oorzaak en gevolg. Wel zijn kinderen nog steeds
egocentrisch: het eigen denken van het kind staat centraal, het kind denkt hierdoor
dat hij de oorzaak is van alle gebeurtenissen. Deze fase noemen we ook wel de pre-
operationele fase
Nu het geweten is ontwikkeld weet het kind wat wel en niet mag, bij een te kort aan
positieve aandacht kan het kind ongehoorzaam zijn om toch aandacht te krijgen,
negatief gedrag kun je het beste negeren.
Ook ontwikkelt het kind in deze fase intensieve vriendschappen, imitatie speelt nog
steeds een belangrijke rol, een groep word nu steeds belangrijker voor hem en
groepsgedrag en rolverdeling worden duidelijker zichtbaar.
Kinderen van deze leeftijd gaan minder makkelijk om met bloot, het gevoel van
schaamte rondom seksualiteit maakt ook dat ze het roepen van vieze woorden ineens
erg spannend vinden.