Psychologie blok 1
Gezondheid.
De definitie van gezondheid volgens de WHO is: Een toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal
welbevinden.
Aan deze definities zitten een aantal nadelen. Hij is tamelijk idealistisch en is een stimulans tot
medicalisering.
Bio-psycho-sociaal model.
● Biologische factoren.
● Psychologische factoren.
● Sociale factoren.
Positief gezondheidsmodel (model van Huber)
Dit model laat zien wat een cliënt wel kan.
Dit model heeft zes dimensies:
● Lichaamsfuncties.
Medische feiten, medische waarnemingen, ervaren gezondheid, lichamelijk functioneren,
klachten en pijn, energie.
● Mentaal welbevinden -> vaak lager bij adolescenten.
Cognitief functioneren, emotionele toestand, eigenwaarden en zelfrespect, manageability,
zelfmanagement, resilience, comprehensibility.
● Kwaliteit van leven.
Kwaliteit van leven, geluk beleven, genieten, ervaren gezondheid, lekker in je vel zitten,
levenslust, balans.
● Zingeving.
Zingeving, doelen of idealen nastreven, toekomstperspectief, acceptatie.
● Sociaal-maatschappelijk functioneren.
Sociale en communicatieve vaardigheden, sociale contacten, betekenisvolle relaties,
geaccepteerd worden, maatschappelijk betrokkenheid, betekenisvol werk.
● Dagelijks functioneren.
Basis algemene dagelijkse levensverrichtingen, instrumentele adl, werkvermogen,
gezondheidsvaardigheden.
Adolescentie en pubertijd
De veranderingen in de puberteit nemen plaats volgens het bio-psychologisch model.
Sociaal emotionele ontwikkelingen bij adolescenten: Vrienden en leeftijdsgenoten worden belangrijker. Dit
betekent niet dat de ouders helemaal geen rol meer spelen.
Cognitieve ontwikkelingen: Adolescenten reageren vaker vanuit emotie. De frontale kwab is nog niet
volledig ontwikkeld. Ze leren in deze jaren formeel operationeel denken.
Formeel-operationeel denken: Abstract en complex denken. Niet meer egocentrisch denken. Hypothetisch
denken.
Metacognitie: Leren begrijpen hoe je zelf denkt.
, Moreel dilemma
Probleem/keuze.
Botsende waarden en belangen.
Ontwikkelingen en risicogedrag
Piaget heeft het over formeel-operationeel denken (staat hierboven). Door het gebrek aan metacognitie
van adolescenten nemen ze vaak deel aan risicogedrag. Ook horen de concepten Egocentrisme (denken
dat niemand meemaakt wat jij meemaakt) en imaginary audience bij dit begrip.
Meervoudige passage
1. Biologische drempel.
Als iemand biologisch volwassen is.
2. Juridische drempel.
Wanneer iemand legaal volwassen is.
3. Sociale drempel.
Wanneer iemand sociaal als volwassen wordt gezien, door bijvoorbeeld op kamers te gaan.
4. Economische drempel.
Op eigen benen staan en alles zelf kunnen betalen.
5. Culturele drempel.
Onafhankelijke keuzes bij de levensinrichting.
Rite de passage
● Preliminale fase - Seperatie
● Liminale fase - Initatie
● Postliminale fase – Transformatie
Pubers (Fase 5 van Erikson)
● Crisis.
● Experimenteren.
● Nieuwe balans maken/vinden.
Opvoedingsstijlen
Er zijn vier hoofdopvoedingsstijlen. Deze zijn ontwikkeld in de jaren 60.
● Autoritatief (democratisch).
● Autoritair.
● Permissief (toegeeflijk).
● Verwaarlozend (laissez-faire).