Les 3.1 – Inleiding
Bedrijfskunde
Vakgebied: management- en economische vraagstukken
Doel: Optimaal presteren van organisaties (toegepaste wetenschap)
Disciplines: bedrijfseconomie, economie, sociologie en psychologie
Thema’s: O.a. organisatiestrategie, bedrijfsprocessen, marketing en
ondernemingsfinanciering
Sociologie
Vakgebied: Studie naar hoe mensen samenleven
Doel: Onderzoek naar invloed van de sociale omgeving op gedrag van mensen
(kenniscreatie)
Disciplines: O.a. cultuursociologie, arbeidssociologie en onderwijssociologie
Thema’s: O.a. sociale verbanden, conflicten, ontstaan van normen en waarden en
machtspatronen
Psychologie
Vakgebied: Studie naar interne processen om gedrag te verklaren
Doel: Begrijpen hoe de mensen functioneren en waarom de mensen zo functioneren
(kenniscreatie)
Disciplines: O.a. experimentele psychologie, klinische psychologie, neuropsychologie
en ontwikkelingspsychologie
Thema’s: O.a. hersenfunctie (waarneming, tastzin), stoornissen, gedrag in
levensfasen persoonlijkheidsleer, drijfveerstudie
Historie A&O-psychologie
Oudste vorm van toegespaste bedrijfspsychologie is o.a. Taylorisme en het Scientific
Management
Hoe kunnen bedrijven optimaal functioneren?
Psychology as technology
O.a. taakontwerp (Taylor) en motivatie (Hawthorne)
Thema’s o.a.: Discipline, efficiëntie, motivatie, leiderschap
In ca. 1950 A&O-psychologie van managerial (werkgeversbelang) naar een
neutralere positie; accent op arbeid en organisatie
Thema’s o.a.: Werkbereidheid, werkomstandigheden, welzijn en gezondheid (stress)
Toepassing A&O-psychologie
Aandacht voor soft skills
Veel werken in teams
Toename van klantvriendelijkheid en klanttevredenheid als
beoordelingscriterium
Actuele vragen:
Hoe kunnen we de maatschappelijke participatie van diverse groepen in de
samenleving verhogen?
Hoe kunnen we ‘duurzame inzetbaarheid’ van mensen bereiken?
A&O psychologie is niet waarde neutraal, er zit geen waarde in. Je kan het inzetten
zodat je mensen kan manipuleren maar ook om te helpen. Er zit geen vaste waarde
aan verbonden.
Samenvattend
,- A&O-psychologie opereert in het spanningsveld tussen de belangen van de
werkgever en de werknemers, door te zoeken naar
o Manieren om organisaties optimaal te laten presteren;
o De invloed uit de sociale omgeving op het gedrag van mensen;
o Verklaringen voor gedrag uit interne processen (bij de mens)
, Les 3.2 – Wie ben ik?
Nurture vs. Nature
Nurture Sociale invloed. De invloed op het karakter kan komen door de sociale
groep waartoe we horen. Het is biologisch bepaald dat wij zoveel waarde hechten
aan de groep waarin wij leven. Mensen zijn kuddedieren, in je eentje ben je
kwetsbaarder.
De groep biedt veiligheid, duidelijkheid en je hoeft niet alles zelf te bedenken
Als je anders bent dan de groep, is de kans groot dat je wordt afgestoten.
Nature Hierbij gaat het om je DNA en je genen. Ook gaat het om een genetische
(erfelijke) code, bijvoorbeeld haar-en oogkleur, diabetes type 2, karakter (50%).
Bijvoorbeeld agressief, dominant, kieskeurig, gehoorzaam, praktisch,
oppervlakkig,
temperamentvol etc.
DNA/genen: Bouwt, onderhoud en breekt cellen af.
Sociale vergelijkingsmotieven
We verwerken de hele dag informatie, ook over onszelf.
Zelfverheffingsmotief We hechten meer waarde aan informatie die onze
zelfwaardering ten goede komt. Positieve opmerkingen onthouden en negatieve
wegstoppen. Jezelf vergelijken met iemand die het slechter doet dan jij, dit levert je
een goed gevoel op over jezelf (neerwaartse sociale vergelijking). Negatieve
informatie wordt omgebogen of weg gefilterd.
‘Above average effect’ of ‘Illusoire superioriteit’
‘Ik ben een betere chauffeur dan de gemiddelde chauffeur’
Zelf dienende attributies Verklaringen van eigen successen toeschrijven aan
interne factoren en verklaringen van eigen mislukkingen toeschrijven aan externe,
situationele factoren.
In deze toeschrijving maken we fouten zodat ons positieve zelfbeeld in stand blijft.
VB: Als je zakt voor je rijexamen heeft het te maken met het gladde wegdek of de
strenge examinator. En als je slaagt heb je het volledig aan jezelf te danken.
Consistentiemotief We hechten waarde aan informatie die overeenkomst met het
beeld dat we van onszelf hebben.
Feedback wordt zo geïnterpreteerd dat het zelfbeeld wordt bevestigd. VB:
Beoordelingsgesprek; we hebben de neiging om het positieve uit te vergroten en het
negatieve weg te filteren.
Ook hierbij kan sprake zijn van externe attributies; ‘Dat ik mijn doelstellingen niet heb
behaald komt door een collega die zijn zaken niet op orde had’.
Zelfverbeteringsmotief We streven ernaar onszelf te verbeteren en te ontwikkelen.
In het kader van de zelfverbetering; vraag feedback aan een collega die niet op je
lijkt en het niet met je eens is. Zoek iemand op van wie je het gevoel hebt: ik vind het
niet leuk om met jou erover te praten. Bereid je daarop voor. Lukt het om te luisteren,
dan wordt er veel geleerd dan alleen maar medestanders op te zoeken.