Inleiding in de Bedrijfskunde Literatuur Samenvatting
H1 The concept of Business in Context
Business in Context model:
Activities level: bedrijfsactiviteiten: innovatie, operations, marketing, human resource
management en finance & accounting
Strategic level: management & leiderschap, strategie en bedrijfsethiek
Organizational level: doelen, bedrijfscultuur, structuur, grootte en eigendom
Environmental level: economie, staat, technologie, werk, culturele en institutionele kaders
1. Systems approach: alle organisaties bestaan uit onderling afhankelijke delen die tot het
grote geheel behoren bestaand uit de inputs van buitenaf, interne processen en outputs
2. Contingency approach: organisaties kijken bij het creëren van een organisatorische
structuur naar de omgeving en passen zich hierop aan om tot de beste soort ‘fit’ te
komen (bezwaar hierop omdat bedrijven invloed op de omgeving kunnen uitoefenen)
H2 Organizational Aspects of Business
Doelen worden gecreëerd door organisaties om een richting te geven aan de activiteiten.
4 levels van doelen:
Visie: toekomstige oriëntatie van een organisatie, wat voor soort bedrijf het wil zijn
Missie: belangrijkste waarden, rol die het wil vervullen
Doelen: specifiekere doelen dan missie voor het geheel of groot deel van de organisatie
Objectieven: de activiteiten om de doelen te behalen
In een organisatie zijn er interest groups die hetzelfde doel hebben, waardoor ze gaan
samenwerken. Deze doelen worden gesteld aan de hand van informatie over bijvoorbeeld
concurrentie. Hierbij maken ze gebruik van bounded rationality. In de samenwerking van
deze interest groups is er een dominante coalitie die de procedures bepaalt om deze doelen
te bereiken. Hiertussen is niet altijd overeenstemming wat kan leiden tot onderlinge frictie.
Structuur omvat de organisatie van activiteiten om doelen te vervullen.
7 delen van structuur:
Hiërarchie: hoe tall of flat een organisatie is opgebouwd
Specialisatie: mate van specialisatie van structuur
Groepering: indeling van welke activiteiten samen moeten worden geplaatst
Regels, schema’s en systemen: hoe flexibel of vast procedures liggen
Andere zijn de integratie en controle van mechanismes, beloningen en
grensoverschrijdende activiteiten
De invloed op structuur komt vanuit de strategie (wederzijdse invloed), technologie, grootte,
omgeving, cultuur en interest groups.
5 vormen van structuur:
Functionele structuur: activiteiten worden gegroepeerd naar functionele specialisatie
Multidivisional structuur: organisatie opgedeeld in verschillende divisies die opereren als
eigen profit centres, kan naar geografische locatie of product of een combinatie hiervan,
in combinatie met een hoofdkantoor
Holding company: vaak gedaan na overname van andere bedrijven, meerdere bedrijven
die onder hetzelfde moederbedrijf vallen (Google & moeder bedrijf Alphabet)
Projectteams: voor dynamische omgevingen, tijdelijke teams gevormd voor bepaalde
activiteiten of projecten, gericht op behoeften van klant
Matrix structuur: 2 of meer dimensies van een bedrijf (bijv. product en locatie)
combineren door groepen met 2 of meer managers uit de dimensies
In een organisatie zien we vaak een combinatie van deze structuren terug.
Trends in organisatiestructuur
, Het opbreken van grote organisaties in kleinere delen in combinatie met een afname in
werknemers en managementniveaus (span of control) om de communicatie binnen het
bedrijf te bevorderen
Het bevorderen van flexibiliteit in organisaties door decentralisatie om beter in te spelen
op de behoeften van de klant
o Atkinson’s model met 3 soorten flexibiliteit: numeriek (aantal werknemers),
functioneel (werknemers kunnen verschillende functies) en financieel (flexibel zijn met
hoogte van loon)
o Sparrow & Marchington hebben hier als aanvulling op: temporele, geografische,
organisatorische en cognitieve flexibiliteit
Soorten eigenaarschap van bedrijven
Eenmanszaak: een persoon is de baas en hij huurt werknemers in, alle
verantwoordelijkheid en inkomsten zijn voor baas
Firma (VOF): partners die samen een bedrijf hebben, erin investeren etc. zonder
beperkte aansprakelijkheid
o Maatschap: een firma met een beperkte aansprakelijkheid
Vennootschappen: beide worden bestuurd door een raad van bestuur
o Naamloze vennootschap: organisatie waarvan aandelen te koop zijn voor publiek
o Besloten vennootschap: kleine tot middelgrote organisatie waarvan aandelen niet te
koop zijn
Publieke sector: openbare bedrijven vanuit een gemeente/land
Agency probleem = omdat het bedrijf wordt bestuurd door managers, maar wordt bezit door
aandeelhouders kunnen er problemen zijn tussen de belangen van deze 2 actoren
Grootte van bedrijven
Middelkleine bedrijven (MKB): flexibel en innovatief, gebrek aan kapitaal, hoge faalkans,
opereren in relatief kleine markten, eigenaar heeft veel invloed, niet geformaliseerd
o Kunnen ingedeeld worden op lifestyle firm (kleinschalig houden) of growth firm
(gemaakt om te groeien) of op familiebedrijf en non-familiebedrijf
Grote bedrijven: investeringsmogelijkheden, niet flexibel
Bedrijfscultuur = normen en waarden die heersen in een bedrijf waarmee het acceptabele
gedrag wordt bepaald, dit heeft invloed op bijvoorbeeld strategie
In grote bedrijven stelt het senior-management vaak richtlijnen op om een goede
bedrijfscultuur te creëren. Dit kan worden ondersteund door hierover te communiceren
naar de werknemers, het gebruiken van een bedrijfskleur of activiteiten te organiseren.
H3 Strategy
Strategie = manier waarop de lange-termijn doelen en objectieven van een bedrijf of
organisatie behaald moeten worden die rekening houdt met de omgeving, resources etc., het
zorgt voor controle vanuit het management en helpt met het maken van beslissingen
Corporatieve strategie: beslissingen over de organisatie als een geheel
Bedrijfsstrategie: beslissingen over specifieke producten of markten
Functionele strategie: beslissingen per soort activiteit van een bedrijf (activities level)
6 Benaderingen tot strategie