Mk geriatrie en oncologie
Les 1: inleiding geriatrie & het fysieke domein zintuigen, artrose, mobiliteit,
vallen
• Geriatrische patiënt = Iemand met een complex ziektebeeld, als gevolg van stoornissen op
lichamelijk, geestelijk en/of sociaal gebied waardoor zelfstandig functioneren en de kwaliteit
van het leven negatief beïnvloed wordt.
- Nadruk ligt op herstel en behoud van zelfredzaamheid.
- Geriatrie is belangrijk → want mensen worden steeds ouder door de betere
gezondheidszorg.
• Kenmerken geriatrische patiënt:
- Verwevenheid van medische-biologische, psychische en sociale factoren.
- Multimorbiditeit = meerdere aandoeningen zijn tegelijkertijd aanwezig.
- Polyfarmacie = gebruik van meerdere medicijnen tegelijkertijd.
- Atypische presentatie = symptomen/diagnose kan anders zijn (pijn bij een blaasontsteking
wordt bij ouderen niet gevoeld).
- Verminderde reservefunctie.
- Interindividuele variatie (verschillen tussen patiënten kunnen groter zijn).
• Afname reservecapaciteit bij geriatrische patiënt:
- Afname kwaliteit weefsels.
- Verminderde functie van organen.
- Verminderde capaciteit om te compenseren.
- Herstel is moeilijker na ziekte of herstel.
• Wat verandert bij veroudering:
- Cellen die niet goed functioneren worden bij ouderen minder snel vervangen. Weefsels
worden minder goed onderhouden. Er worden meer foutjes gemaakt bij celdeling. Als de
weefsels minder functioneren, gaan de organen ook minder goed functioneren.
- Spierweefsel wordt minder. Kraakbeenschijven slijten → ouderen worden kleiner (dus
minder energie nodig).
- De activiteit neemt af, bewegen gaat zwaarder.
- Minder mitochondriën, minder energie.
- De hoeveelheid water in het lichaam neemt af (van invloed op de hoeveelheid medicatie die
gegeven moet worden). Gevolgen: daling van de energiebehoefte en stofwisseling en een
verandering van het medicatie verdelingspatroon.
- Een geleidelijke afname van de gevoeligheid van het reuk en smaakzintuig.
- Een neiging tot verziendheid en cataractvorming in de ogen.
- Sarcopenie = snellere afbraak dan aanmaak van spieren bij het ouder worden, waardoor de
spierkracht afneemt en het fysiek functioneren achteruit gat. Om spieren en botten te
onderhouden moet je bewegen.
- Toenemende gehoorverlies.
• Lichaamssamenstelling verandert bij ouderen:
- Meer vetweefsel (niet altijd).
- Minder spierweefsel.
- Korter lichaamslengte (krimpen).
• Cascade breakdown = je begint met 1 aandoening (incontinentie) en deze veroorzaakt
allerlei andere aandoeningen → wat leidt tot de dood.
,- Incontinentie → schaamte → verlies van contacten → vereenzaming → depressie →
verwaarlozing → bedlegerigheid → decubitus → delier → algemeen verval → bijkomende
infectie → dood.
• Farmacologische effecten veroudering:
- Farmacokinetiek (= hoe het lichaam omgaat met het medicijn) → door veroudering ontstaat
een daling van de metaboliseringssnelheid door de lever en is er minder klaring door de nier.
- farmacodynamiek (= het effect van het medicijn op het lichaam) → doordat er bij ouderen
minder aangrijpingspunten zijn (minder receptoren aanwezig) zijn ouderen gevoeliger voor
medicatie met name bij medicatie die zijn aangrijpingspunt heeft op het CZS en het
cardiovasculaire systeem.
• Fysieke veranderingen van het ouder worden:
1) Het hart:
- De pompkracht van de hartspier neemt af. Het hart moet harder pompen en slijt meer.
Hierdoor zal het lichaam minder gemakkelijk van zuurstof worden voorzien.
- Wanden van het hart en de bloedvaten worden stugger en minder elastisch (vooral in de
linkerventrikel). Dit kan een nadelig effect hebben op de prikkelgeleiding, waardoor
geleidingsstoornissen (atriumfibrilleren) kunnen ontstaan.
2) Vaten:
- Vaatwanden verliezen veerkracht door een vermindering van glad spierweefsel en
arteriosclerose. Hierdoor komt er extra druk te liggen op de pompkracht van het hart en dat
kan gevolgen hebben voor de doorbloeding van organen (nieren).
- Systolische bloeddruk stijgt en diastolische bloeddruk daalt.
- Bloeddrukschommelingen bij houdingsveranderingen, doordat de baroreceptoren minder
effectief worden.
- Bloedvaten in de huid kunnen zich minder verwijden om overtollige warmte uit het lichaam
af te voeren (ook zweetklieren werken minder goed).
- Last van varices.
3) Centraal zenuwstelsel:
- Snelheid neemt af (reflexen, cognitieve vermogen) → door vermindering van de
zenuwgeleiding als gevolg van afname van de dikte van de myelineschede en doordat er
minder neurotransmitters zijn.
- Afname van acetylcholine → geheugenproblemen.
- Minder dopamine → minder snel kunnen plannen en afname van motorische flexibiliteit.
- Afname GABA → concentratieproblemen.
4) Prefrontaalkwab en neuronen:
- Neuronen in de prefrontaalkwab verouderen sneller. Dit leidt tot achteruitgang van de
executieve functies (werkgeheugen, besef, doelen stellen, planning, initiatief nemen,
onderdrukken van ongewenst of ongepast gedrag en het eigen gedrag in sociale situaties
kritisch beoordelen, het vermogen om van mening te veranderen en strategisch gedrag).
- Het vermogen om afleidende prikkels te onderdrukken vermindert, waardoor multitasken
lastig wordt.
5) Uitgekristalliseerde en vloeibare intelligentie:
- Uitgekristalliseerde intelligentie = de kennis en vaardigheden die gedurende het leven zijn
ontwikkeld.
- Vloeibare intelligentie = abstract redeneren en flexibiliteit in het denken.
- Verwerking, onthouden van nieuwe informatie en leren van nieuwe vaardigheden kost meer
moeite en tijd.
- Neuronenverlies in de substantia nigra → invloed om op latere leeftijd Parkinson te krijgen.
,- Neuronen in hypothalamus krimpen, hierdoor is de thermoregulatie minder sensitief
afgesteld.
6) Luchtwegen:
- Longen kunnen minder goed zuurstof op nemen → diffusie wordt minder door een kleiner
oppervlakte van het ademhalingsmembraan.
- Het aantal trilharen en de natuurlijke slijmvorming neemt af doordat het bronchusepitheel
geleidelijk atrofieert → grotere kans op luchtweginfecties.
- Spiermassa die een rol speelt bij ademhaling neemt af.
- Voorovergebogen houding leidt tot minder ruimte voor de longen om te kunnen uitzetten.
- Groter risico op luchtweginfecties.
- Minder efficiënte uitwisseling van zuurstof en co2 door een vermindering van capillairen
rondom de alveoli.
7) Spieren
- Spiermassa en spierkracht neemt af.
- Vanaf 30e levensjaar neemt productie van groeihormonen af.
- Ledematen zijn dunner, bewegingen zijn minder snel, soepel en vloeiend.
8) Steun en bindweefsel, botten en gewrichten:
- botten worden brozer en breken gemakkelijker → Botdichtheid neemt af.
- Calcium (nodig voor de stofwisseling) wordt onvoldoende in de darm opgenomen als gevolg
na een afname van de vit D concentratie.
- Degeneratie van het gewrichtskraakbeen → de gewrichten bewegen minder soepel.
- Vermindering van lichaamslengte.
9) Huid:
- Drogere huid, door verminderde talproductie, door verandering van de
hormoonhuishouding.
- Vochtgehalte van de huid neemt af.
- Schilfervorming, door xerose laten oppervlakkige hoorncellen los.
- Doorbloeding van de huid verminderd door een afname van de hoeveelheid capillairen.
- Vetlaag onder de dermis zal krimpen en verdwijnen. Hierdoor verdwijnt de natuurlijke
isolatielaag van het lichaam en de stootkussenfunctie van de huid.
- Huid is droger, minder elastisch, dunner en daardoor kwetsbaarder.
- De huid wordt bleker door vermindering van de cutane vascularisatie.
- Hypo en hyperpigmentatie kunnen ontstaan door het zonlicht.
10) Zintuigen:
- Zien, horen, proeven, ruiken en tasten zal verminderen, door de afname van zintuigcellen.
- Reuk en smaakverlies door afname van aantal receptoren in de smaakpapillen.
- Droge mond door verminderde speekselproductie.
- Vetafzetting in de corneawand van de ogen. De ooglens wordt stugger en minder helder.
- Door verminderde traanvochtproductie, zijn de ogen ontsteking gevoeliger.
- Voorste oogkamer kan kleineer worden, waardoor de oogdruk groter wordt.
- Nachtblindheid kan ontstaan, wat een gevolg is van retinadegeneratie.
- Oren krijgen te maken met het verlies van haarcellen, wat kan leiden tot duizeligheid en
presbyacusis (ouderdomslechthorendheid).
- De perceptie van hoge tonen gaat achteruit. Ook zachte tonen en het bepalen uit welke
richting het geluid komt, wordt lastiger.
- Presbyopie (ouderdomsslechtziendheid) ontstaat als gevolg van het minder elastisch worden
van de ooglens, waardoor deze minder bol kan worden gemaakt.
11) Oesofagus en maag:
- Maag rekt minder gemakkelijk door vermindering van elastische vezels.
, - Atrofie van het maagslijmvlies → verminderde aanmaak van intrinsic factor.
12) Darmen en lever:
- Verminderde absorptie → Door een afgenomen bloedtoevoer en verandering van de
absorberende bekleding van de darm.
- Calcium kan minder goed worden opgenomen door de dunne darm.
- Metabolisme verandert, waardoor de halfwaardetijd van medicatie kan verdubbelen.
13) Nieren:
- Bloedtoevoer van de nieren neemt af.
- Filtercapaciteit neemt af door een verkleining van de grootte en het aantal nefronen,
waardoor de totale omvang van de nieren 25 tot 34% kan afnemen. Afvalproducten kunnen
hierdoor minder goed worden uitgescheiden.
- Nieren zijn gevoeliger voor acute verstoringen .
14) Blaas:
- Blaasinhoud wordt kleiner, door verminderde elasticiteit van de blaasspieren.
- Urine kan niet lang worden opgehouden.
- Toename kans UWI → doordat de urethra bij vrouwen korter wordt en er gemakkelijker
urineresidu ontstaat.
- Vergroting van de prostaat, wat de afvloed van urine kan belemmeren.
15) Hormoonstelsel:
- Afname van productie van groeihormonen en testosteron → afname van spiermassa.
- Afname oestrogeen → kleiner worden van ovaria en uterus.
- Vagina wordt droger en minder elastisch, doordat het weefsel van de vagina atrofieert.
- Minder aanmaak insuline en lichaam reageert minder goed op insuline.
- Hoge glucosegehalte in het bloed door afname van spiermassa. Hierdoor kan diabetes type 2
ontstaan.
16) Lymfatisch systeem:
- Verminderde weerstand tegen infectieziekten.
- Toename auto-immuunziekten, doordat het lichaam meer moeite heeft om onderscheid te
maken tussen lichaamsvreemde en lichaamseigen stoffen.
17) Voordelen van ontwikkelde hersenen:
- Ouderen kunnen door levenservaring, beter een compenserend hersengebied inzetten voor
een taak dan jongeren.
- Myelinisatie van de circuits tussen het limbisch systeem en de prefrontale cortex neemt toe.
Dit verklaart waarom ouderen beter in staat zijn tot reflectie en minder moeite hebben met
het handhaven van een emotionele balans. Dit komt ook door levenservaring.
• Van de 65-plussers die met letsel op de SEH komen gaat het in 9 van de 10 keer om een
valincident. Valincidenten leiden vaak tot fracturen, hersenschade, en als gevolg hiervan tot
angst, pijn, bewegingsbeperkingen, isolement en een verminderd welbevinden.
- Ouderen met multimorbiditeit vallen het vaakst.
- ouderen vallen 3 x zo vaak in een ziekenhuisomgeving dan thuis.
• Vallen bij ouderen:
- Factoren die van invloed zijn op vallen: Balans, het uithoudingsvermogen, oriëntatie,
draagkracht steunweefsel, evenwicht, beperkingen in het geheugen, valangst (het
gangpatroon, de gangsnelheid en het stappatroon verandert).
- Na een val kunnen ouderen te kampen krijgen met fracturen, wonden, (subdurale)
hematomen en valangst.