Hoorcollege 1
Prehistorie
• Einde laatste ijstijd, begin van het holoceen (ca. 12000 jaar geleden)
• Tussen 8000-3500 v. Chr. > toename van ca. 1000 tot 10.000 inwoners
• Ca. 5500 v. Chr. > van mobiele groepen jagers en verzamelaars naar kleine sedentaire
boerengemeenschappen
• Vanaf 40oo tot 2800 v. Chr. > trechterbekercultuur > bouw van hunebedden (ca. 3400 v.
Chr.) > bescheiden sociale differentiatie
• Brons- en ijzertijd > groei van ca. 10.000 naar 100.000 inwoners > verdere ontwikkeling
landbouw > verspreiding van Keltische Hallstatt- / La Tènecultuur uit Midden-Europa
Oudheid
• Vestiging van het Romeinse gezag
• Oorlogen van Julius Caesar in Gallië (58- 51 v. Chr.) > Commentarii de bello Gallico
• Inlijving van Gallië onder Augustus in 12 v. Chr. > militaire overeenkomst tussen
stadhouder Drusus en de Bataven
• Mislukte expedities om Germanië te veroveren > laatste poging door legeraanvoerder
Corbulo in 47 n. Chr.
• De Rijn als versterkte rijksgrens (limes) en allianties met volken ten noorden van de Rijn >
bouw van forten/legerkampen (castella) en steden (vici), o.a. in Katwijk (Lugdunum) en
Nijmegen (Noviamagus)
• Relatieve stabiliteit tot halverwege de derde eeuw
Bewoners van ‘de Nederlanden’
• IJzertijd > sprekers van Keltische en Germaanse talen in de Nederlanden
• Vanaf ca. 475 v. Chr. verspreiding van de La Tènecultuur > de Nederlanden als grensgebied
> overgang naar Gallo-Romeinse cultuur
• Romeinse namen voor volkeren ten tijde van Caesar > Menapiërs, Eburonen, Tencteren,
Usipeten
• Nieuwe namen ten tijde van Augustus > Friezen, Cananefaten, Bataven, Chauken
• Opstand van de Bataven onder leiding van Julius Civilis in 69-70 n. Chr.
• Vanaf ca. 270 n. Chr. regelmatig invallen en/of migraties van nieuwe groepen, o.a. Franken
en Saksen
• Naamgeving in bronnen wijst niet per definitie op continuïteit in bewoning of de etnische
samenstelling van de bewoners!
Romeinse invloeden
• Steden en limes > militaire, bestuurlijke en economische functies
• Economie > actieve handel over rivieren en Noordzee > aanleg van villae
(landbouwcomplexen) in Zuid-Limburg
• Verschriftelijking en communicatie > verspreiding van het Latijn
• Religie > tempels voor Romeinse en inheemse goden (syncretisme)
Romanisering en Germanisering
• Proces van Romanisering beperkte zich tot het grote rivierengebied, door invallen van
Germaanse volkeren ook voortdurende Germanisering
,• Etnogenese > vorming en verandering van sociale groepen (‘volkeren’), bijvoorbeeld de
Franken, Friezen of Saksen
Romeinse erfenis in de late oudheid
• Nederlanden aan de rand van het rijk > limes als grens en contactzone
• Verspreiding van het christendom relatief laat en rudimentair
• Militaire druk van o.a. Franken, Saksen en Friezen na ca. 250 > herhaaldelijk militaire
reorganisaties > aanleg van sperforten (castella) langs de kust en landinwaarts
• Interne uitholling van de militaire en bestuurlijke organisatie > ‘buffergroepen’ of
foederati
• Einde Romeins overwicht in de vierde eeuw > Slag bij Mainz (406) te zien als eindpunt
• Vanaf de late derde eeuw demografische crisis (ontvolking), waarna Germaanse
nieuwkomers uit het noorden zich onder de grote rivieren vestigden
Chronologie
• Bewoningscontinuïteit, migratie en nieuwe sociaal-politieke verbanden (vijfde-zesde
eeuw)
• Merovingische tijd (ca. 500-750) en Karolingische tijd (ca. 750-900)
Bewoning en migratie (vijfde en zesde eeuw)
• Veel nederzettingen in de Nederlanden aan het begin van de vijfde eeuw verlaten door
politieke instabiliteit en ecologische ontwikkelingen (vernatting)
• In de loop van de vijfde eeuw meldden zich nieuwe groepen onder bekende
(verzamel)namen:
• Saksen (trekken van het Noordzeegebied naar Engeland)
• Franken (trekken van gebied onder de rivieren naar Gallië)
• Friezen (vestigen zich langs de Nederlandse kust tot het Zwin)
• Nieuwe leiders en elites in de vijfde eeuw > uitwisseling van giften hield sociale relaties in
stand
• Dorestad als handelscentrum > netwerk van emporia
• Noordzeecultuur (gedeelde taal, objecten, sociale praktijken)
• Lang verzet tegen Franken
Vroege Middeleeuwen
Politieke ontwikkelingen (ca. 500-900)
Franken (Merovingen)
• Germaanse Heerkönige als regionale opvolgers van het Romeinse gezag > leiders van een
Gefolgschaft bestaande uit strijders
• Vestiging Merovingische dynastie > Clovis of Chlodovech (511) > gedoopt als katholiek in
508
• Dagobert (625-639) probeert Friese gebieden onder Frankisch gezag te brengen
• Austrasische hofmeier Pepijn II verslaat Friese koning Redbad/Radboud bij Dorestad rond
690
• Karel Martel verslaat Friezen bij Boorne in 734
Franken (Karolingen)
• Karolingische dynastie vanaf 751 > Pepijn de Korte
,• Onderwerping van de Saksen (772-802)
• Uniformering van het Karolingische bestuur
• Opvolgingscrisis na de dood van Karel de Grote (768-814) > Verdrag van Verdun (843),
Meerssen (870) en van Ribemont (880) > uiteenvallen van het Rijk
Vikingen/Noormannen
• Invallen vanaf het begin van de negende eeuw (handel, rooftocht, kolonisatie)
• Aanleg defensieve structuren (o.a. ringwalburgen) en in leen geven van gebieden aan
Vikingen
• Vikingen werden soms ingeschakeld door de Karolingers, zoals de Deense broers Rorik en
Harald die van Lotharius de macht over delen van Frisia kregen in 841
Frankische Nederlanden
• Karolingisch bestuur en rechtsspraak > uniformering
• Vorstelijk hof trok van palts (palatium) naar palts > Karel de Grote 23 keer in Nijmegen
• Op regionaal niveau ingedeeld in pagi (gouwen onder leiding van een functionaris), tevens
rechtbank (mallus) met schepenen (scabini)
• Berechting volgens het eigen gewoonterecht, bijvoorbeeld het Lex Frisionorum
• Vrije inwoners van de Frankische Nederlanden > verplicht belasting te betalen en militaire
diensten te leveren
• Vazalitische band tussen koning en aristocraten, met uitzondering van de Friese gebieden
• Vanaf zesde eeuw: toename aantal nederzettingen
• Sociale differentiatie: koninklijke clan, aristocratie, vrijen, half- en onvrijen
• Grondbezit grotendeels in handen van de koning (kroondomeinen (fisci) kenden grotere
complexen (villae)), geestelijke instellingen en lokale heren
• Hoeven (casata, mansus, hoba) op de domeinen bewerkt door vrije, halfvrije en onvrije
boeren (ingeuni, liti, mancipia of ancillae)
• Verspreiding van het hofstelsel (onderscheid heren- of vroonland en hoevenland) sterker
in het gebied onder de grote rivieren
Verspreiding van het christendom
• Utrecht als missiepost, kerk gesticht door Dagobert I/II
• Achtste eeuw: onder Karel Martel en Pepijn de Korte hernieuwde noordwaartse expansie,
ondersteunen Angelsaksische zendelingen
• Willibrord (739): Friezenmissionaris, stichter klooster Echternach, eerste bisschop van
Utrecht
• Bonifatius (754): Saksenmissionaris, stichter klooster Fulda (Hessen), bij Dokkum
vermoord
• Strategie: contacten met machthebbers, stichting kloosters en bescherming van
missieposten > verzet onder Friezen tegen alliantie tussen missionarissen en Franken
• Frankische kloosterwezen onderdeel Karolingische eenmakingspolitiek
• Angelsaksisch monnikendom > Regel van Benedictus (contemplatie, gebed) > op het
platteland, gedomineerd door aristocratische families
, Hoofdpunten
• Rivierengebied als grens (geografisch, limes, taalkundig, cultureel, politiek)
• Continuïteit in bewoning, maar niet van bewoners
• Uiteenvallen van het Romeinse en Karolingische Rijk (grenzen, interne orde, regionale
diversiteit)
• Continuïteit: taal, schrift, munten, bestuurlijke instellingen, stedelijke nederzettingen,
wegennet
• Grensgebied, maar ook knooppunt in handel tussen verschillende Europese regio’s
• Langzame verspreiding van het christendom als dominante religie