Hoofdstuk 1 Adviestraject
De Wet op het financieel toezicht (Wft) – vanaf 1 januari 2007
Doel: wetgeving voor financiële markten transparant, doel- en marktgericht maken
Regelt ook de bevoegdheden en taken van de toezichthouders
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) – gedragstoezicht
De Nederlandse Bank (DNB) – prudentieel toezicht
Leidraad tweedepijler pensioenadvisering – vanaf 2010, in 2018 herzien
Doel: open norm zoals in de Wft bijstellen
Hanteren van de leidraad is geen verplichting, maar kan wel leiden tot de juiste invulling voor het
geven van een passend advies
Het adviestraject bestaat uit 4 fasen:
1. INVENTARISEREN
Volgens de Wft is de adviseur verplicht om informatie in te winnen over:
De doelstelling van de werkgever
In de Wet op de Bedrijfstakpensioenfondsen 2000 (BPF 2000) is vastgelegd dat de bestuurders
van een onderneming, die onder een bedrijfstakpensioenfonds valt, verplicht is zich aan te
melden. Doet hij dit niet of niet op tijd, dan is de bestuurder hoofdelijk (dus ook privé)
aansprakelijk voor de geleden schade van het fonds (geen premies ontvangen, wel uitkering
plichtig zijn)
Daarom moet de adviseur eerst zelf onderzoeken of er een verplichtstelling is op de grond van
een cao op BPF.
Stappenplan onderzoek naar verplichtstelling cao of BPF:
1) Maak een goede beschrijving van de feitelijke werkzaamheden binnen het bedrijf.
Gebruik hiervoor:
a. Uittreksel Kamer van Koophandel (KVK)
Let hier op de SBI-code (Standaard Bedrijfsindeling 2008) opgesteld door het
CBS. Deze codes worden gebruikt om bedrijven in te delen naar hun
hoofdactiviteit.
b. Websites/brochures van de werkgever
c. Rondleiding binnen de onderneming
d. Vraag een werknemersbestand met functieomschrijving op
2) Maak, bij meerdere ondernemingen, een organogram
3) Maak een overzicht van de branchenamen die in aanmerking komen. Ga voor elk BPF na
of de beschrijving mogelijk overeenkomt met de beschrijving van de betreffende
onderneming.
a. Onderzoek bij elk BPF welk criterium wordt gehanteerd voor de verplichte
deelname.
4) Is er een verplichtstelling, dan dient de onderneming zich (alsnog) aan te melden bij het
BPF
,Naar aanleiding van dit onderzoek moet de adviseur inventariseren:
o Is er mogelijkheid om vrijstelling van het BPF te krijgen en wat zijn hier de voor- en nadelen
van voor de werkgever en werknemers.
o Als de onderneming al is gedispenseerd voor verplichtstelling, is voortzetting van die
vrijstelling wenselijk.
o Als er interesse is in een excedentregeling op de BPF-regeling, wat is de doelstelling van de
werkgever hierin en wat zijn de eventuele voor- en nadelen.
Als de onderneming onder een cao valt en deze cao bevat bepalingen m.b.t. pensioen, dan dient de
adviseur een regeling te adviseren die minimaal voldoet aan deze eisen.
Verdere doelstellingen werkgever:
o Doelstelling zekerheid werknemers
Verschillende pensioensystemen hebben verschillende pensioenkarakters. Hoeveel
zekerheid wilt de werkgever t.o.v. het risico dat hij loopt en wilt hij dat werknemers volledig
zelf het (beleggings)risico lopen of wil de werkgever deels verantwoordelijkheid nemen.
o Doelstelling voorspelbaarheid pensioen
Pensioenlasten in de toekomst/ fluctuaties van de premieslast van de werkgever
o Doelstelling gevolgen boekhoudkundige regels
Valt de werkgever onder de regels van de International Financial Reporting Standards (IFRS)
en/of de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ 271) en welke gevolgen mag de regeling hebben
voor de balanspositie van de onderneming.
o Doelstelling ouderdomspensioen
Wat valt onder het pensioengevend salaris, welke franchise wordt er toegepast en wat is de
mate van opbouw (hangt nauw samen met het budget)
o Doelstelling partner- en wezenpensioen
Wel of geen voorzieningen treffen voor de nabestaanden, welke mate van opbouw en een
nabestaandepensioen op opbouw- of op risicobasis.
o Doelstelling premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (PVA)
Wanneer iemand ao wordt, moet hij dan hetzelfde pensioenperspectief blijven behouden.
Moet de mate van PVA de arbeidsongeschiktheidsklassen van het UWV volgen of bij een
leeftijdsafhankelijk staffel mee groeien.
o Doelstelling indexatiebeleid
Pensioen aanpassen gebaseerd op de loonindex, prijsindex of met een vast percentage. Wilt
de werkgever dit voor de actieve en/of de inactieve deelnemers.
o Doelstelling ten aanzien van aanvullende dekkingen
Bijv. WGA-hiaat, WIA-excedent, ANW-hiaat
o Doelstelling ten aanzien van vrijwillige dekkingen
Bijv. vrijwillig kiezen voor bijsparen, vrijwillige NP-dekkingen, PVA, WGA-hiaat, WIA-excedent
, o Doelstelling ten aanzien van de kosten
Prioriteiten stellen en zorgen dat de regeling binnen budget blijft. Belangrijk is dat werkgever
zich beseft wat het wel/niet verzekeren van bepaalde onderdelen voor risico’s met zich
meebrengt.
De financiële positie
Een pensioenregeling zorgt voor langlopende verplichtingen voor de werkgever. De financiële
verplichtingen kunnen sterk fluctueren en stijgen. Als adviseur de taak om te zorgen dat deze
stijging de continuïteit van een onderneming niet in gevaar brengt.
Daarom moet er rekening gehouden worden met de betaalbaarheid op de korte en lange termijn
en is inzicht nodig in de liquiditeits- en solvabiliteitspositie van de onderneming.
Hiervoor is ten minste nodig:
o Financiële jaarstukken incl. eventuele accountantsverklaringen
o Liquiditeitsoverzichten
o Ondernemingsplan
De adviseur moet inschatten of de pensioenregeling betaalbaar blijft. Dit kan aan de hand van
inschatting van de toekomstige loonsom, de samenstelling van het personeelsverband en de in-
en uitstroom van medewerkers.
Kennis en ervaring
Goed adviseren over pensioen vraagt hoogwaardige vakkennis. Een werkgever heeft deze kennis
niet. Zelf wanneer er een CFO (financieel bestuurder) of accountant bij het traject betrokken is,
kun je niet verwachten dat zij de kennis hebben om in te schatten of een pensioenregeling
betaalbaar is. Dit moet de adviseur altijd zelf doen.
Risicobereidheid
Risicobereidheid gaat over de mate waarin de onderneming bereid is risico’s te accepteren bij
het nastreven van haar ondernemingsdoelstellingen. Voorwaarde is dat de onderneming zich
bewust is van de risico’s die worden gelopen en dat de risico-rendementsafweging op een
controleerbare manier worden gemaakt.
2. ANALYSEREN
De adviseur gaat na of de gegevens niet conflicteren en moet samen met de werkgever de
uitgangspunten prioriteren. Op basis van die uitgangspunten en het beschikbare budget, brengt
de adviseur de meest kwalitatieve invulling van de pensioenregeling in kaart.
3. ADVISEREN
Hierin moet worden ingegaan op de doelstellingen van de werkgever, de verschillende dekkingen
en de kosten. Ook de financiële positie van de onderneming moet in het advies betrokken zijn.
Het is ook belangrijk om in kaart te brengen welke partijen betrokken zijn, zoals de werknemers
of de OR (ondernemingsraad).
De pensioenregeling is een arbeidsvoorwaarde en kan dus nooit eenzijdig gewijzigd worden.
Wilt de werkgever tegen het advies in een pensioenregeling sluiten, dan:
, o De werkgever op onmiskenbare en duidelijke wijze erop attenderen dat de
pensioenregeling afwijkt van het advies
o De werkgever wijzen op de risico’s die hij zo loopt
o De afwijking vast te leggen in het klantdossier en de werkgever hier eventueel voor laten
tekenen. Daarnaast vastleggen waarom de werkgever is afgeweken.
Het is niet verboden om een pensioenregeling uit te voeren die tegen het advies in gaat, wel kun je je
afvragen hoe verstandig dit is. Dit kan er wel voor zorgen dat de adviseur privaatrechtelijk
aansprakelijk gesteld wordt.
De adviseur geeft bij alle verzekeraars waar hij een offerte opvraagt, hetzelfde aan. Bijvoorbeeld:
o Wijze van berekening risicopremie (eenjarig of gelijkblijvend)
o Wel/niet uit de staffel houden van nabestaandepremies
o Passende rekenrente voor de opbouw- en uitkeringsfase
o Eisen t.o.v. inzicht in kosten en rendement
o Exit voorwaarden
o Verzekeren van het in- en uitlooprisico
o Snelheid/correctheid administratieve afwikkeling
o Beleggingen en het beleggingsbeleid
4. NAZORG GEVEN
Na accordering maakt de verzekeraar de juridische documenten op. Het is aan de adviseur om
deze documenten te controleren aan de hand van de uitgegeven offerte, eventuele afspraken
met de verzekeraar en de huidige wet- en regelgeving.
De adviseur dient de werkgever tijdig te adviseren bij het naderende eind van de
uitvoeringsovereenkomst. Ook dient de adviseur de werkgever te informeren over wijzigingen
binnen de wet- en regelgeving (opschuiven AOW-leeftijd bijvoorbeeld).
Bij een fiscale versobering, zoals het verhogen van de pensioenrichtleeftijd, dient er altijd
instemming van de werknemers te worden gevraagd. Een eventuele looncompensatie kan dit
traject versoepelen.
Hoofdstuk 2 Sociale zekerheid en pensioen
Pensioen in Nederland wordt opgebouwd in het driepijlersysteem
1. De eerste pijler – sociale zekerheid
AOW, Anw, WW en WIA
2. De tweede pijler – voorzieningen die voortkomen uit arbeidsvoorwaarden en een
loondienstverband. Wanneer een ZZP-er of een DGA onder een verplichtstelling valt, kan hij
ook in de tweede pijler opbouwen.
Ouderdomspensioen, nabestaandepensioen, ANW-hiaatpensioen
3. De derde pijler – voorzieningen in de privésfeer
Lijfrentes en sparen/beleggen
AOW – algemene ouderdomswet