,6.4 Vrijheid, ook voor de slaven?
De Europese slavenhandel en slavernij
Massaliteit en wreedheid van de slavenopstand in Haïti schokte de hele blanke
(Europese) wereld. Slaven in andere koloniën realiseerde zich dat een succesvolle
opstand mogelijk was.
Ontstaan en uitbouw van de slavenhandel
Reden slavenhandel en de slavernij:
• enorme opbrengsten uit de slavenhandel en de plantagekoloniën.
Grote delen van Amerika bleken zeer geschikt voor suiker, katoen, koffie, cacao en
tabak. Maar gebrek aan arbeiders. De indianen (oorspronkelijke bewoners)
bezweken onder het zware werk en de Europese ziektes. Afrikaanse slaven
moesten arbeidskracht leveren, ze bezweken niet aan de ziektes door de
eeuwenoude contacten tussen Europa en Arabische wereld (ze waren immuun
voor de Europese ziektes). Portugal, Spanje, Engeland, Frankrijk, de Republiek en
Denemarken bouwden forten op de kust van West-Afrika, daar ruilden ze met
Afrikaanse slavenhandelaren slaven voor textiel, wapens en andere
kostbaarheden.
Als een schip vol was, stak het de Atlantische Oceaan over en werden de slaven
verkocht in West-Indië. Daarna-> schepen vol met plantage producten terug naar
Europa (tussen 1500 en 1800 zijn er 10 tot 11 miljoen slaven naar Noord- en
Zuid-Amerika verscheept). Deze winstgevende handel heet:
Trans-Atlantische slavenhandel -> driehoekshandel tussen Europa, Afrika en
Amerika.
In de 18e eeuw nam de vraag naar slaven toe-> doordat de vraag steeg (naar koffie,
tabak, suiker, katoen). Dit veroorzaakte voor een verdere uitbreiding van Europese
overheersing van West-Indië en de aanleg van nog meer plantages. De
Nederlanders vreesden dat zonder slavernij Suriname niet winstgevend zou zijn,
slavernij was ‘noodzakelijk’ (er was immers veel geïnvesteerd in slaven en
plantages).
Ook Nederland heeft een aandeel gehad in de slavernij en slavenhandel. In de
Nederlandse koloniën in West-Indië, Suriname en de Antillen, bewerkten slaven met
name suikerplantages. (Nederlandse schepen vervoerde 5% van het totaal aantal
slaven dat naar West-Indië is gebracht).
Slavernij geen kwestie
In heel Europa had men nauwelijks moeite met de slavenhandel en slavernij.
Argumenten:
• Noach vervloekte de afstammelingen van zijn zoon Cham. Veel christenen
geloofden dat de Afrikanen afstamden van Cham en daarom knechten en slaven
moesten zijn.
• Afrikanen vond men vaak ook geen volwaardige mensen, ze waren heidens en
onbeschaafd. (Racistisch) ze zouden niet voor zichzelf kunnen zorgen en een
harde hand nodig hebben-> beter af met christelijke meesters. (Het debat over
de oorsprong van de verschillen tussen mensenrassen was nog in volle gang).
• Slavenhandel was geen Europese uitvinding, er werd in Afrika al eeuwen in
slaven gehandeld.
Grote vraag slaven-> onderlinge oorlog bij de Afrikanen-> meer krijgsgevangenen
als slaaf verkopen.
Onmenselijke omstandigheden
Eind 18e eeuw groeide de kritiek op slavenhandel en slavernij->
onmenselijke omstandigheden waaronder slaven moesten leven.
, Tijdens de overtocht stierf 16% aan uitputting, besmettelijke ziekten en gebrek aan
water -> schepen waren overvol en door gebrek aan medische kennis. Eind 18 e
eeuw verbeterde de situatie door beter hygiëne en voeding aan boord, de overtocht
kostte ook minder tijd.
Op de plantages was het leven voor de slaven ook slecht. Hele dag zwaar werk in
de felle zon met slecht en te weinig voedsel. (in Haïti waren elk jaar 4000 nieuwe
slaven nodig, omdat slaven jong stierven en er weinig kinderen werden geboren)
Slaven hadden niks te zeggen over hun leven:
• zonder toestemming de plantage niet verlaten
• Slaven die in gezinsverband werden vervoerd, werden los van elkaar
verkocht. (kinderen van de nieuwe gezinnen waren ook weer slaven)
Andere tegenargumenten
Slavenhandelaren en -houders hadden een gebrek aan de christelijke
naastenliefde. Verlichte argumenten:
• Slavernij in strijd met de rechten die elk mens van nature had.
• Verkeerd omdat de ongelijke verhouding tussen slaaf en meester tot
machtsmisbruik leidde (Montesquieu).
• Bestrijden economisch noodzakelijk, vrije arbeiders zijn productiever en
uiteindelijk goedkoper.
Vrije arbeid versterkt de vraagkant van de economie, het loon dat de arbeiders
zouden verdienen, zouden zij weer uitgeven aan allerlei goederen.
Op weg naar afschaffing
Eind 18e eeuw organisatie tegen slavernij opgericht.
Abolitionisme -> het streven naar afschaffing van slavernij.
De aanhangers wilden allereerst een verbod op slavenhandel, ze lobbyden bij
politici en probeerden de publieke opinie te beïnvloeden:
- Ze verspreidden romans, gedichten en posters om de bevolking te informeren
over de gruwelijkheden van de slavernij.
- Ze organiseerden lezingen en verzamelden bewijs door te spreken met
zeelieden, slavenkapiteins en plantagehouders.
In 1788 stemde het Britse parlement in met een wet die vaststelde hoeveel slaven
1 schip mocht vervoeren.
De afschaffing zelf was pas in 1807 en dat betekende nog niet dat de slavernij
ophield te bestaan.
In de VS was de verdeeldheid tussen voor- en tegenstanders van slavernij veel
groter dan in Groot-Brittannië: in de zuidelijke staten werkten slaven op
katoenplantages, dit was de belangrijkste bron van inkomsten -> Terwijl slavernij in
de noordelijke staten verboden was. Slavernij was ook in strijd met de principes van
vrijheid en gelijkheid uit de Onafhankelijkheidsverklaring. Vanaf 1776 vormde
slavernij een fundamenteel probleem in de Amerikaanse samenleving.
Na 1820 liepen de spanningen tussen noordelijke en zuidelijke staten snel op:
• VS breidde zich steeds verder uit naar het Westen, elke nieuwe staat moest
besluiten of zij slavernij zou toestaan. Elke keer vreesden Noord en Zuid dat de
andere partij machtiger zou worden in de nationale regering (beide meenden dat
hun levenswijze werd bedreigd).
De slavernij in de Verenigde Staten werd pas afgeschaft na een bloedige
burger oorlog tussen Noord en Zuid (1861-1865)
(Havo:
• groeiende sympathie voor abolitionisten in de noordelijke staten. -> roman De
hut van oom Tom, kritisch boek over de slavernij.
Zuiden vonden de abolitionisten schijnheilig, de arbeiders in de grote steden in het
noorden waren in een slechtere omstandigheden wonen en werken dan de slaven.