Hoofdstuk 1 Voorschriften, wetten, verordeningen en vergunningen
De Woningwet 1901 stelde kwaliteitseisen aan de bouw en bood financiering aan gemeenten en
woningbouwcorporaties. Het distributiesysteem op bouwmaterialen werd in 1950 vastgelegd.
Rijksgoedkeuring en bouwvergunningen waren benodigd om te bouwen. De woningbouw in 50/60
kenmerkt zich door standaardisatie en hoge productie. Volledige grip op de bestemming van grond
kreeg de overheid via de bestemmingsplannen in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Deze
wet biedt de overheid gelegenheid een actief planologisch beleid te voeren. De uitwerking vindt
plaats in uitvoeringsmaatregelen, AMvB’s.
In 2008 is de WRO vervangen door een nieuw Wro en bevat de beleidsdoelen van het Rijk, provincie
of gemeenten en hoe dit gevoerd wordt. Beroep tegen de wet is niet mogelijk, bezwaar wel. Het
geeft de gemeente, op de grond van de Grondexploitatiewet, bevoegdheden voor verevening. Besluit
ruimtelijke ordening (Bro) is een uitwerking van bestemmingsplannen, tegemoetkoming voor schade
en grondexploitatie. Een bestemmingsplan geeft de bestemming van de grond weer. De functie moet
blijken uit de voorschriften en geeft nauwkeurig weer waar gebouwd wordt. De Structuurvisie
infrastructuur en Ruimte (SVIR) stuurt de inrichting van Nederland.
De Nota Ruimte geeft de visie op de ruimtelijke ontwikkeling voor , op de punten
veiligheid, behouden natuurlijke landschappen en culturele waarden van groengebieden, oplossen
van knelpunten en het bevorderen leefbaarheid en economie. De doelstellingen van Nota
Grondbeleid zijn rechtvaardige verdeling van opbrengsten en kosten voor gebruikers, verhogen
zeggenschap van de burger en verhogen van kwaliteit van marktwerking en bevorderen van het
maatschappelijk ruimtegebruik. De Nota Wonen omvat het vergroten van de kwaliteit van wonen in
steden, creëren maatwerk voor mensen die zorg nodig hebben, groene woonwensen bevorderen,
zeggenschap voor burgers over de woonomgeving en kansen scheppen voor kwetsbare mensen.
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) regelt omgevingsvergunningen, wat
vergunningen voor bouwen, ruimte en milieu bevat. Het toetsingskader wordt gevormd door de
AMvB Ruimte. Door de Wabo is geen bouwvergunning meer nodig van de Woningwet, maar een
omgevingsvergunning (het omvat bijvb vergunningen voor milieu, in- en uitrit, slopen, reclame en
aanleg). De vereisten zijn opgenomen in het Besluit omgevingsrecht (Bor). De beslistermijn bedraagt
8 weken en kan eenmalig met 6 weken worden verlengd. De uitgebreide procedure geldt voor
complexe projecten, waarbij de beslistermijn 26 weken is.
Een bouwproject kan uit verschillende activiteiten bestaan zoals het slopen of het kappen van
bomen. Dan kan of één aanvraag voor een omgevingsvergunning worden aangevraagd of een
deelvergunning (onderdelen zijn fysiek te scheiden) of een gefaseerde aanvraag voor
omgevingsvergunning (zoals eerst de omgeving en dan de technische eisen).
De Woningwet (Ww) is de kern van de bouwregelgeving en bevat voorschriften voor het
(ver)bouwen van nieuwe of bestaande bouwwerken. De wet is een aantal keer herzien en een aantal
voorschriften (voor slopen of verbouwen) zijn samengevoegd in het Bouwbesluit 2012, zoals de CE-
markering, kwaliteitsverklaringen en de aansluitingen van gas en water. De overheid wil
vermindering van bestaande regels, aanpassing van verantwoordelijkheid tussen overheid en private
partijen en het benadrukken van de verantwoordelijkheid voor de naleving van de
bouwvoorschriften bij private partijen in het bouwproces.
Begrippen in de Woningwet: bouwen (plaatsen, vernieuwen, veranderen). Slopen (afbreken van
bouwwerk). Gebouw (bouwwerk dat voor mensen toegankelijk is, (gedeeltelijk) overdekt en met
wanden die de ruimte afsluit). Omgevingsvergunning (Wabo). Bevoegd gezag (burgemeester of
wethouder). Bestemmingsplan (beschreven in Wro). Rooilijn (lijn die bij het bouwen aan de weg niet
1
, mag worden overschreden). Norm (document waarin omschreven wordt aan welke eisen het
materiaal of constructie moet voldoen met een keuring-, meet- of berekeningsmethode).
Kwaliteitsverklaring (schriftelijk bewijs dat bijvb de materialen of bouwdelen voldoen aan de eisen
van de wet). Welstandscommissie (onafhankelijke commissie die advies geeft aan de burgemeester
of het bouwwerk in strijd is met de eisen van welstand). Stadsbouwmeester (onafhankelijke
deskundige die advies geeft aan de burgemeester of het bouwwerk in strijd is met de eisen van
welstand). Stedelijke vernieuwing (inspanning die zorgt voor verbetering van de leefbaarheid,
veiligheid en kwaliteitsverhoging).
In het Bouwbesluit 2012 zijn alle voorschriften op elkaar afgestemd en opgenomen in één algemene
maatregel van bestuur en één ministeriële regeling. Het Bouwbesluit heeft een paar pijlers:
realiseren van veilige, gezonde, bruikbare, energiezuinige gebouwen. Eerst wordt een functioneel
voorschrift gegeven. De aansturingstabel geeft aan welk voorschrift op welke gebruiksfunctie van
toepassing is. Het Bouwbesluit is afgestemd op de milieuregelgeving, Wabo, Wet luchtvaart en
Europese ontwikkelingen. Verder is ook het Model Bouwerordening (MBV) opgenomen. Verder zijn
een aantal wijzigingen doorgevoerd in het Bouwbesluit. 1. Aanscherpen Rc-waarde voor isolatie van
de gebouwschil. 2. Voorschriften voor buitenbergingen bij nieuwbouwwoningen. 3. Voorschriften
duurzaam bouwen. 4. Voorschriften voor veilig gebouwonderhoud. 5. Voorschriften voor bouwen in
risicozones en plasbrandaandachtsgebieden.
Om te voldoen aan het Bouwbesluit kan gebruik worden gemaakt van NEN-normen, erkende
kwaliteitsverklaringen en gelijkwaardige oplossingen. Er zijn Nederlandse Praktijkrichtlijnen (NPR’s)
en Nederlandse Technische Afspraken (NTA’s). In de NEN-normen staan reken- en
bepalingsmethoden om aan de voorschriften te voldoen. Het gelijkwaardigheidsbeginsel stelt dat
bouwers vrij zijn in de wijze waarop ze de geëiste kwaliteit realiseren. Er mag dus afgeweken worden
van een prestatie-eis mits voldaan wordt aan de doelstellingen. De richtlijnen van de NTA zijn
gebaseerd op overeenstemming tussen enkele partijen over de praktische uitwerking van de
bepalingen in een norm.
Bij een verbouwing moet worden voldaan aan nieuwe bouwvoorschriften. Vanwege een landelijk
uniform verbouwniveau is er een minimumniveau aangegeven waaraan moet worden voldaan. Voor
het slopen zijn bepaalde voorschriften opgesteld: het melden van het voornemen tot slopen, de
aanwezigheid van het bescheiden die van belang zijn voor het slopen, de melding van start en
einddatum. Een sloopmelding is niet nodig als het een seizoensgebonden bouwwerk is of een
dwangsom. Een sloopvergunning is verplicht als het bouwwerk beschermd stadsgezicht of
monument is, waar een gemeentelijke verordening een vergunningplicht is opgenomen of waar een
bestemmingsplan een vergunningplicht is opgenomen.
Er zijn 12 hoofdgebruiksfuncties: woonfunctie, bijeenkomstfunctie, celfunctie, gezondheidsfunctie,
industriefunctie, kantoorfunctie, logiesfunctie, onderwijsfunctie, sportfunctie, winkelfunctie, overige
gebruiksfunctie en een bouwwerk geen gebouw zijnde (tunnel of brug).
Verblijfsruimte is een besloten ruimte voor mensen voor het verblijven, zoals een keuken.
Verblijfsgebied is een besloten verkeersruimte. Er vinden activiteiten plaats die te maken hebben
met de functie van het gebouw. Gebruiksoppervlakte is de oppervlakte maatstaf die aangeeft welk
deel van een gebouw geschikt is voor het beoogde gebruik van het gebouw. Gebruiksgebied is een
verzameling van de volgende ruimten: 1. Verblijfsgebied + verblijfsruimte. 2. Functiegebied +
functieruimte. 3. Onbenoemde ruimte. 4. Bedgebied + bedruimte. Functiegebied is een
gebruiksgebied dat bestemd is voor de kenmerkende activiteiten van de gebruiksfunctie.
Functieruimte is een ruimte die in een functiegebied ligt. Verkeersruimte is een ruimte van een
bouwwerk bestemd voor het bereiken van een andere ruimte.
2