Dynamiek van het menselijk bindweefsel
Hoofdstuk 4.1 t/m 4.4 botweefsel
Functie skelet: steun geven van het lichaam, beschermen van organen, aanhechting plaats
voor de myofascia: de spieren en bindweefselnetwerk
Bot past zich onder invloed van groei en training aan belastingen aan, hiervoor zorgen
speciale cellen, de osteoblasten en osteoclasten.
Groeihormoon, schildklierhormoon en de geslachtshormonen bepalen tijdens de groei,
volwassenheid en veroudering mede de vorm en belastbaarheid van het skelet.
Botweefsel is goed doorbloed, er zijn veel cellen actief om botstructuur te vormen. Er zitten
allemaal gangetjes en gaatjes en overal liggen cellen in het botmateriaal ingekapseld:
osteocyten
Als bot wordt ontkalkt verliest het zien stevigheid
Massief bot: corticaal bot ofwel compacta
Inwendig sponsachtig weefsel: trabeculair bot ofwel spongiosa
Als het botstuk met name belast wordt met buig- en rotatiekrachten, dan zal het bestaan uit
compacta. Vanwege deze substantie heeft een grote weerstand tegen vervormingen bij de
inwerking van deze krachten. Wordt een bot voornamelijk op druk belast, dan bestaat het uit
spongiosa.
Spongiosa heeft een opvallende architectuur. Het bestaat uit verbindende balkjes. Deze
botbalkjes, trabeculae genaamd, liggen gerangschikt in de richting van de inwerkende
krachten.
Vier typen botcellen:
- Bone lining cells: rustende cellen aan botoppervlakken
- Osteoblasten: botbouwers
- Osteocyten: mechanosensoren die de botkwaliteit bewaken en botvorming mede
regelen
- Osteoclasten: botafbrekers
Zij bepalen gezamenlijk de vorm en de sterkte van bot in overeenstemming met lokale eisen.
Osteoblasten: houden de balans van botaanmaak en afbraak in evenwicht door de aanmaak
ten minste gelijke tred te laten houden met de sloopwerkzaamheden.
Aan de botoppervlakken van spongiosa en compact bot ligt een dunne aaneengesloten laag
rustende: bone lining cells en actieve osteoblasten. De osteoblasten maken matrix waarin ze
collageen deponeren (osteoid). Botcollageen besvat speciale kristallisatiegebiedjes die de
mineralisatie bevorderen en daarop zetten zich kristallen hydroxyapatiet af. De osteoblast
deponeerde gemaakte matrix rondom zijn cellichaam. Hij sluit hierbij zichzelf in en kan er niet
meer uit dus wordt het een osteocyt.
Osteoblasten sturen de botafbraak, ze heeft RANKL af, die op osteoclasten receptoren
activeert. Die gaan dus harder werken en meer bot afbreken. Dan komen er bouwmaterialen
vrij voor de osteoblasten, die hierna meteen doorgaat met het bouwen van bot, aangepast
aan de nieuwe belasting.
Osteocyten treden op als mechanosensoren bij botbelasting.
Osteoclasten zijn bot afbrekende cellen met meerdere celkernen zij vervullen een onmisbare
taak bij et afbreken en omvormen van bot tijdens de groei. Ze hebben sterke
membraamplooien aan de zijkant waarmee ze tegen het botoppervlak rusten. Het zoutzuur
wat de osteoclasten bevat zorgt voor het oplossen van botmineraal. De botmatrix wordt
afgebroken door eiwit afbrekende enzymen.
,Vervorming van osteocyten is dus de prikkel voor botvervorming.
Hoofdstuk 6: bindweefsel rond gewrichten
Er zijn gewrichten met kleine bewegingsmogelijkeheden en verbindingen met veel vezelig
kraakbeen. Gewrichten met grote bewegingsuitslagen hebben veelal een gewrichtsholte
gevuld met synovia. De kraakbenige en vezelige verbindingen zijn vooral in de romp te
vinden, terwijl in de ledematen de synoviale gewrichten overheersen.
In het menselijke lichaam komen zuivere kogelgewrichten niet voor.
De vrijheid van bewegen in normaal functionerende gewrichten wordt letterlijk aan banden
gelegd en wel door de ligamentaire delen van het gewrichtskapsel en de myofasciale
bindweefsels.
Ligamenten zijn vaak plaatselijke versterkingen in het gewrichtskapsel dat de gewrichtsholte
van de omgeving afsluit. Het kapsel bestaat in principe uit een bindweefselgedeelte en de
synoviale binnenlaag. Waar het kapsel een sturende rol heeft zit collageen type 1. Ook in
gewrichtsholte zijn soms ligameten aanwezig zoals je kruisbanden.
Dynamentmodel: spieren met hun spierbindweefsel veelal in serie zijn geschakeld met
het bindweefsel van het gewricht
De vezel versterkende ligament delen van gewrichtsbindweefsel bestaan voor het grootste
gedeelte uit collagene vezels en vertonen door hun treksterkte overeenkomst met de
spierpezen.
Het collageengehalte van ligamenten bedraagt 70-80% van hun droge gewricht en ze
bevatten 3-5% elastine. De treksterkte van ligamenten wordt experimenteel gemeten door
het ligament, aangehecht aan de twee botten, in zijn geheel in de lengteas te belasten.
Kapsel en ligamenten verbinden, samen met de aanhechtende fascies van spieren, de bij
het gewricht behorende botstukken en dienen daar dus stevig aan te zijn vastgehecht. De
aanhechting kan op twee manieren plaatsvinden. Hechten direct aan het bot of bij de
overgang van ligament naar bot is sprake van drie stadia: de ligamentaire structuur loopt via
vezelig kraakbeen en gemineraliseerd vezelig kraakbeen naar het bot. De collagene vezels
vermengen zich bij het binnentreden in het bot met het collageen in de botlamellen. Deze in
bot penetrerende collagene vezels heten vezels van Sharpey.
De eerste verlenging, het zogeheten voetgedeelte van het diagram, verloopt niet-lineair. In
het voetgedeelte is de bijdrage van de matrix aan de opvang van de krachten en het
geleiden van de vezels het grootst, terwijl de fibrillen intern nog geen moleculaire verlenging
ondergaan. In het lineaire deel wroden de collagene firbillen geliedelijk uitgerekt tot hun
maximale treksterkte, waarbij crosslinks worden verbroken. Uiteindelijk zal hij helemaal
scheuren.
Een gezond bandapparaat kan door onverwachte en ongecontroleerde krachten snel
ruptureren.
Het ontbreken van een aangepaste musculaire bescherming van het dynament maakt een
ligament kwetsbaar.
Ruffini-sensoren: type 1 Wyke. Zijn mechanosensoren die in de oppervlakkige lagen van
gewrichtsbindweefsel en fascies aanwezig zijn. Een bepaald deel van de sensoren is maar
actief of dat een bepaald deel van de spier ook onderspanning staat. Met behulp van deze
sensoren kan iemand de stand en bewegingen van zijn gewrichten waarnemen.
,Gekapselde mechanosensoren: type 2 Wyke. Lijken op de bekende taslichaampjes in de
huid. Gevoelig voor druk verandering en liggen in de diepere lagen van fibreuze kapsels.
Geven vooral actiepotentialen af bij het inzetten van een beweging en bij het bereiken van
eindstanden. Ze geven dynamische informatie over de bewegingssnelheid
Golgi- sensoren: type 3 Wyke. Mechanosensoren in pezen en peesovergangen. Ze bevinden
zcih ook in de fibreuze ligamentaire delen van kapsels, bij de overgang van spierweefsel
naar een peesplaat en bij stevige vliezen. Hebben een hoge prikkel drempel en adapteren
langzaam. Als het niet bewogen wordt vertonen ze geen activiteit.
Vrije zenuwuiteinden: type 4 Wyke. Dunne gemyeliniseerde en ongemyseliniseerde vezels,
liggen overal verspreid en vormen het signaleringssysteem voor beschadiging en pijn.
Ontspannen bindweefsel geven ze geen actiepotentialen af, maar bij forse mechanische
weefselvervorming en ontstekingsprocessen signaleren ze beschadiging.
Gestoorde gewrichtsperceptie: bij verscheuring van kapsels en ligamenten wordt het
bindweefsel weliswaar hersteld, maar is vaak sprake van een gestoorde
gewrichtsperceptie als gevolg van de onderbroken afferente informatie.
Type I en type II sensoren: ondersteunen de contractie van de spier tijdens het bewegen.
Type III sensoren: hebben bij uiterste gewrichtsstanden, waarbij de ligamenten fors worden
belast, een inhiberende werking op de over het gewricht verlopende musculatuur, hoewel het
moeilijk is om enige wetmatigheid in die reflexactiviteit te vinden.
Type IV sensoren: leveren een kenmerkend, reflexmatig antwoord op prikkeling.
Hoofdstuk 10
Het weefsel van huid, ligamenten, gewrichtskapsels, afgescheurde pezen hebben wel
uitgebreide herstel mogelijkheden
Verschillende weefsels hebben verschillende herstelcapaciteiten
Fasen bindweefsel herstel
- Ontstekingsfase
- Proliferatiefase
- De remodelleringsfase
10.2 complex proces
Het eerste doel van onstekingsfase =
Vloeistof (plasma), witte bloedcellen en fibroblasten snel naar de plaats van verwonding te
brengen
Chemische boodschap zet processen in gang met de volgende belangrijke doelen:
- Eventuele bacteriele indringers moeten verwijderd worden
- Het beschadigd weefsel moet opgeruimd worden
- Het aanzetten van de productie van nieuwe bindweefsel is noodzakelijk voor het
uiteindelijke functieherstel
10.3 ontstekingsfase
De onstekingsreactie met zwelling en pijn zorgt ervoor dat de functie die gevraag wordt van
de enkel niet meer uitvoerbaar is.
Bij een enkelletsel zijn bloedvaten en ligamentaire delen van het gewrichtkapsel beschadigd.
Collagene vezels zijn verscheurd en vrije zenuwvezels worden geprikkeld. Twee acties zijn
direct noodzakelijk: stolling en zwelling
Het doel is vocht en witte bloedcellen in de wond te brengen
10.3.1 bloedstolling
,De stolling reacties leiden in verschillende stappen tot de vorming van fibrine en een stolsel
dat bestaat uit onoplosbare fibrinedraden. Die vormen samen een netwerk dat de
beschadigde ruimte overspant. Door fibronectinemoleculen blijven de fibrinedraden kleven
aan het weefsel.
Door de hechting aan de wond randen leveren zij een eerste bijdrage aan:
- Trekkracht
- Wondoppervlakte verminderen
Stollingsproduct = trombine
10.3.2 pijn en zwelling
Ontstekingsmediatoren komen uit= immuun cellen, beschadigde cellen en de bloedbaan
Onstekingsmediatoren = cytokinen en speciale uit de bloedbaan kininen
Deze chemische boodschappers zorgen er onder andere voor dat immuuncellen en reparatie
cellen weten dat ze actief moeten worden.
In bindweefsel liggen alarmcellen = mastcellen (mastocyten) die zijn gevuld met allerlei
alarmstoffen. Er komt druk op de mastcellen en gaan kapot verspreiden daardoor cytokinen
(alarmstoffen). Cytokinen bestaan uit = histamine, serotine en heparine
?Heparine = remt de bloedstroom
Postaglandine E en prostacycline = veroorzaken zelf geen pijn, maar verlagen de
prikkeldrempel van de vrije zenuwuiteinden.
Hyperalgesie = pijn wordt heftiger waargenomen
?Doel van vasodilatatie = lekkage, zwelling wordt veroorzaakt door het lekken van
aansluitend aan de capillairen gelegen adertjes (venulen)
VEFG nemen de rol over van histamine en kunnen de zwelling daardoor langere tijd
onderhouden.
10.3.3 Invasie van cellen
Natuurlijke afweer wordt een beroep op gedaan = witte bloedcellen in de bloedbaan.
Granulocyten = in hun cellen enzym bevattende korrels aanwezig zijn, die granulae heten.
Deze kunnen de bacterien verteren, ze zijn enorm vervormbaar daardoor kunnen ze
makkelijk door openingen heen.
?Weefselactiedose = lage zuurstofspanning die de cellen dwingt om suikers om te
zetten in lactaat. Daardoor daalt het PH en ontstaan verzuring.
Macrofagen worden in het beenmerg aangemaakt en heten monocyten.
Bij weefselschade maken de macrofagen de opriumacties af die de granulocyten begonnen
zijn. Macrofagen bewegen zich voort langs collagene vezels en fibrinedraden
Macrofagen = verwijderen overtollig collageen, daardoor scheiden ze enzymen uit, zoals
colagenase, elastase, hyluronidase, en diverse proteasen.
10.4.2 wondcontractie
Doel wondcontractie = wondgebied verkleinen
Eerste verkleining = contractie van fibroblast
?Apoptose = zelf celdood van de myofibroblast
10.5.4 beïnvloedende factoren tijdens het herstel
Lokale factoren
- Type, grootte en plaats
Schone, kleine wond geneest sneller dan een grote vieze wond
- Infectie
- Vaatvoorziening, wonden met weinig bloedvaten geneest trager vanwege minder
bloedplaatjes en ontstekingsmediatoren
- Medicatie, corticosteroïden hebben vertraagde wondgenezing
, - Radiotherapie, bloedvaten in het bestraalde gedeelte raken aangetast en werken
minder snel en goed.
- Beweging, veel weefselvorming door beweging leidt de eerste dagen tot
beschadiging van de verse capillairen
Systematische facotoren
- Circulatie, bij artherosclerose is er een verminderde toevoer van vers bloed
- Voeding, sterk ondervoeding belemmerd wondgenezing
- Hormonale status, een slecht therapietrouw bijvoorbeeld bij diabetespatiënten met
insuline vertraagd wondherstel
Hoofdstuk 11.1.2 t/m 11.1.4 pathologie van botweefsel
Onmiddellijk na de breuk treedt een sterke bloeding op uit de mergvaten en de vaten in het
periost. Het bloed vloeit af naar de omliggende weefsels en stolt (hematoom) en er ontstaan
een zwelling en een ontstekingsreactie. De zuurstofvoorziening stagneert. Alarmstoffen van
de stolling en de ontstekingsfase zetten de reparatie in gang. De ontstekingsreactie verloopt
net als die in andere hoeveelheid beschadigd weefsels. De duur hiervan hangt af van de
hoeveelheid beschadigd materiaal.
Profilatiefase
Voltrekken zich de processen die de botdelen met elkaar verbinden. De eerste
verschijnselen van reparatie zijn histologisch al zichtbaar als na een dag in het periost de
rustende cellen voor botvorming zich sterk gaan delen. Op de tweede dag is waarneembaar
dat bloedvaatjes uit het periost en het beenmerg het hematoom binnendringen. De volgende
dagen vindt een sterke vermeerdering plaats van capillairen en fibroblasten, chondroblasten
en osteoblasten.
Aan het einde van de eerste wek vormt zich rond het breukvlak een callus, bestaande uit
matrix, collagene vezels, bloedvaten, kraakbeenachtig weefselen een eerste begin van bot.
De duur van de reparatiefase hangt af van factoren zoals de ernst van de breuk, soort bot,
de bloedvoorziening van de callus en de voedingstoestand en de leeftijd van de patiënt.
Remodelleringsfase
In de organisatie of remodelleringsfase van bot is de verbeende callus zo sterk dat de
herstelde ledemaat weer kan worden gebruikt. Juist door belasting raakt de stuctuur van het
bot opnieuw aangepast aan de dagelijkse taak. De spongieuze callus wordt door de
osteoclasten en osteoblasten versterkt, en compacta wordt verzien van nieuwe osteoblasten.
Tegelijkertijd wordt dikke callus rondom het bot geleidelijk afgebroken na verloop van tijd
krijgt bot weer de oude vorm, maar dit proces kan nog wel maanden tot jaren in beslag
nemen.
Hoofdstuk 7 het begrip anamnese
Anamnese = eerste gesprek met de patient dat aan het onderzoek van de medicus
voorafgaat.
Functie anamnese:
- Kennismaken en contact leggen
- Verhelderen van de klachten en hulpvraag
- Verhelderen van ideeen, inzichten, hypothesen
- Verkrijgen van informatie over het gezondheidsgedrag
- Toetsen en bijstellen van de hypothesen die naar aanleiding van de verwijzing of
screening zijn geformuleerd
- Verzamelen van nog ontbrekende relevante informatie over de patient met zijn
klachten
- Formuleren van meerdere hypothesen in afnemende mate van waarschijnlijkheid
, - Uitspreken van wederzijdse verwachtingen
- Opstellen van het onderzoeksplan.
Hierbij worden verschillende gespreksvormen gebruikt
- Open gespreksvorm biedt ruimte voor het eigen verhaal van de patient.
- Gesloten gespreksvorm zal zeer volledig kunnen zijn wat betreft de door
fysiotherapeutische relevante geachte informatie
Afhankelijk van de situatie kan de fysiotherapeut ervoor kiezen te beginnen met het
verzamelen van de personalia of dit aan het einde van de anamnese te doen.
- Naam, voorletters, geboortedatum en geslacht
- Adres, telefoonnummer
- Burgerlijke staat, beroep, functies
- Indien van toepassing: naam, adres, en telefoonnummer van de verwijzend arts
- Naam, adres en telefoonnummer van de huisarts
- Verzekeringsgegevens
Hulpvraag
- Patient
- Zorgverlener
Gezondheidsprobleem
- Aard van het probleem
- Ernst van het probleem
- Lokalisatie van het probleem
- Individuele ‘gevolgen’ van het probleem
Historie en beloop van het probleem
- Ontstaanswijze van het probleem
- Beloop van tijd
- Tijdstip en de wijze van optreden
Invloeden op het probleem
- Lichamelijke activiteit
- Lichaamshouding, lichaamsgewicht, mate van belasting
- Externe factoren
- Persoonlijke factoren
- Algemene lichamelijke conditie
Relatie met vroegere of andere problemen
- Verwondingen, operaties
- Ziekten en aandoeningen
Behandelingen en resultaten
- Medische behandeling
- Fysiotherapeutische behandeling
- Behandeling door andere zorgverleners
- Aanpassingen in de woon- werksituatie
- Gebruik van hulpmiddelen
Restricties en adviezen
- Restricties vanuit medisch oogpunt
- Adviezen van medicus of andere zorgverleners