Oefenopgaven Nectar H13 Gaswisseling en uitscheiding
Uitgeademde lucht
Bij een proefpersoon wordt de samenstelling van de uitgeademde lucht gemeten gedurende één uitademing. In totaal ademt hij 500 ml
lucht uit. Tijdens de uitademing verandert de samenstelling van de uitgeademde lucht. De resultaten van de metingen zijn weergegeven in
het diagram
1 Waardoor bevat de eerste 100 ml uitgeademde
lucht meer O2 en minder CO2 dan de laatste 100
ml uitgeademde lucht?
A De eerste 100 ml is afkomstig uit de bovenste
longblaasjes waaruit minder O2 en meer CO2
wordt opgenomen in het bloed dan uit lager
gelegen longblaasjes.
B De eerste 100 ml is afkomstig uit de luchtpijp
en bronchiën en is niet gemengd met lucht uit
de longblaasjes.
C De eerste 100 ml heeft een lagere druk dan
de laatste 100 ml.
D De eerste 100 ml wordt met meer kracht
uitgeademd dan de laatste 100 ml.
De placenta
In de afbeelding is in tekening 1 een deel van de
baarmoederwand, de placenta en de navelstreng bij een
zwangere vrouw weergegeven. In tekening 2 is de
ligging van de longen in de borstkas van een mens
afgebeeld. Vier delen die een functie hebben bij de
ademhaling of gaswisseling, zijn in deze tekening aangegeven.
In de placenta vindt via laag P gaswisseling ten behoeve van het embryo plaats.
2 Met welk van de in tekening 2 aangegeven delen komt laag P wat betreft deze gas-wisselingsfunctie overeen?
A met het borstvlies
B met het
longvlies
C met het
middenrif
D met de wand
van een
longblaasje
Ademfrequentie
Vier factoren die bij de
mens de
ademfrequentie
beïnvloeden, zijn:
1 daling van het
CO2-gehalte van het
bloed,
2 stijging van het
CO2-gehalte van het
bloed,
3 stijging van de
impulsfrequentie in het
orthosympatische deel van het autonome zenuwstelsel,
4 stijging van de impulsfrequentie in het parasympatische deel van het autonome zenuwstelsel.
3 Onder invloed van welke van deze factoren neemt de ademfrequentie toe?
A van de factoren 1 en 3
B van de factoren 2 en 3
C van de factoren 1 en 4
D van de factoren 2 en 4
, Hart en longen
In de afbeelding zijn schematisch enkele longblaasjes en het hart weergegeven. De
longblaasjes en het hart zijn niet op dezelfde schaal getekend.
De hoeveelheid O2 die per ml bloed aan hemoglobine (Hb) is gebonden, wordt
gemeten op de plaatsen 1 t/m 6 (hieronder).
In de afbeelding zijn drie diagrammen getekend.
4 In welk van deze diagrammen is de hoeveelheid O2 die per ml bloed aan Hb is
gebonden voor de plaatsen 1 t/m 6 juist weergegeven?
A in diagram 1
B in diagram 2
C in diagram 3
Door onvolledige verbranding van
bijvoorbeeld kolen kan koolstofmono-
oxide (CO) ontstaan. CO en O2 zijn in
competitie voor dezelfde bindingsplaats
in een hemoglobinemolecuul. Mensen die veel CO
hebben ingeademd, kunnen bewusteloos raken en
uiteindelijk overlijden. De onderste afbeelding geeft
een model van de regulatie van de ademhaling.
Iemand die bewusteloos is geraakt door het inademen
van CO, wordt beademd met een mengsel van 95% O2
en 5% CO2, maar niet met 100% O2.
5 Beschrijf op basis van de gegevens in de
afbeelding het effect van dit gasmengsel op de
regulatie van de ademhaling.
Experiment
In een experiment bepaalt men de gemiddelde
procentuele samenstelling van droge buitenlucht, van
vochtige buitenlucht, van lucht in de longblaasjes van
een proefpersoon en van een liter uitgeademde lucht
van deze proefpersoon. De resultaten zijn weergegeven
in de tabel.
Gemiddelde samenstelling van lucht in %
droge buitenlucht vochtige buitenlucht lucht in uitgeademde lucht
longblaasjes
N2 78,6 74,1 74,9 74,5
O2 20,8 19,7 13,6 15,7
CO2 0,04 0,04 5,3 3,6
H2O 0,5 6,2 6,2 6,2
Als droge buitenlucht wordt ingeademd, wordt deze altijd verzadigd met waterdamp.
6 In welke van de volgende delen van de luchtwegen neemt de lucht waterdamp op?
A alleen in de luchtpijp
B alleen in de mondholte
C alleen in de neusholte
D alleen in de mondholte en de neusholte
E in de neusholte, de mondholte en de luchtpijp