Samenvatting medische kennis jaar 2 blok 1
Voor de samenvatting zijn de volgende boeken gebruikt: anatomie en fysiologie, farmacologie en klinische pathologie.
Niet gecontroleerd op spellingsfouten en formuleringsfouten.
HVVB21MKE1
Gregoire, L. & Straaten- Huygen, A. van. (2020). Anatomie en fysiologie -5e druk inclusief Online (1steEditie) ThiemeMeulenhoff bv.
Celbiologie en genetica
Hoofdstuk 2 cellen – anatomie en fysiologie
2.1 Metabolisme
Metabolisme: alle biochemische reacties in levende cellen.
Ander woord voor metabolisme -> stofwisseling.
Twee typen biochemische reacties: anabole en katabole reacties.
Anabole reacties Katabole reacties
Kleine moleculen worden samengevoegd tot Grotere moleculen worden afgebroken tot
grotere. Deze reacties kosten energie. kleinere. Bij deze reacties komt energie vrij
Nodig voor de bouw van lichaamseigen stoffen. Hier vind afbraak van stoffen plaats. Hierbij
Deze stoffen worden gebruikt voor: opslag, komt chemische energie vrij. Deze energie kan
groei, herstel en onderhoud van de weefsels in gebruikt worden voor de opbouwstofwisseling
het lichaam. of voor andere processen die energie kosten,
zoals beweging en warmteproductie.
Heet ook wel opbouwstofwisseling (assimilatie) Heet ook wel afbraakstofwisseling (dissimilatie)
-> assimilatiereacties -> dissimilatiereacties.
Verbranding is een veel voorkomend afbraakreactie.
Je krijgt een verbranding door een brandstof (energierijke stof) met zuurstof.
Verbranding is aerobe dissimilatie -> omdat er altijd zuurstof bij nodig is.
Celademhaling: aerobe dissimilatie (een verbranding met zuurstof).
Het doel van verbranding in de cel is het vrijmaken van energie.
De brandstof in de cel is meestal glucose.
Verbranding van glucose:
glucose + zuurstof -> energie + water + koolstofdioxide
Wanneer er geen glucose beschikbaar om te verbranden wordt er over gegaan op vetten.
Er ontstaan bij verbranden van vetten meer afvalstoffen.
Verbranding van vetten:
Vetten + zuurstof -> energie + water + koolstofdioxide + afvalstoffen
Er is sprake van anaerobe dissimilatie wanneer er afbraak van energierijke stof plaatsvind
zonder dat er zuurstof is gebruikt.
- Voordeel: cel kan toch energie vrijmaken.
- Nadeel: energieopbrengst lager + meer afvalstoffen (bv:melkzuur)
ATP en ADP
Adenosinedifosfaat -> ADP
De energie die bij een dissimilatiereactie vrijkomt wordt vastgelegd in ATP.
Een cel kan grote hoeveelheden ATP maken.
ATP bewaart de energie.
Wanneer er ergens in de cel energie nodig is wordt ATP omgezet in ADP.
Adenosinetrifosfaat -> ATP
, Gregoire, L. & Straaten- Huygen, A. van. (2020). Anatomie en fysiologie -5e druk inclusief Online (1steEditie) ThiemeMeulenhoff bv.
ADP ATP
Twee fosfaatgroepen (adenosinedifosfaat) Drie fosfaatgroepen (adenosinetrifosfaat)
Energie-arm Energierijk (door de binding tussen de 3e
fosfaatgroep en de andere 2)
Als ATP wordt omgezet in ADP komt er een
grote hoeveelheid energie vrij.
ATP kan tijdelijk vrijgekomen energie opslaan.
Een cel kan grote hoeveelheden ATP maken
Enzymen
Alle stofwisselingsreacties vinden plaats met behulp van enzymen.
Kenmerken enzymen:
Worden door lichaam zelf gemaakt
Enzymen zijn altijd eiwitten,
Ze katalyseren (->versnellen) alle biochemische reacties die in de cel plaats moeten vinden
Reactiespecifiek
-> voor elk soort reactie bestaat een specifiek enzym.
Enzymen blijven telkens weer inzetbaar, doordat ze bij de reacties zelf niet verbruikt worden.
Om de enzym werkzaam te maken hebben ze vaak een co-enzym (-> hulp-enzym) nodig.
DUS
Metabolisme = geheel van biochemische reacties in levende cellen.
Anabole reactie = assimilatie = bouw van lichaamseigen stoffen voor opslag, herstel, groei en
onderhoud.
Katabole reactie = dissimilatie = afbraak van stoffen, waarbij energie vrijkomt.
Celademhaling = aerobe dissimilatie = verbranding.
De vrijgekomen energie die hierbij vrijkomt wordt in ATP vastgelegd.
Stofwisselingsreacties vinden plaats met behulp van eiwitten (enzymen). Ze versnellen de
reactie.
2.2 bouw van de cel
Onze cel is de kleinste bouwsteen van het lichaam en ook de kleinste functionele
stofwisselingseenheid van ons lichaam.
De cel bevat cytoplasma. Ander woord voor cytoplasma is protoplasma.
Het cytoplasma zelf bestaat uit waterige substantie (, ook wel cytosol) met hierin veel
opgeloste stoffen.
In het cytoplasma zitten organellen, structuren met een specifieke bouw en functie
Waaruit bestaat de celmembraan?
De celmembraan is uiterst dun en bestaat uit een dubbele laag fosfolipiden en is vloeibaar en
waterafstotend.
Celmembraan zorgt ervoor dat de intracellulaire ruimte beschermt blijft van de
extracellulaire ruimte (omringde milieu). Er kunnen dus niet zomaar stoffen in en uit de
celmembraan die ongewenst zijn.
Het ligt aan de type cel of er meer of minder cholesterolmoleculen tussen de celmembraan
zit. Ze houden de fosfolipiden bij elkaar en verstevigen het celmembraan
Cholesterolmoleculen hebben een hydrofiele en hydrofobe kant.
Een membraaneiwit die boodschappen ontvangt (antennefunctie) -> receptoreiwit.
, Gregoire, L. & Straaten- Huygen, A. van. (2020). Anatomie en fysiologie -5e druk inclusief Online (1steEditie) ThiemeMeulenhoff bv.
DUS
Celmembraan vormt een grenslaag tussen de intracellulaire en extracellulaire ruimte.
Het is opgebouwd uit een dubbele laag fosfolipiden en is vloeibaar en waterafstotend.
Structuren in de celmembraan zijn: cholesterolmoleculen, membraaneiwitten en glycocalix.
Passief en actief transport
Passief transport: de cel speelt er geen actieve rol bij transportproces en kost geen energie.
Gebaseerd op diffusie en osmose: Water en gassen passeren de celmembraan op basis van
concentratieverschillen.
- Diffusie, CO2 en O2 zijn permeabel (doorlaatbaar). Water wordt via osmose getransporteerd.
De meeste stoffen die een cel opneemt en afgeeft wordt wel actief getransporteerd.
Actief transport: transport kost de cel energie in verbruik van ATP.
-> actieve transportmechanismen: enzymatische pomp, ionenpomp, blaasjestransport.
Bij actief transport gaat het tegen concentratieverschillen in.
Enzymatische pomp: transporteren stoffen met behulp van enzymen door de celmembraan.
Dit gebeurd door transporteiwitten. Het wordt vaak een ionenpomp genoemd omdat het
geladen deeltjes vervoerd.
Blaasjestransport: Stulpt de celmembraan om de te transporteren stof heen en vormt een
blaasje.
Fagocytose: opgenomen deeltjes in een vaste vorm
Pinocytose: als het een vloeistof is.
Exocytose: stoffen uit de cel gewerkt worden en endocytose in de cel.
KOD COD
Kristalloïd- osmotische druk Colloïd- osmotische druk
Transport van water over het celmembraan Transport van water over het membraan van de
wordt vooral bepaald door een verschil in haarvaten (capillairen) wordt bepaald door het
zoutconcentratie (kristallen) binnen en buiten verschil in eiwitconcentratie (albumine) binnen
de cel. en buiten de bloedbaan.
Diffusie: de beweging van deeltjes van een plaats waar ze hoge concentratie voorkomen naar
een plaats waar de concentratie laag is.
DUS: van hoge concentratie -> lage concentratie
Diffusie kan ongehinderd plaatsvinden bij een permeabele (doorlaatbaar) wand.
Osmose: diffusie van water via semipermeabel (half doorlaatbare) membraan.
Osmose: Diffusie:
Factoren die van invloed zijn op de snelheid diffusie
1. Het gaat sneller bij een hogere temperatuur.
2. Het concentratieverschil groter is.
3. Diffusieafstand kleiner is.
4. Het diffusieoppervlak groter is
5. Het oplosmiddel kleiner is.
, Gregoire, L. & Straaten- Huygen, A. van. (2020). Anatomie en fysiologie -5e druk inclusief Online (1steEditie) ThiemeMeulenhoff bv.
DUS
Transport van stoffen in en uit de cel gebeurt door diffusie en osmose (gassen, water en
opgeloste stoffen) of door actief transport (hierbij is ATP nodig).
De verschillende vormen van actief transport is: enzymatische pomp en blaasjestransport.
Organellen
Nucleus -> celkern: bevat DNA met erfelijke eigenschappen en met informatie voor de
eiwitsynthese in de cel. Hier zitten de chromosomen. Zij bevatten
DNA met alle informatie die nodig is om de cel functies aan te sturen.
Ribosomen: eiwitsynthese in de cel.
Endoplasmatische reticulum: transport van eiwitten en aanmaak van vetten.
Golgicomplex: aanmaak en transport van veel verschillende stoffen.
Lysosomen: afbraak van (schadelijke) stoffen. Betrokken bij katabole processen.
Mitochondriën celademhaling en vorming van ATP. De energieleveranciers van de cel
Centrosoom: celdeling
Celkern bestaat uit kernplasma (nucleoplasma) en omgeven door kernmembraan.
Er zitten in kernmembraan grotere poriën dan in celmembraan.
Er zit in kernplasma 46 chromatinedraden, elke met een speciaal eiwit -> histonen.
We hebben 46 chromosomen. Ze komen in paren voor dus, 23 paar chromosomen.
In het DNA liggen alle codes voor de eiwitsynthese besloten.
DNA
In het DNA is alle informatie opgeslagen om alles te kunnen maken.
In het DNA ligt de code opgeslagen voor het maken van aminzuren/eiwitten.
Het DNA is een lange streng van nucleotiden bestaande uit suikermolecuul, een fosfaatgroep
en een base.
Er zijn in het DNA 4 verschillende base. (vier verschillende nucleotide).
- Adenine (A)
- Cytosine (C)
- Thymine (T)
- Guanine (G)
De basen zitten met waterstofbruggen aan elkaar vast.
De volgorde van de vier verschillende basen en daarmee nucleotiden bepaald de specifieke
informatie die is opgeslagen.
In de helix koppelt A altijd met T
In de helix koppelt C altijd met G
Drie opeenvolgende nucleotiden (A, T, G of C) vormen 1 codon.
1 Codon staat voor 1 aminozuur.
Ook zijn er codons die coderen voor start of stop.
RNA
Het RNA-molecuul is bijna identiek aan het DNA-molecuul, maar bestaat uit één keten en de
stikstofbase thymine is vervangen door uracil (U). RNA is zelfde als m-RNA
Tripletten van transport- RNA heten anticodons.
Er zijn 20 verschillende aminozuren.
Voor elke aminozuur bestaat er een code van drie nucleotiden achter elkaar -> triplet.
Als je uitgaat van 4 stikstofbasen, kunnen er 64 verschillende tripletten worden gevormd.
Gen: Een stukje DNA dat de code van een eiwit bevat.
Het kan honderd of wel duizenden nucleotiden bevatten.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper vanDaisy. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.