Hoofdstuk 9
§9,1 Jong geleerd, oud gedaan
Als je spaart stel je je consumptie uit. Als je leent haal je het verwacht inkomen naar voren, daarover
betaal je rente. Sparen en lenen is niet bij elk huishouden hetzelfde. In een financiële levenscyclus
staat het verloop van sparen en lenen over de periode van iemands leven.
Het spaartegoed neemt van de jeugdige consument
aanvankelijk toe. Later door invloed van bijbaantje,
maar vooral door het consumeren neemt het saldo
af. Door opgebouwde studieschuld, koop van
woning of huwelijk neemt het saldo verder af.
Daarna komt een periode waarin de invloed van
aflossingen op de schulden hun invloed laten
gelden, het saldo wordt minder negatief. Als de
kinderen de deur uit zijn, neemt het saldo weer toe.
Na de AOW-leeftijd neemt het saldo geleidelijk weer
wat af.
De Amerikaanse econoom Irving Fisher heeft naar eigen zeggen stroom- en voorraadgrootheden
bedacht toen hij een bergwandeling aan het maken was, een waterval (stroomgrootheid) en een
meer (voorraadgrootheid). Een voorraadgrootheid kun je meten op een bepaald tijdstip.
Stroomgrootheden meet je per tijdseenheid, bijvoorbeeld de hoeveelheid water die per uur in of uit
het meer stroomt. Het saldo op een spaarrekening is een voorraadgrootheid en overboekingen en
opnames zijn stroomgrootheden.
Een opleiding volgen is een investering in menselijk kapitaal of human capital. Kapitaal kan meerdere
betekenissen hebben:
Fysieke kapitaalgoederen, daarmee kun je weer andere goederen of diensten maken. Bijv
gebouwen, machines, computers. Het gaat om de dienst.
Geldkapitaal, een kapitaal op de bank of beleggen in aandelen.
Sociaal kapitaal, de mate waarin mensen participeren in de samenleving in formele en
informele netwerken, hierbij is kwaliteit en vertrouwen tussen sociale relaties belangrijk.
Human capital, de resultaten van opleiding, opvoeding en onderwijs.
,Een opleiding is een grote investering, waarbij geleend moet worden. Dat moet worden
terugbetaalt, door middel van ouderbijdrage en eventueel bijbaantje, vaak levert het een
studieschuld op.
Scholing draagt bij aan persoonlijke ontplooiing, maar je investeert ook in een toekomstig hoger
inkomen. Onderwijs is een investering voor je eigen toekomst, maar draagt ook zeker bij aan de hele
samenleving. Het kennisniveau stijgt, waardoor er meer technologische verbeteringen kunnen
voortbestaan, zodat de welvaart van het land weer toeneemt.
§9.2 Sparen en lenen
In beide gevallen van sparen (je huidige consumptie bezuinigen) en lenen (je huidige consumptie
vergroten) spreek je van intertemporele ruil of ruilen over de tijd.
Enkelvoudige interest wordt over één periode berekend. Samengestelde interest wordt berekend als
je over je rente op je saldo weer rente krijg, dus voor een langere periode.
De nominale rente is de rente die met de geldgever overeen is gekomen. Inflatie heeft invloed op de
koopkracht. Als het algemeen prijspeil stijgt, is de reële rente kleiner dan de nominale rente. De
reële rente is de nominale rente gecorrigeerd voor de verandering in het gemiddeld prijspeil.
Index reële rente= index nominale rente/index gemiddeld prijspeil x 100
Rente bestaat als beloning voor uitgestelde consumptie. Rente bestaat ook als beloning voor het
dragen van risico, een bank kan geld uitlenen aan een investering, het is dan altijd de vraag of het
succesvol zal zijn en of de bank haar geld terugkrijgt. De hoogte van de rente hangt af van hoeveel
risico een bank neemt. Bij een hypothecaire lening heeft de bank het huis nog als onderpand en zal
de rente lager dan bij een persoonlijke lening.
Economen onderscheiden twee perioden: de huidige of lopende periode(ric) en de toekomstige
periode(nic)
, Het totale in een mensenleven verdiende inkomen noem je het levensloopinkomen, een deel
daarvan wordt verdiend in de huidige periode en het andere deel in de toekomstige periode.
Toekomstig inkomen= toekomstig inkomen + huidig inkomen (1+r)
Je kan ook je toekomstige inkomen naar voren halen je berekent dan het contant gemaakte
inkomen= toekomstig inkomen/ 1+r = ?
Ze kan dus nu beschikken over= ? + huidige inkomen
Een intertemporele budgetlijn geeft alle combinaties van maximale huidige en toekomstige
consumptie weer, gegeven de mogelijkheid van sparen en lenen.
§9.3 Kopen of huren?
Als je een woning huurt, betaal je elke maand een vast bedrag daar tegenover mag je in de woning
wonen. De woning blijft wel in handen van de eigenaar en de huurder kan de huurovereenkomst
altijd opzeggen. Als je een woning koopt, leg je het vast voor een langere tijd. In de meeste gevallen
wordt de woning betaalt door middel van een hypothecaire lening die ook moet worden
terugbetaald met rente.
Er zijn twee soorten huurwoningen:
Sociale huurwoningen: woningen voor mensen met een smalle beurs (max huur is €720).
Deze woningen worden aangeboden door de woningbouwcorporaties (zelfstandige org,
maar onder toezicht van de overheid). Ze bouwen kwalitatief goede woningen die
betaalbaar zijn. Er is daarom meer vraag dan aanbod, zo ontstaat er een tekort. De
doelgroep van de woningen is voor mensen met een lager inkomen, maar er wonen echter
ook mensen met een hoger inkomen. Dit heet scheefwonen en is een groot nadeel. Huurder
kunnen aanspraak maken op huurtoeslag, dat is wel afhankelijk van allerlei factoren.
Huurwoningen in de vrije sector: de huurprijs wordt door de markt bepaald. Deze woningen
worden aangeboden door particulieren en ook vaak door woningbouwcorporaties. Er
worden eisen gesteld met betrekking tot het inkomen.
Een huis kopen is een ingrijpende beslissing
Door een hypothecaire lening heb je nog jaren last van rente en aflossing op het huis.
Je koopt een huis om erin te wonen maar het is ook een belegging. De waarde kan met de
jaren erg verschillen.