Biologie thema organen en cellen
Deze niveaus zijn: van klein naar groot:
Cel, weefsel, orgaan, organenstelsel, organisme.
Cel: Het kleinste onderdeel van een organisme dat alle genetische informatie van dat
organisme
bevat.
Onderdelen die in een cel voor kunnen komen zijn:
Cytoplasma: Vocht in de cel bestaat uit water en opgeloste stoffen. Alle organismen hebben
dit.
Celmembraan: Een dun vlies om het cytoplasma. Alle organismen hebben dit.
Celkern: drijft in het cytoplasma en regelt alles wat er in de cel gebeurt. In de celkern zitten
de
chromosomen.
Vacuole: Blaasje(s) in het cytoplasma gevuld met vocht.
Bladgroenkorrels: Hierin vindt fotosynthese plaats, ze zijn groen en geven planten hun
groene
kleur.
Zetmeelkorrels: Hierin zit zetmeel opgeslagen, ze zijn kleurloos.
Kleurstofkorrels: Deze kunnen geel, oranje, of rood van kleur zijn. Door kleurstofkorrels
krijgen bloemen en vruchten hun kleur. Kleurstofkorrels worden ook wel Plastiden genoemd.
Celwand: Een stevige laag om de cel vlak om het celmembraan, zit dus helemaal aan de
buitenkant; het beschermt de cel.
Kleurstofkorrels kunnen overgaan kunnen van de ene soort overgaan in de andere soort. (een
rijpende banaan gaat van groen naar geel)
Het hangt er vanaf welk organisme je bent welke celonderdelen er dan in de cel voorkomen
Biologie thema organen en cellen 1
, Weefsel: Een weefsel is een groep cellen met dezelfde bouw en functie. Vb.
kraakbeenweefsel,
beenweefsel, zenuwweefsel.
Orgaan: Een deel van een organisme met 1
of meer functies. Vb. Hart, middenrif,
longen, lever, nieren, oog, baarmoeder,
wortel, stengel, blad, bloem, stamper,
meeldraad etc.
Het middenrif scheidt de romp in de
borstholte en de buikholte.
Orgaanstelsel: Een groep organen die samenwerken aan een functie. Bv.
Ademhalingsstelsel,
verteringsstelsel, bloedvatenstelsel, voortplantingsstelsel, zintuigstelsel, hormoonstelsel.
Biologie thema organen en cellen 2