Werkgroep Burgerlijk recht I.
Werkgroep 1
Opdracht 1-> Zet uiteen welke argumenten voor het standpunt van enerzijds Van Deurzen
en anderzijds de gemeente kunnen worden aangevoerd. Stel u bent rechter in deze zaak,
welke argumenten vindt u zwaarder wegen? Beoordeelt u de woning als roerend of als
onroerend?
Van Deurzen:
1. De zaak (het huis) is niet duurzaam met de grond verenigd als we kijken naar HR
Woonark. Het Hof had geoordeeld dat er sprake was van een onroerende zaak,
omdat de woonark in dit arrest is verenigd met de grond, aangezien deze door
middel van beugels is verbonden met in de bodem verankerde meerpalen. In onze
casus kunnen de palen deze beugels voorstellen. Volgens de Hoge Raad gaat het
hier echter om een zaak die blijkens zijn constructie bestemd is om te drijven en
drijft, dan is er sprake van een schip (art. 8:1 BW). Een schip is in het algemeen een
roerende zaak, maar een verbinding tussen een schip en de onder dat schip gelegen
bodem die toelaat dat het schip met de waterstand mee beweegt, kan niet leiden tot
het oordeel dat het schip met de bodem is verenigd in de zin van art. 3:3 lid 1 BW.
Dus zo is ook de woning een schip en niet duurzaam met de bodem verenigd.
Hierom hoeft Van Deurzen geen ozb te betalen aan de gemeente.
Art. 3:3 BW-> moet gaan om duurzame vereniging (HR Portacabin). Er is volgens van
Deurzen geen vereniging of duurzame vereniging, want de woning kan drijven. Kenmerk van
vereniging is vastzitten, volgens van Deurzen in elk geval niet altijd aan de orde (drijven).
HR Woonark-> wanneer iets kan meebewegen met het water is er geen sprake van
duurzame vereniging.
De Gemeente:
1. HR Portacabin:
a. De woning is duurzaam met de grond verenigd doordat deze naar zijn aard
en inrichting is bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven. Dit door de palen
die de woning op zijn plaats houden ook bij hoog water.
b. Ook is de zaak bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven, hiervoor moet
worden gelet op de bedoeling van de bouwer voor zover deze naar buiten
kenbaar is. Onder de bouwer moet hier mede worden verstaan degene in
wiens opdracht het bouwwerk wordt aangebracht. De bedoeling van de
‘bouwer’ is om het huis op dezelfde plek te laten, namelijk in de betonnen bak
en tussen de palen.
c. De bestemming van een zaak om duurzaam ter plaatse te blijven dient naar
buiten kenbaar te zijn. Dit vereiste vloeit voort uit het belang dat de
zakenrechtelijke verhoudingen voor derden kenbaar dienen te zijn. Hier het
geval door de zichtbare palen.
2. Omdat aan de vereiste van HR Portacabin is voldaan kan de gemeente zich bij de
rechter op dit arrest beroepen. Door dit arrest wordt de woning als duurzaam met de
grond verenigd gezien en voldoet daarmee aan art. 3:3 BW. Van Deurzen zal
daardoor onroerendezaakbelasting (ozb) moeten betalen.
,Merendeel van de tijd staat deze woning echter wel aan de grond, dus drijft deze niet. Wat
de bedoeling is geweest van de bouwer is lastig. We kijken dan naar wat we kunnen zien, in
casu bijvoorbeeld dat het een huis is waar je dus in moet kunnen wonen (HR Portacabin).
HR Woonark zegt dat losse omstandigheden/externe factoren niet zozeer een rol spelen.
Grens tussen beide arresten is redelijk vaag. De vraag of hier verbinding is en of deze dan
ook duurzaam is. Er is volgens de gemeente natuurlijk wel een verbinding, door bvb de
palen, en ook duurzaam want het is een huis.
De hele stellage is onroerend. Zou je niet kunnen zeggen dat de woning een bestanddeel is
geworden van de stellage? Dan is het namelijk ook onroerend, art. 3:4 BW. De grond is het
hoofdbestanddeel, je bent eigenaar van alles op je grond (natrekking art. 5:20 BW.)
Opdracht 2 -> Leg uit in hoeverre de wensen van Sunny zonder verdere afspraken tussen
Sunny en haar afnemers ingewilligd kunnen worden.
Twee wensen Sunny:
1. Ze wil eigenaar blijven van de zonnepanelen of ze kunnen revindiceren als de
afnemer zijn maandelijkse termijnen niet betaalt.
De bedrijven worden dan onmiddellijk houder. Een bedrijf bezit het goed namelijk niet voor
zichzelf, maar houdt het voor Sunny.
Sunny wordt dan middelijk bezitter?
Revindiceren als een partij het houdt zonder recht-> art. 5:2 BW.
2. Ze wil dat de panelen blijven liggen als de afnemer zijn bedrijfspand aan een ander
overdraagt.
Hiervoor moeten de panelen aan het bedrijfspand worden ‘gekoppeld’ als het ware, zodat ze
bij overdracht als één zaak overgaan. Hiervoor moet er sprake zijn van overdracht met
bijzondere titel.
- Wellicht via natrekking -> de zonnepanelen zijn een bestanddeel op grond van art.
3:4 BW omdat er schade van betekenis zou ontstaan als ze verwijderd moeten
worden.
Pandrecht vestigen op de panelen? Art. 3:238 BW?
Opdracht 3-> Kan Wolthuis als in rechte afdwingen dat de nieuwe dakconstructie wordt
verwijderd? Uw antwoord dient te bestaan uit (i) de juridische vraag die hier beantwoord
dient te worden, (ii) de deelvragen die nodig zijn om tot een antwoord op die juridische
hoofdvraag te komen en (iii) een uitwerking van die deelvragen aan de hand van de
relevante wetsartikelen en jurisprudentie.
(i) De juridische vraag hier is of Wolthuis in recht kan afdwingen dat de nieuwe
dakconstructie van Omen wordt verwijderd?
(ii) + (iii)
Hiervoor moeten we eerst weten wie de eigenaar van het dak is. Alleen Omen kan op de
zolder komen omdat hij de trap ernaartoe heeft. Wolthuis zou een erfdienstbaarheid moeten
hebben om van deze trap gebruik te mogen maken en op zolder te komen. Het deel van de
zolder dat boven zijn perceel ligt is zijn deel van de zolder volgens art. 5:14? Natrekking
vindt hier plaats.
,Omen verandert het gehele dak maar hij is niet de eigenaar van het gehele dak. Wolthuis
kan dus de inderdaad afdwingen dat de dakconstructie wordt verwijderd.
Dit ook omdat in de akte van vestiging van de erfdienstbaarheden staat ‘waardoor de
toestand waarin die percelen zich ten opzichte van elkaar bevinden, blijft gehandhaafd,
speciaal voor wat betreft de afvoer van hemelwater, gootwater door riolering of anderszins,
eventuele inbalking, inankering, overbouw, uitzicht en toevoer van licht en lucht, zijnde
hieronder evenwel niet begrepen een verbod om te bouwen of te verbouwen.’ Er wordt ‘licht’
nadrukkelijk genoemd, en Wolthuis geeft aan hier last van te hebben. Dit is nog een reden
waarom Wolthuis in rechte af kan dwingen dat de dakconstructie wordt verwijderd.
Dus ja, Wolthuis kan de verwijdering van de dakconstructie in rechte afdwingen.
Wie is eigenaar?
Sprake van twee zaken, Wolthuis heeft een ‘perceel/deel’. Omen het andere ‘perceel/deel’.
Wolthuis moet dulden dat een deel boven zijn grond wordt gebruikt (de zolder) door de
gevestigde erfdienstbaarheid.
Twee verschillende zaken, de woning van Wolthuis en de woning van Omen.
Verticale natrekking maakt dat Wolthuis eigenaar zou zijn van van de 60m2 en de zolder
erboven.
Op basis van horizontale natrekking zal Wolthuis eigenaar van de 60m2 zijn, en Omen van
de 20m2 en de zolder. Tweede zin art. 5:20 lid 1 sub e BW
Casus tijdens de virtuele werkgroep
Is er sprake van vereniging? Ja, want de onderdelen zijn (stevig) aan elkaar verbonden en is
daarmee aan de grond verenigt.
Is er sprake van duurzame vereniging? HR Portacabin:
- Bestemmingscriterium= is het naar aard en functie bestemd om duurzaam ter plaatse
te blijven.
- De bedoeling van de bouwer zo ver naar buiten kenbaar. In casu gepland om
na 9 maanden het te verplaatsen, maar als een willekeurige derden langs het
viaduct loopt, is voor die persoon dan de bedoeling van de bouwer naar
buiten kenbaar? Nee. Deze derden zal verwachten dat het viaduct bestemd is
enige tijd te blijven, dan niet enkele maanden maar meerdere jaren.
Advies aan rijkswaterstaat: rijkswaterstaat is wel aansprakelijk, zonder bord ter
verduidelijking zijn ze op grond van art. 6:174 BW aansprakelijk te stellen. Een bord waarop
staat dat het viaduct er maar voor 9 maanden zou zijn zou voor een derde de duidelijkheid
geven dat het viaduct niet duurzaam verenigd zal zijn.
Fysieke werkgroep; subgroep A.
Zon op water.
In juli 2019 berichtte De Gelderlander dat de Thermen Berendonck in Wijchen in de nabije
toekomst wellicht gaat draaien op stroom die wordt opgewekt op het water. De exploitant
, van het waterrecreatiegebied wil een drijvend en met de zon meedraaiend eiland van
zonnepanelen aanleggen, dat (onder meer) het thermencomplex van stroom gaat voorzien.
Zie het krantenartikel hier en voor extra informatie over drijvende zonnepanelen bijvoorbeeld
de website van TNO.
De juridische status van een zaak kan verschillende consequenties hebben, zo werd ook
duidelijk bij casus 1 van week 1: de drijvende woning van Van Deurzen. Zo kunnen
gemeenten belasting heffen van (onder andere) de eigenaren en gebruikers van een
onroerende zaak binnen de gemeente (ozb, zie art. 220 Gemeentewet). Daarnaast bepaalt
de goederenrechtelijke kwalificatie bijvoorbeeld ook of de beperkte rechten uit boek 5 BW op
de zaak kunnen worden gevestigd en welk type zekerheidsrecht voor een financier
beschikbaar is. Is het zonne-eiland een roerende zaak (niet-registergoed), dan kan het
worden verpand. Is het daarentegen een onroerende zaak (en dus een registergoed), dan
dient een hypotheekrecht te worden gevestigd (zie art. 3:227 jo 3:10 jo 3:89 BW en Pitlo nr.
745).
U treedt bij deze casus op als adviseur van de bank die de aanleg van het zonnepark op het
water gaat financieren. U dient daarbij te beoordelen of het zonne-eiland roerend of
onroerend is. Noem in dat verband twee argumenten voor de kwalificatie ‘roerend’ en twee
argumenten voor de kwalificatie ‘onroerend’. Betrek in uw uitwerking in elk geval de artt. 3:3,
3:4 en 5:20 BW.
De vraag is: is het zonne-eiland een roerend of onroerend goed?
Artikel 3:3
1. Onroerend zijn de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, de met de grond
verenigde beplantingen, alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de
grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen
of werken.
2. Roerend zijn alle zaken die niet onroerend zijn.
Artikel 3:4
1. Al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, is
bestanddeel van die zaak.
2. Een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij daarvan niet kan
worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan
een der zaken, wordt bestanddeel van de hoofdzaak.
Artikel 5:20
1. De eigendom van de grond omvat, voor zover de wet niet anders bepaalt:
a. de bovengrond;
b. de daaronder zich bevindende aardlagen;
c. het grondwater dat door een bron, put of pomp aan de oppervlakte is
gekomen;
d. het water dat zich op de grond bevindt en niet in open gemeenschap met
water op eens anders erf staat;
e. gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij
rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen en werken, voor
zover ze geen bestanddeel zijn van eens anders onroerende zaak;
f. met de grond verenigde beplantingen.