Internationaal recht.
Hoorcollege 23 oktober, college 1.
Internationaal recht= de regels die rechtsbetrekkingen over de gehele wereld beheersen.
Internationaal recht bestaat uit:
- Internationaal publiekrecht= ook wel ‘internationaal recht’ of ‘volkenrecht’ genoemd.
- Internationaal privaatrecht= rechtspersoon in een land en rechtspersoon in ander
land, botsingen (conflictenrecht) van stelsels van nationaal recht.
Verhouding tussen internationaal recht en Europees recht:
- De EU is één van de actoren binnen het internationale publiekrecht (net zoals de VS,
China, Rusland, organisaties als de NAVO, etc.).
- EU-recht begon oorspronkelijk als een tak van het internationale recht, maar is
inmiddels een geheel eigen systeem.
- Het EU-recht is relevant voor de 28 lidstaten van de Europese Unie, terwijl er
wereldwijd 195 landen met het internationaal recht te maken hebben.
De belangrijkste kenmerken van internationaal (publiek)recht:
1. Internationaal karakter-> recht dat de verhoudingen tussen staten (en internationale
organisaties) beheerst.
2. Publiek karakter-> dient overliggende doelen zoals vrede, veiligheid,
milieubescherming, stabiele economische betrekkingen, enz.
3. Juridisch karakter-> bindende normen, te onderscheiden van vage politieke,
religieuze of culturele beginselen.
Belangrijkste kenmerken II:
1. Internationaal recht is wel degelijk ‘recht’.
2. Het ontbreekt op het internationaal vlak weliswaar aan een krachtig centraal gezag.
3. Maar er staan wel degelijk sancties op de niet naleving van internationale regels.
4. Internationaal recht heeft een meer ‘horizontale’ karakter dan rechtsstelsel binnen
staten.
5. De meeste organisaties binnen het internationale publiekrecht zijn
intergouvernementeel van aard, maar supranationale, meer verticale systemen zijn
sterk in opkomst.
6. Belangrijke, heel aparte rechtsbronnen:
a. Gewoonterecht.
b. Verdragen.
c. Besluiten van internationale organisaties.
De nationale rechter heeft de bevoegdheid internationale wetgeving toe te passen.
,Hoorcollege 24 oktober, college 2.
De tragedie van Tsjaad, tot 1960 Franse kolonie. Vanaf 1960 tot 1970 burgeroorlog. 1970
grijpt rebellenbeweging de macht, maar verdeeldheid in rebellenbeweging. Hissène Habré
vestigt in 1982 een schrikbewind. 1990 wordt Habré verjaagd en hij vlucht naar Senegal.
Human rights watch (HRW) lid Reed Brody regelt dat de Belgische regering gaat procederen
tegen Habré. Regel= ofwel je levert iemand over of je gaat iemand zelf berechten. Zaak
komt voor IGH. Verbod op voltering in een internationaal verdrag, verweer was dat Tsjaad
niet bij dit verdrag lid was, dus had Habré geen fouten begaan. Het feit dat Tsjaad niet
gebonden was aan het verdrag is volgens het IGH geen voldoende grond. Er zijn volgens
het IGH namelijk wel fundamentele regels die altijd gelden voor iedereen (ius cogens=
dwingend recht). Habré wordt veroordeeld tot levenslang.
Nationaal recht een verticaal systeem. Internationaal recht een horizontaal systeem.
Hoe regels van internationaal recht ontstaan, en wie erdoor zijn gebonden:
1. Gevormd tot staten.
a. Verdragen.
b. Gewoonterecht.
2. Gevormd door internationale organisaties
a. WTO (handelsregels), NAVO, EU, VN.
3. Gevormd door internationale tribunalen:
a. Internationaal strafhof (IGH, Hamburg).
Gebondenheid van staten en die rol van toestemming.
- Klassiek uitgangspunt= staten zijn alleen door internationale regels gebonden als ze
ermee instemmen (bvb als partij bij verdrag).
- Sommige regels zijn echter algemeen verbindend voor alle staten (bvb regels van ius
cogens).
De bronnen van het internationale recht-> art. 38 Statuut van het IGH.
1. Internationale verdragen, zowel van algemene als bijzondere aard, waarin regels
worden vastgelegd die uitdrukkelijk door de bij het geschil betrokken Staten worden
erkend.
2. Internationale gewoonte, als blijkt van een als recht aanvaarde algemene praktijk.
3. De door beschaafde naties erkende algemene rechtsbeginselen
4. Onder voorbehoud van de bepalingen van art. 59, rechterlijke beslissingen, alsmede
de zienswijzen van de meest bevoegde schrijvers van de verschillende naties, als
hulpmiddelen voor het bepalen van rechtsregels.
Vandaag de dag belangrijkste rechtsbronnen:
1. Gewoonterecht-> - algemene praktijk (usus)= staten die zich op een bepaalde
manier gedragen gedurende een bepaalde periode. Ook de opinio iuris nodig= de
overtuiging dat het om een rechtsregel gaat moet tussen staten bestaan.
Diplomatieke onschendbaarheid= afspraak dat bij uitwisseling van
vertegenwoordigers deze onschendbaar zijn. De vertegenwoordigers kunnen dan
dus alles maken zonder opgepakt te worden. Nodig is dus dat voldoende staten zich
gedurende een bepaalde periode op een bepaalde manier gedragen, en dat zij
, daarbij blijk geven van de overtuiging dat deze gedragingen door het internationale
recht worden toegestaan of zelfs geëist.
2. Verdragen (denk aan contractovereenkomsten).
3. Besluiten van internationale organisaties. Met name door supranationale
organisaties.
4. Algemene rechtsbeginselen.
De normenhiërarchie in het internationale recht:
- Gewoonterecht, verdragen en besluiten van internationale organisaties hebben
hetzelfde juridische gewicht.
- Verdragen of besluiten van internationale organisaties kunnen zelf duidelijk maken
welke regel voorrang heeft.
- Als dat niet zo is, geldt dat een meer bijzondere regel steeds voorrang heeft op een
algemene, en een latere regel op een eerdere.
- Van algemene rechtsbeginselen die ‘ius cogens’ bevatten kan nooit worden
afgeweken.