Leerdoelen BS11
Inhoudsopgave
1. Kan de regulatie van de bloeddruk door de nieren uitleggen en de rol van het Renine
Angiotensine Aldosteron Systeem (RAAS) hierbij verklaren ............................................................... 3
2. Kan uitleggen hoe de nieren inspelen op veranderingen in samenstelling van bloed (vocht,
zuren, zouten en erytropoëse), met als doel om de homeostase te bewaken en kan uitleggen
waaruit de urine is samengesteld ....................................................................................................... 5
3. Kan de gevolgen van fysiologische veroudering voor het urinewegstelsel uitleggen..................... 8
4. Kan de definitie symptomen, onderzoeken en behandeling uitleggen bij cystitis,
glomerulonefritis, pyelonefritis en nierstenen ................................................................................... 9
5. Kan de oorzaken, gevolgen, onderzoeken en behandeling van dehydratie en overvulling
uitleggen ............................................................................................................................................ 11
6. Kan de anatomie en fysiologie van de nieren beschrijven en dit in verband brengen met
definitie, risicofactoren, symptomen, onderzoeken en medicinale behandeling bij acuut en
chronisch nierfalen ............................................................................................................................ 13
7. Kan de twee vormen van dialysering en de impact hiervan op de patiënt uitleggen ................... 17
8. Kan benoemen welke leefstijladviezen kunnen worden gegeven aan dialyse patiënten ............ 20
9. Kan de indicatie, procedure, complicaties, prognose en medicatie bij een niertransplantatie
uitleggen en kan uitleggen welke rol een dialyse verpleegkundige speelt bij de behandeling van
een dialyse patiënt, ook in de thuissituatie ...................................................................................... 21
10. Kan de functie uitleggen van het verpleegkundig classificatiesysteem Omaha ......................... 23
11. Kan verpleegkundig redeneren mbv aangeleerde systematiek met betrekken tot de volgende
onderwerpen: Uitscheiding/ uitwisseling en Levensprincipe ........................................................... 24
12. Kan het begrip armoede verklaren vanuit economisch en historisch perspectief en kan
uitleggen dat armoede een probleem is van maatschappelijke participatie en sociale uitsluiting .. 25
13. Kan kenmerken van kwetsbare groepen in de samenleving en groepen met een verhoogd
armoederisico beschrijven ................................................................................................................ 25
14. Kan uitleggen wat de rol is van de gemeente en de sociale wijkteams bij kwetsbare groepen is
........................................................................................................................................................... 26
15. Kan naar andere hulpverleners in de wijk verwijzen en deze keuze onderbouwen ................... 27
16. Kan toepassingen van ICT gericht op het verbeteren en ondersteunen van communicatie in de
zorg reproduceren ............................................................................................................................. 28
17. Kan voorbeelden benoemen van mogelijkheden tot ondersteuning van het zelfmanagement
m.b.v. meetapparatuur en domotica van telezorg en telemonitoring ............................................. 29
18. Kent de nieuwste toepassingen van ICT gericht op het verbeteren en ondersteunen van
communicatie in de zorg en kan voorbeelden benoemen van gezondheidsvoorlichting via e-Health
programma’s ..................................................................................................................................... 30
19. Kent regels m.b.t. privacy en veiligheid gebruik sociale media en internet ............................... 30
,20. Kan methodisch personen en groepen opsporen bij wie de leefstijl een risico vormt voor de
gezondheid en maatschappelijke participatie .................................................................................. 31
21. Kent diversiteit in culturen en cultuurgebonden opvattingen van gezondheid en
cultuurgebonden gezondheidsproblemen ........................................................................................ 33
22. Beschrijft methodieken voor preventie en gezondheidsvoorlichting bij kwetsbare groepen
(mensen met geringe gezondheidsvaardigheden, mensen met een lichte verstandelijke beperking)
........................................................................................................................................................... 33
23. Kan gedragsdeterminanten benoemen die van invloed zijn op de gezondheid van mensen uit
kwetsbare groepen............................................................................................................................ 34
24. Kan determinanten benoemen die van invloed zijn op maatschappelijke participatie.............. 35
25. Kan de rol van de wijkverpleegkundige uitleggen binnen het sociale wijkteam ........................ 35
26. Kan de zorg rondom zorgvragers, tussen disciplines en organisaties coördineren, de
continuïteit van zorg waarborgen, hierbij passende hulpmiddelen hanteren en uitleggen welke
interventies werkzaam zijn................................................................................................................ 37
27. Kan het belang van het sociaal netwerk van de kwetsbare zorgvrager beschrijven .................. 38
,1. Kan de regulatie van de bloeddruk door de nieren uitleggen en de rol van het
Renine Angiotensine Aldosteron Systeem (RAAS) hierbij verklaren
Regulatie van de bloeddruk door de nieren
De nieren reguleren de bloeddruk door:
• Plaatselijke regulering
o Autoregulatie compenseert voor minieme schommelingen in de bloeddruk door
automatische wijzigingen in de diameter van afferente arteriolen en de glomerulaire
capillairen. Als de doorbloeding en de glomerulaire filtratiedruk afnemen, verwijden
de arteriolen en de capillairen in de glomeruli zich en vernauwen de efferente
arteriolen zich. Hierdoor worden de bloeddruk en de doorbloeding van de
glomerulus op de korte termijn binnen normale grenzen gehouden. Daardoor blijft
de glomerulaire filtratiesnelheid relatief constant. Als de vloeddruk stijft, worden de
wanden van de afferente arteriolen uitgerekt. De gladde spiercellen reageren door
samentrekken. Door de vernauwing van de afferente arteriolen die daarvan het
gevolg is, meet de doorbloeding van de glomerulus af en wordt de GFS binnen
normale grenzen gehouden.
o Afferent arteriool vervoert het bloed van de leverkwabslagader naar het kapsel om
gefilterd te worden
o Efferente arteriool vervoert het bloed van het kapsel naar de medullaire plexus en
vervolgens naar de leverkwabader
• Sympathische zenuwstelsel
o Sterke vernauwing afferente arteriolen
o Bij stress/ inspanning
• Hormonale regulering
o Hormonale processen resulteren in langetermijnaanpassingen van de bloeddruk en
het bloedvolume waardoor de glomerulaire filtratiesnelheid wordt gestabiliseerd. De
belangrijkste hormonen hierbij zijn: angiotensine II, ADH, aldosteron en ANP
▪ Angiotensine II en ANP zijn hieronder uitgelegd
▪ ADH: vergroot de doorlaatbaaarheid van de DTC en de verzamelbuis voor
water, waardoor water vanuit de voorurine wordt gereabsorbeerd en het
veroorzaakt een dorstgevoel waardoor er meer water gedronken wordt. De
afgifte van ADH wordt door angiotensine II gedaan en wanneer neuronen in
de hypothalamus worden gestimuleerd. Deze neuronen reageren op een
daling van de bloeddruk of op een toename van de concentratie opgesloste
stoffen in het bloed.
▪ Aldosteron: bevordert de reabsorptie van natirumionen en de afgifte van
kaliumionen in de DTC en de verzamelbuis. Afgifte van aldosteron vindt
voornamelijk plaats onder invloed van stimulering door angiotensine II en in
reactie op een stijging van de concentratie kaliumionen in het bloed.
De basis van de bloeddruk is de perifere weerstand wat te maken heeft met de diameter van het
bloedvat. En cardiac output (hartminuutvolume)
Om een hoge bloeddruk naar beneden te krijgen, hebben we maar 1 route.
, Natriuretische peptiden waarvan atriaal natriuretisch peptide (ANP) de belangrijkste is. Als er door
een hoge bloeddruk extra druk staat op het hart, dan rekken de volume receptoren uit. Waardoor
ANP wordt afgegeven door de hartspiercellen in de boezem wanneer het bloedvolume en de
bloeddruk te hoog zijn. Dit leidt tot:
• Afname van de snelheid waarmee natriumionen in de DTC worden gereabsorbeert. Extra
uitplassen van natrium waardoor het lichaam water verliest en het bloedvolume en daardoor
ook de bloeddruk daalt.
• Verwijding van de capillairen in de glomeruli waardoor de glomerulaire filtratie en het
waterverlies met de urine toenemen. De perifere weersrand daalt en de bloeddruk ook
• Inactivering van het RAAS systeem door de remming van de afgifte van renine, aldosteron en
ADH. Het netto effect is een versnelde extractie van natriumionen en een toename van het
volume van de gevormde urine. Door deze combinatie wordt de bloedvolume en de
bloeddruk verlaagd.
Rol van het Renine Angiotensine Aldosteron Syteem (RAAS) bij de regulatie van de bloeddruk door
de nieren
De nieren kunnen op 2 manieren meten hoe het staat met de bloeddruk:
1. In de kleine bloedvaatjes richting de nieren (afferente arteriolen). In die afferente arteriolen
zitten baroreceptoren die de druk kunnen meten
2. Door een verminderde bloeddruk zal er minder vocht naar buiten worden geperst en dus
minder voorurine gemaakt worden.
Dit zorgt er beide voor dat de nier minder renine zal uitscheiden. Renine is het eerste stofje uit het
RAAS systeem. RAAS staat voor: Renine Angiotensine Aldosteron Systeem
Renine zet angiotensinogeen om in angiotensine I. En in de longen wordt angiotensine I omgezet
naar angiotensine II door het stofje ACE. Angiotensine II heeft 3 functies:
1. Het veroorzaakt een kortdurende maar krachtige vaatvernauwnig in de perifere
capillairnetten waardoor de bloeddruk in de nierarteriën stijgt
2. In het nefron activeert het de vernauwing van de efferente arteriolen. Hierdoor stijft de druk
in de glomeruli en stijgt de glomerulaire filtratiesnelheid
3. Het zorgt voor uitscheiding van aldosteron in de bijnieren. Aldosteron haalt natrium uit de
voorurine waardoor er meer natrium in het lichaam blijft. Waar natrium gaat, gaat water
(osmose) dus water zal mee terug gaan het lichaam in, hierdoor is er meer bloedvolume en
hiermee stijgt het eindiastolisch volume en hiermee het slagvolume, de cardiac output en
dus de bloeddruk.
4. In het CZS bevordert het de afgifte van ADH. ADH stimuleert de reabsorptie van water en
natriumionen en bevordert het dorstgevoel
Om een hoge bloeddruk naar beneden te krijgen, hebben we maar 1 route.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper irisolijerhoek. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,00. Je zit daarna nergens aan vast.