Dit document bevat een samenvatting van het vak fiscaal recht van het keuzeblok Familievermogensrecht: erven en fiscaliteiten. Het bevat een samenvatting van de Belastingwetten met gebruik van de cijfers van 2021. Dit is gemakkelijk toe te passen op de cijfers van jouw huidige jaar. Daarnaast bevat...
Samenvatting fiscaal recht
Familievermogensrecht: erven en fiscaliteiten
Week 1: Inleiding in de successiewet 1956
Systematiek berekening erfbelasting en schenkbelasting (art. 1 SW), tarief (art. 24 SW) en
vrijstellingen (art. 32 en 33 SW, het partnerbegrip (art. 1a SW en 5a AWR), woonfictie (art. 3 SW)
11.1 Inleiding
Grondslag erfbelasting (art. 1 lid 1 ten 1e SW) wordt geheven over alles wat iemand ‘krachtens
erfrecht’ verkrijgt van iemand die op het moment van zijn overlijden in Nederland woonde.
Woonplaats van de ontvanger is dus niet relevant
Grondslag schenkbelasting (art. 1 lid 1 ten 2e SW) wordt geheven over alles wat door schenking
wordt verkregen van iemand die op het tijdstip van de schenking in Nederland woonde.
Woonplaats van de ontvanger is dus niet relevant
Volgens de wet: elke bevoordeling uit vrijgevigheid.
Degene die de schenking ontvangt – de begiftigde – is belastingplichtig.
11.2 Fiscale woonplaats
Zowel voor de schenkbelasting als voor de erfbelasting is vereist dat de schenker c.q. in Nederland
woont.
Woonplaatsfictie van art. 3 SW
Art. 3 lid 1 SW:
Er bestaat in geval van emigreren van de erflater of schenker een 10-jaarstermijn: een Nederlander
die binnen 10 jaar ná zijn emigratie een schenking doet, wordt geacht nog steeds in Nederland te
wonen. Deze woonplaatsfictie geldt ook bij vererving.
Wordt geacht in NL te hebben gewoond ten tijde van overlijden of doen van de schenking.
Art. 3 lid 2 SW:
De wet kent ook een 1-jaarsfictie, op grond hiervan is een schenking altijd onderworpen aan
Nederlandse schenkbelasting als een schenker binnen 1 jaar ná emigratie uit Nederland een
schenking doet, óók als de schenker niet de Nederlandse nationaliteit heeft (art. 3 lid 2 SW).
Wordt geacht ten tijde van het doen van de schenking in NL te hebben gewoond.
11.3 De tarieven
De tarieven voor de schenk- en erfbelasting zijn gelijk. De Successiewet kent drie tariefgroepen, met
elk twee tariefschijven (art. 24 lid 1 SW).
Tarief art. 24 SW
Groep I partners en kinderen: verkrijging tussen
€0 - €128.751 10%
€128.751 en hoger 20%
Groep IA afstammelingen in de 2e en verdere graad (o.a. kleinkinderen, achterkleinkinderen:
verkrijging tussen (noot van art. 24 SW)
€0 - €128.751 18% (kolom 1 10% + 80% van 10%)
€128.751 en hoger 36% (kolom 1 20% + 80% van 20%)
, Groep II overige verkrijgers (broers, zussen, ouders, neefjes, vriend, buurvrouw etc): verkrijging
tussen
€0 - €128.751 30%
€128.751 en hoger 40%
Het begrip partner
Art. 5a AWR bevat een centraal partnerbegrip dat voor alle belastingwetten geld. In de Successiewet
wordt hier in art. 1a SW gedeeltelijk van afgeweken.
Voor de schenk- en erfbelasting worden de volgende personen als partners aangemerkt:
Gehuwden, mits zij niet zijn gescheiden van tafel en bed (art. 5a lid 3 AWR);
Personen die een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan;
Ongehuwd samenwonenden (met of zonder samenlevingscontract), mits zij voldoen aan een
aantal aanvullende eisen.
Aanvullende eisen ongehuwd samenwonenden: art. 1a lid 1 SW gedurende de in lid 2 van art. 1a
genoemde periode:
Lid 1 sub a: beide meerderjarig
Lid 1 sub b: zelfde GBA adres
Lid 1 sub c: notarieel samenlevingscontract met wederzijdse zorgplicht
Lid 1 sub d: geen bloedverwanten in rechte lijn (geen ouders en kinderen, broers en zussen
mag wel)
Lid 1 sub e: niet met iemand anders aan deze voorwaarden voldoen
Is aan de bovenstaande voorwaarden voldaan gedurende 6 maanden schenkbelasting en gedurende
2 jaar voor erfbelasting dan is aan het partnerbegrip voldaan (art. 1a lid 2 SW)
Indien geen samenlevingscontract (dus niet voldaan aan de eis van art. 1a lid 1 sub c SW) dan, art.
1a lid 3 SW, ten minste 5 jaar zelfde adres ook mogelijk.
Aanverwanten en bloedverwanten
Voor de Successiewet wordt aanverwantschap gelijk gesteld met bloedverwantschap (art. 19 lid 1
letter b SW).
Stief- en pleegkinderen
Stiefkinderen van gehuwden worden voor de heffing van schenk- en erfbelasting als eigen kinderen
aangemerkt (art. 19 SW). Deze gelijkstelling geldt ook voor stiefkinderen van ongehuwd
samenwonenden, mits deze als partner kunnen worden aangemerkt.
Een soortgelijke regeling geldt voor pleegkinderen (Art. 19 lid 2 SW).
Het voordeel van deze gelijkstelling is dat de genoemde kinderen bij vererving in tariefgroep I kunnen
vallen en in aanmerking kunnen komen voor de kindvrijstelling.
Let op: vererving gebeurt in deze gevallen niet automatisch op grond van de wet. Dit gebeurt
uitsluitend als zij in het testament als erfgenaam of legataris zijn aangewezen.
, 11.4 Vrijstellingen erfbelasting
Het tarief voor schenk- en erfbelasting is gelijk: art. 24 SW. De vrijstellingen zijn verschillend, namelijk
art. 32 SW voor vrijstellingen erfbelasting en art. 33 SW voor vrijstellingen schenkbelasting.
Art. 5 SW heffingsgrondslag
Art. 5 lid 1: erfbelasting: erfbelasting betalen over hetgeen wat je verkrijgt eventueel met aftrekking
van bijvoorbeeld legaat. Je moet altijd betalen over het nettobedrag.
Art. 5 lid 2: schenkbelasting: bovenstaande geldt ook voor de schenkbelasting. Je hoeft alleen te
betalen voor dat bedrag wat je daadwerkelijk krijgt.
Stappenplan erfbelasting berekenen
1. Bepalen omvang nalatenschap (afhankelijk van wel/geen partner of wel/geen gezamenlijk
vermogen.
Bijvoorbeeld: is iemand gehuwd algemene gemeenschap van goederen: de helft is dan de
nalatenschap, ook huwelijkse voorwaarden van belang voor omvang nalatenschap.
2. Toepassen testament of wettelijk erfrecht.
3. Verkrijging voor erfbelasting erfgenamen berekenen (rekening houden met ficties).
4. Vrijstellingen toepassen art. 32 SW (deze haal je van de verkrijging af).
5. Art. 24 SW toepassen.
Vrijstellingen erfbelasting art. 32 SW
Echtgenoten en partners €671.910 Art. 32 lid 1 ten 4e sub a SW
Minimaal €173.580 na
pensioenimputatie Art. 32 lid 2 SW
(Klein)kinderen €21.282 Art. 32 lid 1 ten 4e sub c
(kinderen)
En sub d (kleinkinderen)
Zieke of gehandicapte €63.836 Art. 32 lid 1 ten 4e sub b SW
kinderen
Verkrijging ouders van een €50.397 Art. 32 lid 1 ten 4e sub e SW
kind
Overige gevallen €2.244 Art. 32 lid 1 ten 4e sub f SW
Pensioenen, lijfrente en Geheel vrijgesteld Art. 32 lid 1 ten 5e SW
periodieke uitkeringen Art. 32 leden 2, 3 en 4 SW
ANBI/SBBI Geheel vrijgesteld Art. 32 lid 1 ten 3e en lid 8 SW
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper yanniekfijlstra. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,09. Je zit daarna nergens aan vast.