Inhoudsopgave
Beroepssituatie 3.......................................................................................................................2
Lesweek 1, voeding en stofwisseling........................................................................................2
Anatomie-fysiologie hoofdstuk: 16.1 t/m 16.5, 16.7, 16.10, 17.1 t/m 17.4, 17.6 t/m 17.7.3 en
17.8............................................................................................................................................2
Lesweek 2, overgewicht en obesitas.........................................................................................5
Jungen hoofdstuk: 6.3.4............................................................................................................5
Lesweek 3 – Hormoonstelsel.....................................................................................................8
Anatomie en fysiologie hoofdstuk: 10.1 t/m 10.7, 10.9 en 10.10.2...........................................8
Lesweek 4 – de puberteit en endocriene ziekten....................................................................12
Anatomie - fysiologie hoofdstuk: 20.7.2..................................................................................12
Farmacologie hoofdstuk: 10.4.1 en 10.4.2...............................................................................12
Pathologie hoofdstuk: 12.4 t/, 12.7.........................................................................................12
, Beroepssituatie 3
Lesweek 1, voeding en stofwisseling
Anatomie-fysiologie hoofdstuk: 16.1 t/m 16.5, 16.7, 16.10, 17.1 t/m 17.4, 17.6 t/m 17.7.3 en 17.8
De student kan:
- de richtlijnen voor gezonde voeding toepassen
- de bouw en functie uitleggen van de verschillende
voedingsstoffen (koolhydraten, lipiden, eiwitten,
mineralen, vitaminen, water)
- uitleggen wat verstaan wordt onder stofwisseling
- globaal het proces van de glucosestofwisseling,
vetstofwisseling en eiwitstofwisseling herkennen en
uitleggen
Het spijsverteringskanaal begint bij de mondholte wat bestaat
uit de huig, tong en het gebit. Ook bestaat dit uit een aantal
speekselklieren, onder de tong, het oor en onder de kaak. Het
speeksel wat door deze klieren wordt gemaakt bestaat uit
enzymen, antistoffen en lysozymen -> zorgt voor afweer en
helpt bij de vertering.
Braken (emesis) is een chemische (giftige stoffen) of mechanische prikkeling (vinger in de keel
stoppen).
Als je moet overgeven wordt er meer slijm geproduceerd door de klieren (als bescherming voor het
spijsverteringskanaal). De pylorissfincter (kringspier) ontspant waarna er peristaltische golven
ontstaan. Door ene krachtige uitademing ontstaat er druk,
hierdoor wordt de inhoud van de duodenum en het begin van
de jejunum naar de maag gestuwd. De maaginhoud wordt naar
buiten gestuwd en de toegang naar de neusholte wordt
geblokkeerd.
De slokdarm bestaat uit meerlagig plaveisel epitheel en bezit
pver de bovenste en onderste oesophagus sfincter
(kringspieren). Deze spieren zorgen ervoor dat de maaginhoud
niet naar boven kan komen.