Hoofdstuk 3, de rechterlijke macht en haar bevoegdheid.
Drie soorten gerechten.
1. De rechtbanken civielrecht en sector kanton. Enkelvoudige kamers (unus iudex)
behandelen en beslissen in beginsel, maar de zaak kan altijd worden verwezen naar de
meervoudige kamer (drie rechters), art. 15 Rv.
2. De gerechtshoven doen vooral behandelingen van het hoger beroep van in hun ressort
uitgesproken rechtbankvonnissen en beschikkingen, art. 60 RO. Appelzaken worden door een
meervoudige kamer van het hof beslist. Een enkelvoudige kamer is wel mogelijk bij
eenvoudige zaken op het terrein van personen- en familierecht. Rechters heten hier raadsheer.
3. De Hoge raad 5 leden van de meervoudige kamer, tenzij behandeling door 3 leden
voldoende wordt geacht, art 17 Rv. Rechters heten hier raadsheer.
Art. 26 RO 2 klachtenprocedures staan open voor de justitiabele (= iemand die aan de rechtspraak
onderworpen is) 1. Intern = bij het betreffende gerecht en
2. Extern = via de procureur-generaal bij de Hoge Raad.
Art. 112 Gw draagt aan de rechterlijke macht de berechting van geschillen over burgerlijke rechten op.
De eiser bepaald of daar sprake van is. Als de eiser stelt dat hem een vorderingsrecht toekomt, is
daarmee de bevoegdheid van de burgerlijke rechter al gegeven.
Wel moet worden bekeken welke rechter dan precies bevoegd is:
1. Heeft de rechter wel rechtsmacht.
2. Absolute (waaronder sectorbevoegdheid) en relatieve bevoegdheid.
Ad 1 Heeft de rechter wel rechtsmacht dit gaat om de vraag of een zaak met internationale
aspecten/buitenlandse oorsprong in NL aan de rechter kan worden voorgelegd. Antwoord allereerst
zoeken in evt. toepasselijke verdragen/EU-verordeningen/andere volkenrechtelijke verplichtingen, art.
1 Rv. Zijn die niet aan de orde bevoegdheid NL rechter kan ook voortvloeien uit de eigen regeling
in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Voor de EU is in het bijzonder de EEX-Verordening (ook wel: EEX-Vo of Brussel I bis-verordening)
van belang betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van
beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
Hooflijnen EEX-Verordening inzake de bevoegdheid.
1. Uitgangspunt is dat zij die op het grondgebied van een lidstaat woonplaats hebben, ongeacht
nationaliteit, slecht kunnen worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat art. 4
Brussel I bis.
2. De rechter van de lidstaat waar de gedaagde woonplaats heeft, komt een algemene
bevoegdheid m.b.t. de gedaagde toe, ongeacht de grondslag van de vordering.
Let op: soms bestaat er een alternatieve bevoegdheidsgrondslag = dat een rechter van een
andere lidstaat bijzondere bevoegdheid heeft t.a.v. specifieke vorderingen/geschillen. Bijv.:
verbintenissen uit overeenkomst en verbintenissen uit onrechtmatige daad art. 7 onder 1 en
2 Brussel I bis.
3. Er zijn een aantal aanvullende bevoegdheidsgrondslagen met een meer-procedureel karakter,
art. 8 Brussel I bis.
4. Onder de voorwaarden van art. 25 Brussel I bis kunnen partijen een forumkeuze uitbrengen
voor een specifieke rechter.
5. Zelfs als het gerecht van een andere lidstaat bevoegd is tot kennisneming van de hoofdzaak,
kan de NL rechter bevoegd zijn tot het treffen van voorlopige maatregelen art. 35 Brussel I
bis (in het algemeen komt het erop neer dat de NL rechter bevoegd is als de maatregel in NL
moet worden geëxecuteerd).
6. Bovenstaande regelingen zijn niet van toepassing als de verordening voorziet in exclusieve
bevoegdheid art. 24 Brussel I bis. Bijv. huur van onroerende zaken en pacht.
7. Voor verzekeringszaken, bepaalde consumentenovereenkomsten en arbeidsovereenkomsten
zijn bijzondere (dwingende) bevoegdheidsregels opgenomen art. 10-23 Brussel I bis. Deze
regels zijn aangepast met het oog op bescherming van de zwakkere contractspartij.
,Heeft de gedaagde geen woonplaats in een lidstaat en valt de materie niet onder een andere
verordening of verdrag dan gelden niet de regels van Brussel I bis, maar die van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering.
De regeling van de rechtsmacht in de dagvaardingsprocedure is in hoofdlijnen ontleend aan de
regeling van het EEX. In de dagvaardingsprocedure kan rechtsmacht worden ontleend aan:
1. De woonplaats/gewone verblijfplaats van de gedaagde art. 2 Rv. Gaat om de
maatschappelijke woonplaats.
2. Gronden die verband houden met de zaak art. 6 Rv. Soms heeft de NL rechter rechtsmacht,
ook al heeft de gedaagde geen woonplaats/gewone verblijfplaats in NL.
Art. 7 Rv bevoegdheid bij meerdere gedaagde, vrijwaring, voeging en tussenkomst.
Art. 8 Rv forumkeuze. Bij een geschil in de vorm van een dagvaardingsprocedure, zelf aangeven
welk land bevoegd is voor afhandeling geschillen. Moet vastgelegd zijn in een overeenkomst.
Facebook heeft bijv. zo’n ovk procederen in VS.
De rechterlijke bevoegdheid t.o.v. andere overheidsorganen.
Montesquieu – onderscheiden rechterlijk, wetgevende en uitvoerende (bestuur) macht. Belang voor
burger: de controlemogelijkheden die de rechter heeft tegenover de wetgevende en bestuurlijke
overheid.
Ad 2: absolute (waaronder sectorbevoegdheid) en relatieve bevoegdheid
-Absolute competentie aan welk gerecht moet de zaak worden voorgelegd? Regels in Wet RO.
Regels zijn van openbare orde, art. 72 Rv.
-Relatieve competentie in welke plaats procederen? Regels in Wetboek Burgerlijke
Rechtsvordering. Regels zijn niet van openbare orde, het gaat primair om het belang van de gedaagde
om dicht bij huis te procederen.
Sectorcompetentie
In eerste aanleg moeten, uitgezonderd in de wet bepaalde uitzondering, alle zaken bij de rechtbank
aanhangig worden gemaakt art. 42 RO. Rechtbank is hier dus de absoluut competente rechter.
Rechtbank = sector kanton en overige zaken (civiel).
Bij sector civiel, advocaat verplicht art. 79 Rv.
Kantonrechter is standaard bevoegd in een aantal zaken zie art. 93 Rv.
In zaken waarbij verschillende vorderingen zijn ingesteld, gaat het belang dat samenhangende zaken
gezamenlijk worden behandeld, vóór het belang van behandeling overeenkomstig het in beginsel
toepasselijke processuele regiem. Samenhangende vorderingen art 94 lid 2 Rv.
Relatieve competentie
Art. 99 Rv hoofregel is dat de zaak moet worden voorgelegd aan de rechter in wiens rechtsgebied
de gedaagde zijn woonplaats heeft. Alternatieve optie art. 100-108 Rv.
Er is niet voor de juiste rechter gedagvaard
A) Onbevoegde rechter ontbreekt de vereiste rechtsmacht dan verklaart de rechter zich (evt.
ambtshalve) onbevoegd om van de zaak, kennis te nemen.
Als gedagvaard is voor een rechter die volgens de bepalingen van de relatieve competentie onbevoegd
is, dan zal de rechter zich in het algemeen niet ambtshalve onbevoegd mogen verklaren, maar alleen
als door de gedaagde tijdig op de onbevoegdheid beroep is gedaan.
B) Wel/geen kantonzaak als een zaak bij de kantonrechter wordt gedagvaard, terwijl die eigenlijk
bij sector civiel zou moeten worden behandeld (of andersom), dan is er geen sprake van
onbevoegdheid: immers de kantonrechter maakt deel uit van de rechtbank. Er moet wel gekeken
worden of de zaak intern moet worden verwezen, art. 71 Rv.
Openbaar ministerie Art. 124-139 RO. OM is belast met de opsporing en vervolging van strafbare
feiten. Het OM kan in de civiele procedure ook als partij optreden.
,Hoofdstuk 5, de dagvaarding.
De dagvaarding is het gedingstuk waarbij de gedaagde door de deurwaarder in opdracht van de eiser
wordt opgeroepen om op een bepaalde dag voor de rechter te verschijnen ter zake van een door de
eiser tegen de gedaagde in te stellen rechtsvordering.
Er zijn een aantal gevallen waarin geen betekening/dagvaarding nodig is:
1. Wanneer de gedaagde een tegenvordering op de eiser heeft, kan bij deze bij zijn conclusie van
antwoord, dus zonder dagvaarding, instellen in de procedure, die de eiser tegen hem
aanhangig heeft gemaakt art. 136 Rv.
2. Kort geding: partijen verschijnen vrijwillig zonder dagvaarding voor de rechter art. 255 Rv.
3. Vrijwillige procedure bij kantonrechter art. 96 Rv.
4. In een tussen twee partijen aanhangig geding kan soms een derde vrijwillige partij oplopen en
daarbij een prestatie voor zichzelf eisen (tussenkomst). Tussenkomst wordt gevorderd bij
incidentele conclusie: een dagvaarding is niet vereist art. 217 en 218 Rv.
5. Renvooiprocedure. Bijv. bij faillissement waarbij schuldeisers het onderling niet eens kunnen
worden, verwijst de rechter-commissaris de partijen naar de rechtbank, geen dagvaarding
nodig art. 486 en 552 lid 4 Rv.
Inhoud dagvaarding
Er wordt gedagvaard bij exploot art. 111 lid 1Rv. Exploot is een ambtsedig proces-verbaal
betreffende een door de deurwaarder verrichte ambtshandeling art. 45 Rv. Exploot doen/uitbrengen
is het betekenen van het desbetreffende stuk en het laten van afschrift.
Inhoud dagvaarding geregeld in art. 45-66 Rv en art. 111-124 Rv. Heeft op 4 onderwerpen betrekking:
1. Gegevens betreffende de partijen art. 45 lid 3 jo. art. 111 lid 2 Rv.
2. Aanwijzing van de rechter die van de zaak moet kennisnemen art. 111 lid 2 onder e & f Rv.
3. Informatie over de wijze waarop de gedaagde in het geding moet verschijnen art. 111 lid 2
onder g-l Rv.
4. De eis en de gronden en (voor zo ver bekend) het verweer van de gedaagde en in aansluiting
daarop de bewijsmogelijkheden van de eiser om de aldus betwiste gronden van de eis te staven
art. 111 lid 3 Rv.
De dagvaarding wordt gewoonlijk door de raadsman van de eiser opgesteld. Hij stuurt de dagvaarding
vervolgens naar de deurwaarder. Deze kan de dagvaarding uitbrengen:
1. Aan de gedaagde in persoon art. 46 lid 1 Rv. Als de gedaagde weigert om het exploot in
ontvangst te nemen, dan voorkomt dat niet dat er sprake is van een betekenis in persoon, art.
46 lid 3 Rv.
2. Aan de woonplaats van de gedaagde art. 46 en 47 Rv bieden 3 mogelijkheden voor een
rechtsgeldige betekening:
a. Afschrift van exploot aan een huisgenoot van de gedaagde.
b. Afschrift van exploot aan een andere persoon die zich daar bevindt en waarvan het
aannemelijk is dat deze al bevorderen dat het de gedaagd tijdig bereikt.
c. Hij laat het voor de gedaagde bestemde afschrift achter in een gesloten envelop.
3. Door middel van terpostbezorging art. 47 Rv.
Bijzondere regelingen
1. Exploten aan de staat art. 48 Rv. En exploten aan andere publiekrechtelijke rechtspersonen
art. 49 Rv.
2. Exploten aan privaatrechtelijke rechtspersonen art. 50 Rv.
3. Personen zonder bekende woonplaats art. 54 Rv. Als iemand voor wie de kennisgeving is
bedoeld, geen woonplaats of plaats van werkelijk verblijf heeft, dan moet eerst worden
vastgesteld of hij wél een woonplaats/plaats werkelijk verblijf in het buitenland heeft en of dit
in een EU-staat is.
*Indien geen woonplaats/werkelijk verblijf in buitenland art. 54 Rv.
, *Indien wel woonplaats/werkelijk verblijf in buitenland, maar niet EU art. 55 Rv. Het gaat
hier dan om een openbare, respectievelijk diplomatieke dagvaarding.
*Indien wel woonplaats/werkelijk verblijf in buitenland, in de EU & het gaat om een
burgerlijke of een handelszaak art. 56 lid 2-4 Rv.
4. Exploten voor gezamenlijke erfgenamen van een overledenen art. 53 onder a Rv.
5. Een vordering tegen houders van aandelen of andere effecten aan toonder (naam onbekend)
dan moet de methode van de openbare dagvaarding worden gevolgd art. 54 lid 2 Rv.
6. Krakers van huizen, de dagvaarding moet in het gekraakte huis worden achtergelaten of per
post toegezonden met publicatie van een uittreksel in een dagblad anonieme dagvaarding.
7. Een consumentenorganisatie kan een rechtsvordering bij het gerechtshof instellen, die ertoe
strekt om een verklaring te krijgen dat bedingen in algemene voorwaarden onredelijk
bezwarend zijn art. 62 en 1003 Rv.
8. Betekening bij kantoor deurwaarder/advocaat van degene voor wie de dagvaarding is bestemd
art. 63 Rv.
Tussen de dag waarop de dagvaarding wordt uitgebracht en de roldatum (dag waarop de zaak op de rol
staat bij de rechter) moeten een aantal ‘vrije’ dagen liggen art. 119 Rv. Termijn is ten minste één
week art. 114 Rv. Eventuele verlenging art. 115 Rv.
De wet geeft aan de gedaagde een middel om de termijn waarop hij is opgeroepen te verkorten art.
126 Rv. Een dergelijke verkorting heet anticipatie.
De gronden van de eis
A) Stelplicht feiten waar volgens de eiser het ingeroepen rechtsgevolg aan is verbonden art.
111 lid 2 onder d Rv. Hierbij hoort steeds de motiveringsplicht; stukken waar in dit verband
een beroep op wordt gedaan, moeten bij de dagvaarding worden toegevoegd, art. 85 lid 1 Rv.
B) Substantiëringsplicht vermelding van de verweren van de gedaagde en van de
bewijsmiddelen van de eiser art. 111 lid 3 Rv. De eiser moet in ieder geval de
bewijsmiddelen waarover hij beschikt in de dagvaarding vermelden, met inbegrip van de
getuigen die hij kan doen horen tot staving van de betwiste gronden van de eis. Deze plicht is
wel beperkt tot de punten waarop de gedaagde verweer heeft gevoerd en waarvan de
bewijslast bij de eiser ligt.
De eis
De eiser moet duidelijk omschrijven wat hij wil dat de rechter t.a.v. de gedaagde beslist.
Daarnaast moet de eis zo zijn ingericht dat de tenuitvoerlegging daarvan, (indien toegewezen) niet op
voorspelbare problemen stuit, bijv. omdat de prestatie onvoldoende is omschreven.
Ten slotte moet er rekening mee worden gehouden dat de vordering niet kan worden toegewezen als
het executierecht geen mogelijkheid tot tenuitvoerlegging biedt.
Indien het in een zaak gaat om een situatie waarbij meerdere rechtsregels van toepassing kunnen zijn,
dan zal de eiser meerdere vorderingen instellen die in aanmerking komen op basis van de feiten. Eerste
eis is de primaire eis (hier komt de eis die de meeste kans heeft), daarna komt de subsidiaire eis,
daarna de meer-subsidiaire eis, daarna de meer-meer-subsidiaire eis etc.
Volgens art. 612 Rv begroot de rechter (die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt) de
schade in het vonnis. Als dat niet mogelijk is dan spreekt hij een veroordeling uit tot
schadevergoeding op te maken bij staat.
De omvang van de schade wordt dan in een aparte procedure vastgesteld de schadestaatsprocedure,
art. 613-615b Rv. Bijv. bij letselschade of bedrijfsschade. De eiser kan in zijn dagvaarding
‘veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat’ vorderen, als de schade nog niet vast staat.
, Nevenvorderingen.
Bijna elke eis gaat gepaard met een aantal nevenvorderingen: vorderingen die met het in de hoofdzaak
gevorderde samenhangen. De belangrijkste zijn:
1. De uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis de tenuitvoerlegging van een
veroordelend vonnis kan dan doorgang blijven binden, ook al zou de wederpartij tegen het
vonnis in beroep gaan.
2. De veroordeling van de gedaagde in de proceskosten art. 237 Rv e.v.
3. Vergoeding van de wettelijke rente als de vordering de voldoening van een geldsom is art.
6:119 BW.
4. De oplegging van een dwangsom als de eis iets anders inhoudt dan de betaling van een
geldsom. Een dwangsom is een in het vonnis bepaalde geldsom die door de gedaagde aan de
eiser verschuldigd wordt zolang hij niet aan de veroordeling voldoet art. 611a Rv e.v.
Nietigheid en herstel
De meeste bepalingen betreffende dagvaardingen zijn voorgeschreven op straffe van nietigheid, art.
120 lid 1 Rv.
Het gebrek dat de nietigheid meebrengt, kan voor de dienende dag worden hersteld door het
uitbrengen van een deurwaardersexploot (herstelexploot) art. 66 lid 2 Rv.
Is de gedaagde verschenen en beroept hij zich op de nietigheid van de dagvaarding, dan zal de rechter
dit beroep alleen kunnen honoreren als het gebrek van dien aard was dat de gedaagde daardoor in zijn
belangen is geschaad, bijv. bij onduidelijkheid over de eis art. 122 lid 1 Rv.
Als uit onderzoek blijkt dat een dagvaarding een gedaagde niet heeft bereikt, dan zal de rechter
nietigheid uitspreken art. 121 lid 3 Rv.
Als de rechter dit gebrek niet heeft opgemerkt en de gedaagde, nadat hij is veroordeeld, in verzet
komt, zal de rechter de nietigheid van de oorspronkelijke dagvaarding alleen uitspreken als de
gedaagde door het gebrek onredelijk in zijn belangen was geschaad.