100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting colleges Language & Society €4,49   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting colleges Language & Society

 9 keer bekeken  0 keer verkocht

Deze volledige samenvatting van de colleges van het introductie vak Language & Society van ETC aan de RuG bevat alle belangrijke concepten en is in heldere taal geschreven. De samenvatting is goed te gebruiken als bron voor het examen en is ook in het algemeen nuttig om de basis van de taalwetensch...

[Meer zien]

Voorbeeld 4 van de 31  pagina's

  • 19 april 2023
  • 31
  • 2019/2020
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (2)
avatar-seller
susannebraamburg
Week 1
Wat is taal? (Hoofdstuk 1+2)
De oorsprong van taal
We weten niet waar taal vandaan komt, er is geen direct bewijs voor. Wel is te zien in skeletten
van mensen van 35000 jaar geleden dat ze fysiek in staat moeten zijn geweest om geluid te
maken. Taal is innate, mensen worden geboren met de capaciteit om taal te leren en te
gebruiken.

Kenmerken van echte taal
Ten eerste is er een verschil tussen communicative signals; dat zijn dingen die je zegt, en
informative signals; dat is wat mensen aan je kunnen zien. Ook kan een mens klanken zonder
communicative purpose produceren; tongentaal.

Mensen kunnen communiceren door taal en door gebaren. Ook heeft een mens semantics
(betekenis) en pragmatic function. Een mens heeft ook interchangeability, ze kunnen zowel
berichten ontvangen als uitzenden. Bijzondere kenmerken van mensentaal
1. Reflexivity: wij kunnen praten over taal en het gebruik van taal.
2. Displacement: We kunnen praten over dingen in het verleden of dingen die er niet zijn
(niet bestaan). De bijendans is een uitzondering, maar niet uitgebreid genoeg.
3. Arbitrariness: er is een willekeurige connectie tussen een woord en de betekenis van
een woord. Bewijs: bestaan van synoniemen. Dierencommunicatie is niet willekeurig.
4. Cultural transmission: Mensen worden niet geboren met kennis van een bepaalde taal,
maar ze leren die taal door de omgeving. Mensen die geen taal leren, spreken ook geen
taal. Dierentaal ontwikkelt wel zonder contact met anderen.
5. Productivity: Units in een taal kunnen oneindig gecombineerd worden. We kunnen
nieuwe woorden maken en die ook begrijpen. We kunnen ook woorden op een nieuwe
manier combineren. Ook verandert de betekenis van woorden. Voorbeelden; grolar bear.
Dieren hebben fixed reference, wat betekent dat er een beperkt aantal signalen is en
die niet van betekenis veranderen
6. Duality: een mens praat op twee niveaus. Ten eerste zijn er distincte klanken zonder
betekenis (phonemes) en met combinaties van die klanken kun je units maken met
betekenis (morphemes). De spraak van dieren kan niet zo worden opgedeeld.

Dieren kunnen geen mensentaal leren. Ze kunnen wel met elkaar communiceren en ook wel
met mensen. Daarnaast is communicatie gebonden tot de eigen soort. Ze kunnen wel delen van
mensentaal leren, zo kennen honden bepaalde commando’s en kunnen chimpansees
gebarentaal leren - maar taal is meer dan alleen woorden.

Competence en performance

,Competence is de onderliggende kennis die kunt hebben van de structuur van een taal, de
performance is hoe je de taal ook echt gebruikt, dus op welke manier je het spreekt.
Communicative competence is kennis over de sociale regels van een taal, bijvoorbeeld wat je
wel en niet aan een vreemde kunt vragen.

Prescriptive vs. descriptive grammar
Prescriptive grammar bestaat uit regels over hoe je moet spreken, bijvoorbeeld dat je nooit
een infinitief mag splitsen (zie Captain Kirk). Draagt ook het idee van de standaardtaal
tegenover dialecten. Descriptive grammar betekent dat je bekijkt hoe mensen een taal
spreken. Standaardtaal en dialecten hebben dezelfde waarde.
Maar ook in de manier hoe we praten zijn we beïnvloedt door prescriptivism. Zo zien we
bepaalde vormen en dialecten als ‘incorrect’, en gebruiken we bijvoorbeeld niet in formele
situaties.

Language ideologies
Hebben te maken met ideeën over taalstructuur en gebruik ervan. Maar; wat we vinden van een
bepaalde manier van praten zegt meer over onze mening over de mensen - het gaat meer om
politiek, en niet om taalkunde.
1. Standard language ideology
a. Een dialect is superieur boven alle andere, dat wordt de standaardtaal.
i. Dat idee is naturalized, het wordt als waar beschouwd.
ii. Wordt gezien als makkelijker te begrijpen en logisch, dit omdat het overal
wordt gesproken en onderwezen
b. Maar er is niks ‘superieurs’ aan een standaardtaal.
i. Wordt wel zo gezien omdat mensen met macht die taal spreken.
ii. Zo wordt er verschil gemaakt tussen mensen die het goed spreken en
mensen die dat niet doen.
iii. De standaard spreken maakt je niet high-standard, maar omdat je
high-standard bent wordt jouw taal de standard
iv. Standaard wordt gekoppeld aan bepaalde regio, terwijl het één van vele
talen in deze regio is.
v. Non-standard dialects worden sociaal gestigmatiseerd, niet taalkundig.
c. Hypercorrectie
i. Mensen die niet de standaard spreken gaan zichzelf verbeteren, maar
soms corrigeren ze teveel: hypercorrection. Voorbeeld: gebruik van me.
2. Native Speakerism
a. Alleen native speakers zetten de standaard voor een taal.
i. Maar wat is een ‘native speaker’? De definitie is onduidelijk, want er is
veel variatie, ook binnen een land.
ii. En native speakers voortrekken op andere speakers is discriminatie. Er
zijn ook leraren die goed les kunnen geven in een taal die niet kun native
taal is.
iii. Valide manier: Engels als lingua franca.

, 3. Monoglot ideologies
a. De ‘natural state’ van een land of persoon is om eentalig te zijn.
b. Meertaligheid is een disruptie voor sociale eenheid
c. Iemand die meerdere talen spreekt wordt gezien als ontrouw tegenover de
standaardtaal, of wil niet integreren, of meertaligheid wordt gezien als drempel
om goed te worden in de standaardtaal.
d. Voorbeeld: Turks op Duitse scholen verboden.
4. Pluralist ideologies.
a. Hechten waarde aan verschillende talen (meertalig, maar ook meerdere
dialecten).
b. Ze kunnen alleen alsnog wel strikt gescheiden zijn, zoals in tweetalig onderwijs.

Hegemonie en competing ideologies
Er is hegemonie als de consensus de dominantie van een taal erkent. Dit heeft ook te maken
met naturalisatie, het wordt gewoon gevonden, ook door mensen die worden benadeeld door
de hegemonie. Het werkt als volgt: Standard language ideology (prestige) → hegemonie →
prescriptivism → hypercorrection

Er zijn altijd strijdende ideologieën. Zo kan er in het voorbeeld van de Duitse school gebruik
worden gemaakt van de monoglot ideology, op de school ernaast kunnen ze pluralist ideology
gebruiken.


Taal en maatschappij (Hoofdstuk 20)
Taal vs. dialect
Wanneer zijn twee varieties twee verschillende talen of twee verschillende dialecten? Dan zou
je zeggen: ‘mutual intelligibility’. Twee talen zijn niet mutual intelligible, een taal en een dialect
wel. Maar dat is geen goed criterium, omdat dat afhangt van de individuele spreker en zijn
achtergrond. Daarnaast zijn er talen die mutual intelligible zijn, en toch verschillende talen
(zoals Noors, Zweeds, Deens). Er zijn ook dialecten die totaal niet mutual intelligible zijn met de
standaardtaal (zoals Beiers-Duits of Siciliaans-Italiaans). Het verschil is niet taalkundig, maar
sociaal. Een taal heeft socio-politieke status, een dialect minder of niet. De standaardtaal is
politiek. Voorbeeld is het Nedersaksische dialect aan de grens met Duitsland, het dialect is
hetzelfde, maar de standaardtaal verschilt aan beide kanten van de grens.

‘Varieteiten (Varieties)’
Een neutrale term, gebruikt door taalkundigen om niet te hoeven zeggen of bepaalde manier
van spreken een taal of dialect is. Er zijn door al die varieties vaak verschillende manieren om
dingen te zeggen. Die verschillende vormen zijn ook wel ‘variants’. Die komen vaak overeen
met sociale factoren zoals leeftijd, geslacht, seksualiteit, etc.
1. Variëteit in lexicon
a. Vaak verschilt gebruik van bepaalde woorden per regio.

, b. Voorbeeld: samstag/sonnabend
2. Variëteit in phonology
a. Dit verschilt ook regionaal, je ziet dit vooral in dialecten, maar ook met leeftijd of
sociale klasse (onderzoek Labov!!)
b. Voorbeeld: ik/ek tegenover ich/ech in Duitsland.
3. Variëteit in morphology
a. Verschillende variëteiten van Engels hebben een ander gebruik van de suffix -s.
In het huidige Engels doen we het alleen met de 3rd person singular, maar
vroeger in het Noorden kon het ook bij andere personen, of als de persoonsvorm
niet bij het onderwerp stond. Ook nu gebeurt dat nog.
4. Variëteit in syntax
a. Voorbeeld: in standaard Duits moet het modale werkwoord achteraan, maar in
sommige dialecten komt het hoofdwerkwoord achteraan.

Language variation and change
Taal verandert. Alles wat nu prescriptivistisch onjuist is, kan morgen standaard zijn. Hoewel
talen kunnen veranderen door contact met andere talen, gebeurt de meeste verandering intern.
Bijvoorbeeld: less en fewer in het Engels; omdat mensen de distinctie toch al niet goed
gebruikten, is het nu gebruikelijk om less te zeggen, ook waar volgens de regels fewer had
moeten staan.

Society
Een ‘speech community’ is een groep mensen met dezelfde manier van praten. Die grenzen
vallen niet samen met een taal, maar meer met de waarden die mensen hebben over hoe taal
gesproken moet worden. Het is een goede abstractie, maar je kunt het niet bestuderen. Social
networks zijn gebaseerd op links tussen mensen, die met wie praat. Er zijn twee types, density
(iedereen kent elkaar, of niet) en multiplexity (meerdere links met 1 persoon).

Communities of practice
Een groep mensen die dezelfde poging doen. Het gaat hierbij om interactie, en laat
verschillende waardes van een groep zien.

Language and culture
Cultuur is sociaal opgedane kennis (Yule). Cultuur wordt laten zien door categorieën, zoals
namen voor kleuren. Een taal als Engels heeft er veel, dus zou je zeggen dat ze een bredere of
betere cultuur hebben tegenover Italiaans, dat alleen blu heeft. Ook heb je kinship terms, dus
over familie, waarin sommige talen een onderscheid maken tussen familie van vader of moeder,
en andere niet. Dit geldt ook voor tijdsaanduidingen. In de zwakke versie van linguistic
relativity kun je stellen dat taal invloed heeft op de vorming van je wereldbeeld, maar de
sterkere versie van linguistic determinism houdt in dat taal wereldbeelden beperken en
bepalen door cognitive categories (zoals kleuren). Je kunt dan wel dingen beschrijven, maar
alleen non-lexicalized (niet in een woord) terwijl dat in andere talen wel kan. (zoals gezellig)

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper susannebraamburg. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 62555 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,49
  • (0)
  Kopen