Week 1: Introduction to Studying Europe
Uit het hoorcollege
Key concept: Identity
1. De dingen die we kiezen om te onthouden zijn het belangrijkst. We kiezen onze
geschiedenis, wat we wel en niet willen gebruiken.
a. Voorbeeld: standbeelden. Reflecteert de dingen die we vroeger belangrijk
genoeg vonden om een standbeeld voor op te zetten.
b. ‘I am my past’ (Sartre). Wat je hebt meegemaakt bepaald wie je bent.
c. Pound: We moeten kiezen wat we wel niet niet herdenken, of wat we vertellen op
scholen. Dit wordt overheerst door de standaardtaal, en daarom wordt de
regionale geschiedenis (in dialect) niet vertegenwoordigd.
d. Drie dimensies
i. Cultuur: wat wel wel en niet herdenken
ii. Politiek: wie dat bepaalt
iii. Linguistiek: in welke taal
Key concept: Constructivism
1. Elk deel van identiteit van een land, maar ook de taal, kennis, instituties en
geschiedschrijving zijn politieke en sociale constructies. Ze zijn gebaseerd op
geschiedenis en bepalen de toekomst. Die cultureel-sociale perceptie verandert! De
ruimte om te bepalen is vrij, maar wel beperkt.
a. Voorbeeld: Sachsenmaier 2016; de culturele toekomst voor China was
gebaseerd op het culturele verleden van Europa - maar die perceptie veranderde
na WOI.
2. Culturele geschiedenis is bepaalt door grenzen, ze zijn historisch ontwikkeld.
a. Maar wie bepaalt deze constructies? Hoe veranderen ze? Wie heeft de macht
daarover?
Key concept: Collective memory
1. In Europa zijn veel gedenkplaatsen, het is moeilijk om te ontkomen aan geschiedenis.
Dingen in onze gedachten krijgen een fysieke plaats (Pierre Nora)
2. We blijven beroep doen op deze gedachten, we laten onszelf eraan herinneren
(volkslied, nationale feestdagen)
a. De nationale identiteit werkt wel zo - de Europese identiteit niet? Want wat is de
Europese identiteit? Voorbeeld uit seminar: wie weet welke dag ‘Europese dag’
is, en waarom is daar geen herdenking voor?
3. Taal is een voorwaarde voor gedachten, taal includeert en excludeert.
a. De taal kan je veel over de gemeenschap vertellen.
b. Taal is net zo oud als gedeelde geschiedenis
c. Taal is nodig om deze geschiedenis te bereiken! (Link naar tekst van De Swaan,
week 4)
,Constructions of Europe
1. Geografische dimensie
a. Je kunt grenzen nemen, zoals het Oeral gebergte of de Middellandse zee. Maar
ook die grenzen zijn ideeën, en kunnen veranderen. Zo vonden Frans/Duitse
filosofen in de 18e en 19e eeuw dat Afrika begon bij de Pyreneeën - hiermee
sloten ze Spanje dus uit.
b. Die grenzen zijn politiek geconstrueerd, het gaat om beleidsvoering. Voorbeeld:
het uitsluiten van Griekenland of de ‘Garlic Belt’.
c. Wie bepaalt?
2. Linguistische dimensie
a. We kunnen Europa zien als een ‘familie van talen’. Maar binnen die familie zijn er
grote verschillen, en als een taal niet tot die familie hoort, is dat dan een
Europese taal? (Denk aan Grieks, Albanees). Bij het kiezen van een taal als
hoofdtaal excludeer je andere talen.
i. En: Europese talen worden veel meer buiten Europa gesproken dan
binnen Europa (Engels, Spaans).
b. En er worden ook ‘non-Europese’ talen gesproken, horen die dan ook bij Europa
als taaleenheid?
i. Voorbeeld: Punjabi in England wordt veel gesproken. Waarom is Punjabi
geen Europese taal, en Pakistan geen Europees land? Het land heeft
tijdens kolonialisme lang onder Europese invloed gestaan.
ii. Voorbeeld: In Frankrijk worden er veel dialecten gesproken, die allemaal
niet zijn opgenomen in de grondwet, zijn het dan nog Europese talen?
3. Politieke dimensie
a. Er wordt wel gezegd dat Europa rust op gedeelde instituties (zoals EU, Europol,
Frontex, Schengen..) Maar als een land niet bij deze instituties hoort, is het dan
niet Europees?
i. Voorbeeld: GB is wel lid van Schengen, maar niet van de Eurozone. Ze
doen maar voor een deel mee in de verdragen.
ii. Hoe ver reiken de instituries?
1. Schengen: open grenzen. Maar nu; tendenzen om migranten
oppikken illegaal te maken?
iii. Instituties erg impopulair, want ze worden niet democratisch gevonden.
4. Culturele dimensie
a. Europa is een eenheid gebaseerd op cultureel verleden in bijv. Architectuur
(Barok)
i. Of literatuur, een gedeelde bibliotheek. Waarom?
1. Morele waarden uit het verleden te onderwijzen
2. Het geeft culturele richtlijnen
3. Beïnvloedt nog steeds ons denken. Zo kun je uitzoeken waarom
bepaalde mensen iets denken.
Uitdagingen voor Europa in de toekomst
, 1. Problem Ownership: wie beheert het probleem? Want het is een gedeeld proces…
a. Voorbeeld: Migratie in Italië. Salvini roept op dat de EU moet helpen, want het is
ook hun probleem.
Key questions
1. Linguistiek
a. What language-related discourses are shaping our past, present and future? E.g.
on minority languages?
i. Nadruk op standaardtaal gaat ten koste van minderheidstalen.
ii. Meerdere talen moeten beheersen voor sollicitatie.
b. What languages and language variations can we discern in Europe?
i. Verschil standaard-dialect
ii. Verschil in takken van taalfamilie
c. How do these languages function and evolve and relate to one another?
i. Talen kunnen elkaar beïnvloeden, zoals Turks het Duits (Kiezdeutsch)
2. Politiek
a. How have decisions concerning shared interests been organized?
b. How have institutions evolved?
i. Als we weten waar ze heengaan, weten we waar ze vandaan komen.
Bijvoorbeeld meer politieke eenheid in Europa.
c. What ideologies have informed the development of institutions?
i. Wel of niet nationalistisch
ii. Federalistisch (meer nadruk op nationale belangen) of
intergouvernementeel (meer nadruk op gedeelde belangen)?
d. What role have constructs of European identity played in this process?
i. Is ‘Europa’ wel een concreet begrip?
3. Literatuur
a. What narratives are shared about European culture in past, present and future?
i. Epiek, sprookjes en andere verhalen die het raamwerk van een cultuur,
normen en waarden kunnen zijn.
b. How have these narratives developed over time?
i. Gaat heel langzaam, maak vaak door sociale veranderingen. (Zoals
Verlichting, Romantiek, Industriéle Revolutie)
c. How have changes in the media influenced this development?
i. Veel snellere verandering, veel meer verschillende visies.
Conclusies
1. De Europese identiteit is een culturele constructie met hele concrete manifestaties in het
leven van mensen.
2. De Europese identiteit is een onderwerp in verschillende academische disciplines.
3. Met analyse nu kunnen we ons anticiperen op de uitdagingen van de toekomst.
, Uit de teksten
Rietbergen 2006
Inhoud/theorie Grensgebieden: Baltische landen. Deze grensgebieden laten zien hoe
identiteiten veelvoudig kunnen zijn: Borderlands – inner character of
Europe. De Baltische staten laten zien hoe je als land een nationale
identiteit kunt maken.
‘Europa’ bestaat niet, het is een politiek en culturele constructie, het is
bedacht en komt voort uit verschillende ideologieën van de realiteit. De
Europese identiteit is bedacht na WOII om rivaliteit tussen staten te
voorkomen. Er kwam een droom voor Europa, maar die is lastig
werkelijkheid te maken omdat mensen zich er niet mee willen identificeren
en Europa het altijd verliest van nationale identiteit. Europa is dus een
‘imagined community’.
Voorbeelden Het ‘Altes Museum’ in Berlijn op het Museuminsel in Berlijn wilde een
tentoonstelling maken over Europa. Ze hadden oa dingen uit het oude
Griekenland tentoongesteld en die zo neergezet dat je je als bezoeker een
deel van het proces moest voelen. Er werd dus een verleden gemaakt om
te passen bij het heden, ook al was het niet waar. (Culturele continuïteit is
dus een leugen.) Dit verleden werd de waarheid. Is dus een voorbeeld van
hoe de Europese identiteit een constructie is.
Quotes Not what happened,but what is remembered is significant - Ezra Pound
Sachsenmaier 2016
Inhoud/theorie In de 17e eeuw kwam er meer contact tussen China en Europa, en zo
groeide het idee van Europa als idealized continent, waar alles perfect gaat.
Europa bracht in China het christendom, wat werd gezien als de vervulling
van het Confucianisme. Het China van die tijd werd door wetenschappers
gezien als inferieur, en ze moesten aspecten uit het Westen overnemen. De
Europeanen die in China leefden waren vaak erg rijk. Maar er waren ook
wetenschappers die kritisch waren. Vooral na WOI: opkomt New Culture
Movement. China mocht wel dingen overnemen, maar moest kritisch zijn.
WOI had namelijk laten zien dat Europa niet perfect was. China moest ook
zelf cultuur behouden en met de lessen van het Westen hun eigen
modernisatie sturen. Ook moest Europa na deze totale mislukking lessen
van andere culturen leren (Ling Qichao)