Introductie
H1 en H2 worden niet getoetst bij IPMA-D. Deze zijn wel samengevat. Deze samenvatting bevat
alleen de hoofstukken voor IPMA-D en PMO. Alle onderwerpen welke uitsluitend voor IPMA-D of
IPMA-B waren zijn niet samengevat. In de titels van de hoofdstukken staan tussen haakjes
verwijzingen naar de competenties zoals deze staan omschreven in de examengids. Verder raad ik
aan het boek erbij te houden om schematische weergaven van beschreven modellen erbij te pakken.
Dit is vaak overzichtelijker dan de tekst welke erbij staat.
1
,Inhoud
Inhoud.........................................................................................................................................2
H1 t/m H3 Introductie.................................................................................................................4
H3 projectoriëntatie.....................................................................................................................4
H4 Projectvoorbereiding............................................................................................................6
4.01 projectvoorbereidingsfase...............................................................................................7
4.02 belanghebbenden (v12)...................................................................................................8
4.03 Projectorganisatie (V5)...................................................................................................9
4.04 Eisen en doelen (v2)......................................................................................................10
4.05 risico's en kansen...........................................................................................................11
4.06 projectaanpak (v1).........................................................................................................13
H5 Projectdefinitie...................................................................................................................13
5.01 projectdefinitiefase........................................................................................................13
5.02 scope..............................................................................................................................14
5.03 kwaliteit (v6).................................................................................................................15
5.04 tijd (v4)..........................................................................................................................16
5.05 Mensen en middelen (v8 en v10)..................................................................................18
Financiën (v7).......................................................................................................................18
5.07 Zakelijke rechtvaardiging (c1)......................................................................................20
H6 Projectuitvoering en -afsluiting ..........................................................................................20
6.01 Inkoop...........................................................................................................................20
6.02 Wijzigingsbeheer en configuratiemanagement (v3 en v10)..........................................22
6.03 informatie en managementsystemen (v5).....................................................................23
6.04 Beheersing en rapportage (v10)....................................................................................24
6.05 verandering en transformatie (v13)...............................................................................26
6.06 projectafsluiting (v10)...................................................................................................27
H7 Aansturen van jezelf............................................................................................................28
7.01 Zelfreflectie en zelfmanagement...................................................................................28
7.02 Persoonlijke integriteit en betrouwbaarheid..................................................................31
7.03 Persoonlijke communicatie (g3)...................................................................................32
H8 verbinding met anderen.......................................................................................................35
8.01 relaties en betrokkenheid (g4, 41, 42, 43).....................................................................35
8.02 leiderschap (g5, 51).......................................................................................................37
8.03 teamwerk (g6, 61, 62).......................................................................................................38
8.04 vindingrijkheid (g8, 81, 82)..........................................................................................39
8.05 resultaatoriëntatie (g10, 101)........................................................................................41
8.06 onderhandelen...............................................................................................................42
Conflicten en crises (g7, 71, 72)...........................................................................................43
H9 doorvoeren van veranderingen...........................................................................................45
9.01 strategie (c1 11, 12, 13).................................................................................................45
9.02 programmamanagement (c2, 22)..................................................................................46
9.03 portfoliomanagement (c2, 23).......................................................................................46
9.04 inrichten ppp en pmo organisatie..................................................................................47
9.05 procesontwikkelingsmethoden (c2, 27)........................................................................47
H10 interne omgeving...............................................................................................................49
10.1 organisatietheorie (c2, 25).............................................................................................49
10.2 personeelsmanagement (c2, 28)....................................................................................51
2
, 10.3 financiële administratie (c2, 29)....................................................................................51
H11 Externe omgeving.............................................................................................................51
11.1 gezondheid, beveiliging, veiligheid en milieu..............................................................51
11.2 duurzaamheid (c3, 31)...................................................................................................52
Wet en regelgeving (c3, 32)..................................................................................................53
11.04 invloed en belangen (c4, 41).......................................................................................54
11.5 Cultuur en waarden (C5)...............................................................................................55
3
,H1 t/m H3 Introductie
STAR(RT) methode
Om te reflecteren op competenties kan de projectmanager (pm) gebruik maken van star methode:
Situatie: een contextueel beeld van de situatie die aan de orde is/was
Taken: een beeld van de taken, waarvoor de kandidaat verantwoordelijk was
Activiteit: de initiatieven die de kandidaat genomen heeft in de beschreven situatie
Resultaat: Het resultaat van de genomen initiatieven en het effect daarvan op het project
Reflectie op het eigen handelen gedurende het project.
Toekomstig handelen: wat zou je in de toekomst anders doen.
Competentie ontwikkeling door middel van dit boek
Ieder deel van het boek is gericht op competentieontwikkeling, de volgende doelen tracht dit boek te
bereiken:
Complexe omgevingen, waarbinnen projecten zich afspelen, scherper waar te nemen en
beter te doorzien.
Persoonlijke gedragsvaardigheden ten aanzien van het projectmatig werken te verdiepen en
te verrijken.
Opbouwende overtuigingen en heldere waarden te ontdekken die positief sturend zijn in de
aanpak van vraagstukken rondom projectmatig werken.
Inzicht te krijgen in de wijze waarop je als persoon projecten aanpakt.
Te komen tot een pure en kernachtige vorm van aandacht, die effectief
projectmanagementgedrag in complexe omgevingen ondersteunt.
Competenties
IPMA hanteert 3 soorten competenties (3 p's)
Contextueel 5 competenties (perspective)
Gedragsmatig 10 competenties (people)
Vaktechnisch 13 competenties (practice)
H3 projectoriëntatie
Leerdoelen
Wat is een project
Wat is projectmanagement
Redenen om een project uit te voeren
Voorwaarden en kenmerken van een project
Werkvormen: improvisatie, routinematig en planmatig
Faseren, beheersen en beslissen
Projecten binnen de levenscyclus van een product
Begrippen
Een project is een tijdelijke organisatie om binnen gestelde condities een vooraf gedefinieerd
resultaat op te leveren. Het resultaat kan een product en/of dienst zijn. Het heeft een uniek, tijdelijk
en multidisciplinair karakter. Het realiseren van bedrijfsdoelen (zoals bijvoorbeeld lagere kosten,
meer omzet) is de verantwoordelijkheid van de bedrijfsorganisatie en niet van het project. Hier valt
ook het projectdoel onder, dit is verantwoordelijkheid van de opdrachtgever zelf.
4
, Projectmanagement is het geheel van alle leidinggevende taken die nodig zijn om het
projectresultaat op te leveren. Het projectmanagement omvat het plannen, organiseren,
controleren en besturen van alle aspecten van het project en het motiveren van alle bij het project
betrokken personen. De opdrachtgever is eindverantwoordelijk voor het succes van het project! De
projectmanager (hierna pm) is verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding van het project en is
ervoor verantwoordelijk dat het resultaat op tijd, binnen budget en conform specificaties wordt
geleverd.
Reden om een project uit te voeren
De lijnorganisatie is vaak efficiënter in routinematige werkzaamheden. Een project is vaak effectiever
in eenmalige werkzaamheden. Projecten worden meestal uitgevoerd om veranderingen door te
voeren. De volgende aspecten zijn vaak redenen om te kiezen voor een projectaanpak:
Het resultaat is eenmalig binnen een gegeven context;
De realisatie is complex en er zijn grote risico's aan verbonden;
Meerdere disciplines moeten bij de realisatie worden betrokken;
De uitvoering is en/of de belangen zijn domein overstijgend;
Het resultaat is vooraf nog niet vastomlijnd;
De uitvoering past niet binnen de bedrijfsorganisatie;
Er is veel managementaandacht nodig.
Als er wordt gekozen om werkzaamheden projectmatig uit te voeren, kunnen kenmerken van
projecten worden gedefinieerd:
Een project is tijdelijk, met een duidelijk begin en eind;
Een project heeft een eigen organisatie;
Er zijn meerdere disciplines c.q. afdelingen bij betrokken;
Een project levert een vooraf gedefinieerd projectresultaat op;
In een project worden de details van het projectresultaat pas geleidelijk duidelijk;
Het projectresultaat is uniek en eenmalig;
Een project is complex en risicovol;
Een project bestaat of het bestaat niet er zit niet iets tussenin. Noodzakelijke voorwaarden voor een
project zijn:
Er is formeel besloten om er een project van te maken;
Er is een doel en een beoogd resultaat (product of dienst);
Er is een wilsovereenstemming;
Het is tijdelijk (gedefinieerd begin en einde);
Er is een projectorganisatie;
Er zijn van tevoren gedefinieerde werkzaamheden en condities.
Werkzaamheden en condities
Voor een project moet er van te voren worden bepaald welke werkzaamheden wel (scope) en welke
niet (afbakening) tot het project behoren. Condities kunnen betrekking hebben op beschikbare
middelen, zoals tijd, geld, mensen en hebben effect op de te leveren kwaliteit. Er kunnen drie basis
werkvormen worden gedefinieerd: improvisatie, planmatig werken en routinematig werken.
Projectmatig werken kan al deze vormen gebruiken (zie afbeelding -->).
Bij improvisatie wordt er niet gewerkt volgens vaste procedures of op basis van een plan. Voordeel is
hoge mate van flexibiliteit. Nadeel is onzekerheid over het te behalen resultaat.
Bij routinematig werken is er sprake van als er volgens vaste procedures en instructies wordt
gewerkt. Het proces is werkgericht ipv veranderingsgericht. Kenmerkend van routine is het herhalen
van hetzelfde werk volgens een van te voren bepaalde werkwijze.
5