Personen-en Familierecht // aantekeningen kennisclips
Week 1
Kennisclip: Family life
Weekoverzicht
-week 1: inleiding; artikel 8 EVRM; minderjarigheid
-week 2: afstamming; naamrecht
-week 3: adoptie, huwelijk; geregistreerd partnerschap
-week 4: ouderlijk gezag; voogdij
-week 5: (echt)scheiding; scheidingsbemiddeling
-week 6: recht op contact: zorgregeling, omgang en informatie
-week 7: herhaling, responsie, oefententamen
Inhoud van deze kennisclip
-inleiding op het vak: dit vak sluit aan op de chronologische levensloop van de mens
-Bronnen Nederlandse PFR; oftewel waar vinden we de regels die te maken hebben met PFR?
(familierechtelijke procedures behoren tot de meest gevoerde procedures in Nederland)
-‘kapstokken’ in het familierecht
- een van die kapstokken is het begrip family life, dat gewaarborgd wordt door artikel 8 EVRM (het
grote belang van artikel 8 EVRM voor het Nederlandse familierecht, is voor het eerst duidelijk
geworden in de uitspraak van het Europees hof in de zaak Marckx).
Bronnen Nederlandse personen-en familierecht
De regels omtrent het personen- en familierecht zijn te vinden in de wet en dan met name in boek 1
van het Burgerlijk wetboek. Onderwerpen die te maken hebben met de procedure, oftewel het
familieprocesrecht en het scheidingsprocesrecht zijn te vinden in het wetboek van burgerlijke
rechtsvordering. En die komen behalve bij dit vak aan bod ook aan bod bij het vak burgerlijk
procesrecht. Belangrijk is dat je ervan bewust bent, dat bijna alle procedures in het familierecht
verzoekschrift procedures zijn. We zullen in de laatste twee weken zien, dat we regelmatig het
wetboek van burgerlijke rechtsvordering moeten raadplegen. Bijvoorbeeld als het gaat om
onderwerpen zoals het ouderschapsplan in het kader van een echtscheiding of als het gaat om het
afdwingen van een contactregeling.
Afgezien van de Nederlandse wet zijn ook verdragsbepalingen van belang voor het Nederlandse
personen-en familierecht. Dan moet je op de eerste plaats denken aan het EVRM, ook het VN
kinderrechtenverdrag (IVRK) is in toenemende maten van betekenis voor het personen-en
familierecht. Dit verdrag is door Nederland bekrachtigd in 1995, bijna de hele wereld is partij bij dit
kinderrechtenverdrag, de enige lidstaat die geen partij is van dit verdrag is de VS. Het
toezichthoudende orgaan bij het kinderrechtenverdrag is het zogenaamde comité in Geneve, dat
aanbevelingen kan geven aan de lidstaten om de nationale wetgeving in overeenstemming te
brengen met het verdrag.
,Naast deze wetten en verdragen is een belangrijke rechtsbron natuurlijk ook de jurisprudentie, met
name van onze eigen hoge raad, maar ook van het Europees hof van de rechten van de mens in
Straatsburg. De uitspraak in de Marckx-zaak, is daarvan een mooi voorbeeld.
Orderingsinstituten of ‘kapstokken’ in het familierecht
In het familierecht kunnen we een aantal rechtsfiguren of instituten onderscheiden waar rechten en
plichten aan gekoppeld worden. Je zou dat kapstokken kunnen noemen. Het is belangrijk dat je de
komende weken leert die verschillende kapstokken van elkaar te onderscheiden en dat je weet welke
rechten en welke plichten aan welke kapstok hangen. In deze kennisclip focussen we ons op een van
die kapstokken, namelijk op het begrip Family life. Als er tussen twee personen sprake is van een
band die we als family life in de zin van artikel 8 EVRM kunnen bestempelen, dan kan dat in de relatie
van die personen rechten en plichten met zich mee brengen. Bijvoorbeeld een recht op omgang.
(week 1)
Volgende week gaan we het hebben over de kapstok het (juridisch) ouderschap. We gaan dan zien
dat het afstammingsrecht regelt wanneer iemand in juridisch opzicht als vader of als moeder van een
kind kan worden beschouwd. Die juridische band tussen ouder en kind, wordt een familierechtelijke
betrekking genoemd en we gaan zien dat wanneer er sprake is van zo’n familierechtelijke betrekking
dat daar ook weer rechten en plichten vastzit. Het is goed om nu alvast een waarschuwing te geven:
verwar de begrippen family life aan de ene kant en familierechtelijke betrekkingen aan de andere
kant NIET met elkaar! Dit zijn twee VERSCHILLENDE kapstokken. (week 2)
In week 3 gaan we het hebben over het huwelijk en over het geregistreerd partnerschap. Ook dat
zou je kapstokken kunnen noemen. Als twee personen met elkaar gehuwd zijn of een GP met elkaar
zijn aangegaan, betekend dat ook weer dat er in een onderlinge relatie rechten en plichten aan vast
zitten. Zo zijn gehuwde en geregistreerde partners onder andere onderhoudsplichtig tegenover
elkaar.
In week 4 volgt er een andere belangrijke kapstok, namelijk gezag over kinderen in de vorm van
ouderlijk gezag of voogdij. Gezag impliceert onder andere zeggenschap over de opvoeding en het is
heel belangrijk dat je de begrippen ouderschap aan de ene kant en ouderlijk gezag aan de andere
kant niet met elkaar verwart. Aan beide kapstokken, hangen andere rechten en plichten. Je kunt
anders gezegd ouder zijn zonder gezag uit te oefenen en andersom kun je ook geen ouder zijn en
toch gezag uitoefenen bijvoorbeeld in de vorm van voogdij.
Artikel 8- Recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven
Laten we nou eens even kijken naar dat hele belangrijke artikel 8 van het EVRM, het artikel dat
zoveel invloed heeft gehad op het Nederlandse personen- en familierecht.
Artikel 8 EVRM:
Lid 1: Een ieder heeft het recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie-en gezinsleven, zijn
woning en zijn correspondentie.
Lid 2: Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan
voor zover bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang
van:
-de nationale veiligheid,
-de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land,
-het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten,
-de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of
-voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen
,Uit lid 1 kun je afleiden dat het recht op privéleven, denk aan privacy en recht op eerbiediging van de
persoonlijke levenssfeer wordt beschermd. Maar ook het recht op family life, oftewel de eerbiediging
van het familie-en gezinsleven. De vraag is natuurlijk in welk geval er sprake kan zijn van familie- en
gezinsleven? (hier wordt later een antwoord op gegeven). Grondrechten en mensenrechten zijn
nooit absoluut van karakter, maar kunnen ze botsen met andere grondrechten en mensenrechten, in
zo’n geval moeten ze tegen elkaar worden afgewogen. De beperkingscriteria zien we in het tweede
lid terug. Het is ook logisch dat in sommige gevallen inmenging door de lidstaat mag plaatsvinden in
de uitoefening van het gezinsleven. Denk maar eens aan een misdadiger die een gevangenisstraf
krijgt opgelegd, als deze misdadiger een vrouw en een kind heeft, heeft die gevangenisstraf
inmenging in het gezinsleven. Maar deze inmenging is dan toegestaan o.g.v. lid 2. Belangrijk daarbij is
dat er een wettelijke basis en noodzaak voor deze inmenging moet zijn.
Korte toelichting op het verdrag in zijn geheel: het EVRM is in 1950 in Rome door de raad van Europa
tot stand gekomen. En had als doel een waarborg te creëren voor burgers tegen
mensenrechtenschendingen, zoals die in de tweede wereldoorlog op grote schaal hebben
plaatsgevonden. In 1953 trad het verdrag in werking, vandaag de dag zijn er 47 landen partij bij het
verdrag waaronder alle lidstaten van de Europese unie, maar ook Rusland en andere voormalige
Oostbloklanden. Dit betekend dat ongeveer 800 miljoen Europese burgers bescherming aan het
verdrag kunnen ontleden. Het is dus absoluut een heel erg belangrijk verdrag en dat geld voor sterke
maten voor artikel 8.
Doorwerking EVRM in Nederlandse rechtsorde
Niet alleen nationale rechtsregels, ook rechtsregels die in verdragen zijn neergelegd maken deel uit
van onze rechtsorde. Artikel 93 van de Grondwet bepaald dat verdragsbepalingen een ieder
verbindend kunnen zijn. Bij artikel 8 EVRM is dat inderdaad het geval, het gaat om een bepaling die
een ieder verbindend is. Bovendien heeft het artikel bij strijd met nationale recht, voorrang dat blijkt
uit artikel 94 GW. Dit verklaart dus dat de rechter soms de Nederlandse wet buiten zijde heeft
geplaatst, omdat de inhoud van een Nederlands wetsartikel in ons BW in strijd is gevonden met
artikel 8 EVRM. En een derde belang dat het EVRM voor onze rechtsorde illustreert is dat het verdrag
zogenaamd individueel klachtrecht bevat. Dat wil zeggen, dat een burger nadat hij alle nationale
gerechtelijk instanties tevergeefs heeft doorlopen de mogelijkheid heeft een klacht in te dienen bij
het Europees hof voor de rechten van de mens in Straatsburg. In zo’n geval komt er een procedure
waarbij de burger tegenover de lidstaat komt te staan en waarbij het hof dan een oordeel moet
vellen over de vraag of de lidstaat de rechten van de burger die voortvloeien uit het verdrag heeft
geschonden. Als dat het geval is krijgt de lidstaat een spreekwoordelijke tik op de vingers van het hof,
waarbij de boodschap kan zijn dat het land de nationale wet- en regelgeving moet aanpassen.
Marckx-case: een doorbraak!
De reikwijdte van artikel 8 EVRM is voor het eerst goed duidelijk geworden door de Marckx zaak op
13 juli 1977. Dit was een baanbrekend arrest wat een opmaat heeft gevolgd aan een hele stroom aan
jurisprudentie waarin nationale wetten in strijd met artikel 8 zijn bevonden. Het ging in de Marckx
zaak om een Belgische dame, Paula Marckx die ongehuwd was en die een dochter Alexandra had.
Mevrouw Marckx vond dat zij ten onrechte als ongehuwde vrouw werd gediscrimineerd door de
Belgische wetgeving. Volgens de Belgische wetgeving op dat moment, was een ongehuwde moeder,
anders dan een gehuwde moeder in juridisch opzicht niet meteen de moeder van het kind. Zij moest
om dat te bewerkstelligen eerst haar dochter erkennen en om ook een band tussen haar
familieleden en haar dochter te vestigen, moest ze haar dochter daarna ook nog adopteren. Hiermee
werd Alexandra achtergesteld in tegenstelling tot kinderen van gehuwde ouders, bij wie de ouder-
kind band wel automatisch door geboorte werd gevestigd. De bedoeling van de Belgische wetgeving
op dat moment, was dat daarmee gestimuleerd werd dat mensen eerst zouden gaan trouwen,
, voordat ze een kind zouden krijgen. Deze maatschappelijke norm was zeker niet uniek voor België, in
heel Europa was de norm namelijk, eerst trouwen en dan pas een kind krijgen. Ook in Nederland is
dit lange tijd de norm geweest. Toen Paula Marckx bij de Belgische rechters geen gelijk had gekregen,
stapte ze het Europees hof van Straatsburg binnen. Het hof gaf haar wel gelijk en bepaalde dat de
Belgische wetgeving inderdaad in strijd was met de artikelen 8 en 14 van het EVRM. Artikel 14
bepaald dat de rechten die aan het EVRM kunnen worden ontleend, door iedere burger moeten
kunnen worden ingeroepen zonder enig onderscheid. Dat er zelfs na erkenning en van de adoptie
van Alexandra verschillen bleven bestaan in de relatie met de grootouders en andere familieleden in
vergelijking met andere in huwelijk geboren kinderen, kon volgens het hof niet door de beugel.
Vooral de door het hof toegepaste interpretatiemethode was bijzonder, gesteld was dat het verdrag
moest worden geïnterpreteerd in the light of the present day conditions. En dus niet volgens de
maatstaven die golden op het moment dat het verdrag tot stand kwam. Anders gezegd het begrip
family life moest niet op een statische manier worden geïnterpreteerd, maar op een dynamische
manier. Als het hof voor een statische manier van interpretatie had gekozen, zou de klacht van
Marckx niet zijn gehonoreerd. Toen het verdrag in 1950 namelijk tot stand kwam was het in heel
Europa duidelijk dat er in een gezin alleen een samenlevingsverband tussen gehuwden en kinderen
moest zijn. In 1977 toen het hof een uitspraak moest doen, was de maatschappij zo veranderd dat
ook ongehuwden met een kind en ook alleenstaande ongehuwde moeders met een kind wel degelijk
als gezinnen waren te beschouwen. En daarom konden ze dus ook een beroep doen op het
bescherming van het gezinsleven; family life.
Met de Marckx zaak werd ook voor het eerst duidelijk dat uit artikel 8 EVRM niet alleen negatieve
verplichtingen uit voort vloeien, maar ook positieve verplichtingen voortvloeien. Dat houdt in dat een
negatieve verplichting inhoudt dat de staat zich niet mag inmengen in de grondrechten van de
burgers. De boodschap aan de staat is dan eigenlijk stilzitten. Maar positieve verplichtingen gaan
eigenlijk veel verder, stilzitten is dan niet genoeg, de staat is dan juist verplicht tot handelen
verplicht. Hij moet er namelijk voor zorgen dat zijn wetgeving in overeenstemming wordt gebracht
met het EVRM. En in de Marckx zaak werd uitdrukkelijk gesteld dat er niet alleen negatieve, maar
ook positieve verplichtingen kunnen voortvloeien uit artikel 8 EVRM.
Een derde aspect dat belangrijk is dat het begrip family life, niet beperkt is tot het kerngezin, maar
dat ook de betrekkingen tot andere verwanten (grootouders en kleinkinderen) vallen onder het
begrip family life. Kortom een vertaling van het begrip family life tot gezinsleven is te beperkt, het
gaat echt om gezins- en familieleven.
Belangrijke vragen bij artikel 8 EVRM
De uitspraak in de Marckx zaak was niet alleen voor België, maar ook voor andere lidstaten en dus
ook Nederland van groot belang. Het werd plotseling duidelijk dat het verdragsartikel uiterst serieus
moest worden genomen. Wat voorheen ondenkbaar leek, namelijk dat een beschaafd westers land
door het Europese hof een spreekwoordelijke tik op de vingers zou krijgen wegens een
verdragsschending, dat leek opeens realiteit. Na de Marckx zaak is er een stroom van rechterlijke
uitspraken gekomen, waarbij in sommige gevallen ook de Nederlandse wetgeving in strijd met artikel
8 is bevonden. Om die reden heeft de Nederlandse wetgever niet stil gezeten en is het Nederlandse
familierecht op delen gronding aangepast. Zo zijn onder andere het: afstammingsrecht, naamrecht
en gezagsrecht flink gemodificeerd in 1978, is in 2001 het homohuwelijk gelegaliseerd en voor hen
om een kind te adopteren en is in 2014 voor een duomoeder een stuk gemakkelijker geworden om
het moederschap te verwerven.
In een concreet geval kun je dus eigenlijk in een casus steeds twee vragen stellen:
1.Is er tussen bepaalde mensen een band die als family life kan worden beschouwd?