1.2C
BIOLOGICAL PSYCHOLOGY:
The Human
Body
Uitwerking leerdoelen
Anatomie
• Dorsaal: Richting de rug (bij het menselijk brein de bovenzijde)
• Ventraal: Richting de maag/buik
• Rostral: Richting de neus (anterior)
• Caudal: Richting de staart (posterior/inferior)
• Anterior: Richting de voorzijde
• Posterior: Richting de achterzijde
• Superior: Boven een ander deel
• Inferior: Onder een ander deel
• Lateraal: Richting de zijkant
• Mediaal: Richting het midden
• Proximaal: Dicht bij de oorsprong
• Distaal: Verder weg van de oorsprong
• Ipsilateral: Aan dezelfde zijde
• Contralateral: Aan de andere zijde
• Coronal plane: Vooraanzicht doorsnede
• Sagittal plane: Zijaanzicht doorsnede
• Horizontal plane: Bovenaanzicht doorsnede
,Inhoud
Probleem 1 | Brain and body 02
Probleem 2 | Two sides 08
Artikel 11
Probleem 3 | Inside a neuron 13
Probleem 4 | Drugs 18
Probleem 5 | Bon appetit! 23
Probleem 6 | Night, night 28
Probleem 7 | Stress 33
1
,Probleem 1 | Brain and Body
1. Hoe werkt het centrale zenuwstelsel (specifiek het brein)?
Centrale zenuwstelsel: Bestaat uit het brein en de ruggengraat. Het is een soort centrum
waar alle zenuwen samenkomen.
Grijze massa: Bestaat uit cellichamen en ongemyeliniseerde interneuronen.
Witte massa: Omgeving van de grijze massa en bestaat uit vele gemyeliniseerde axonen.
Nucleus: Een bunder neuronen binnen het CZS (meervoud nuclei).
Tracts/banen: Bundels van axonen in het CZS.
Ruggenmerg/spinal cord: Bevindt zich in de wervelkolom en is een verloop van de
medulla. Het communiceert met de zintuigen en de spieren (behalve spieren van het
hoofd). Axonen die dorsaal in het ruggenmerg binnenkomen zijn afferent (sensorisch) en
axonen die ventraal binnenkomen zijn efferent (motorisch).
Meninges: Drie beschermende membranen van het gehele CZS.
• Dura mater meninx: De buitenste en sterkste meninx.
• Arachnoïde meninx: Een spinachtig membraan binnen de dura mater.
• Subarachnoïdale ruimte: Bevat vele grote bloedvaten en cerebrospinal fluid.
• Pia mater meninx: De binnenste en kwetsbaarste meninx die hecht aan het CZS.
De subarachnoïdale ruimte, een centraal kanaal van de ruggengraat en de cerebrale
ventrikels bestaan uit cerebrospinal fluid en vormen samen een reservoir door
verschillende openingen.
Cerebral ventricles: Holtes in het brein die vloeistof (cerebrospinal fluid)
produceren. Dit beschermt het brein tegen het in elkaar storten en maakt
het brein schoon en vloeiend. Er is een laterale ventricle in elke hemisfeer,
een derde ventricle bevind zich tussen de thalamus en een vierde bevind
zich tussen de hersenstam en cerebellum.
The blood-brain barrier: Bestaat uit een lichaam van dicht opeengepakte cellen rondom de
bloedvaten in de hersenen. Verminderd het risico dat onvervangbare cellen in het brein af
sterven, door de meeste virussen, bacteriën en schadelijke chemicaliën tegen te houden.
De hersenen
• Prosencephalon of Forebrain: bevat de cerebrale cortex,
de thalamus, de basal ganglia en het limbisch systeem.
• Mesencephalon of Midbrain: bevat de tectum en tegmentum.
• Rhombencephalon of Hindbrain: bevat de pons,
medulla en het cerebellum.
Binding problem/large-scale integration problem: Hoe verschillende gebieden in het brein
samenwerken om zo een collectieve ervaring te vormen. 2 verklaringen:
1. Er is een gebied in het brein dat overkoepelend is voor alle sensorische gebieden en
alles vormt tot een perceptie: het claustrum, een structuur dat lateraal in beide
hemisferen zit net onder de cortex.
2. Er is geen gebied, maar percepties worden gevormd door meerdere interacties op elk
niveau in de corticale hiërarchie. Het samenvoegen ontstaat door continue integratie
van informatie tussen hersendelen.
2
,2. Wat zijn de verschillende gebieden in het brein?
Forebrain
Telencephalon (cerebrum)
Cerebrale cortex: De laag dat de hemisferen bedekt.
Bestaat uit grijze massa. De laag eronder bestaat uit witte massa.
Fissuren: Grote groeven in de hersenschors.
Sulcus: Kleine groeven in de hersenschors (meervoud sulci).
Gyrus: Een winding tussen fissuren en sulci (meervoud gyri).
Cerebral cortex: Major fissures
o Central fissure: Tussen de frontaalkwab en pariëntaalkwab
o Sylvian/Lateral fissure: Tussen de frontaalkwab en temporaalkwab (zijkanten)
o Longitudinal fissure: Loopt dwars door de twee hemisferen (grootste)
Cerebral cortex: Major gyri
o Precentral gyrus: de winding vlak voor de central fissure.
o Postcentral gyrus: de winding vlak na de central fissure.
o Superior temporal gyrus: de winding onder de laterale fissure.
o Cingulate gyrus: de winding in het midden van het brein, tussen de twee
hemisferen, boven de corpus collosum.
Frontaalkwab: Verantwoordelijk voor persoonlijkheid, motoriek en denken.
▪ Prefrontale cortex: Maakt executieve functies mogelijk, zoals plannen,
beslissen, anticiperen en focus. Heeft toegang tot herinneringen en kan
voorspellen. Heeft invloed op persoonlijkheid en gedrag.
▪ Primaire motorische cortex: Zorgt voor beweging door spieren aan te sturen.
▪ Gebied van Broca: Motoriek en productie van spraak, bevindt zich in de linker
frontale cortex.
Pariëtaal kwab: Verantwoordelijk voor somatosensatie (tastzin)
en proprioceptie (gevoel van ruimte).
▪ Somatosensorische cortex: Ontvangt informatie van tastzenuwen.
Gebieden in de huid met een groot aantal tastreceptoren zorgt
voor een groter ontvangst in dit gebied.
Occipitaal kwab: Verantwoordelijk voor zicht.
▪ Primaire visuele cortex: zorgt voor de ervaring van zien
dat als stimuli door de ogen wordt aangeleverd.
Schade zorgt voor corticale blindheid, waarbij de
ene hersenhelft zorgt voor blindheid voor het tegengestelde (gezonde) oog.
Temporaalkwab: Omvat taal, geluid, herinneringen en emoties. Schade kan leiden
tot het Klüver-Bucy syndroom: afwijkend gedrag dat niet past in de
omgeving/situatie.
▪ Primaire auditieve cortex: interpreteert geluid dat als stimuli door de oren
worden aangeleverd. Schade zorgt voor verlies van bewustzijn van geluiden,
maar reflexmatig en onbewust horen blijft intact, de verantwoordelijkheid
hiervan ligt in de hersenstam.
▪ Gebied van Wernicke: verwerkt de betekenis van taal en bevindt zich
in de linker auditieve cortex.
3
,• Limbisch systeem: beheerst basale emoties en psychologische driften.
o Hippocampus: Een geheugensysteem, verantwoordelijk voor
lange termijn herinneringen en ruimtelijk geheugen.
Blijft groeien door ervaring. Werkt samen met de amygdala.
o Amygdala: emoties, motivatie en herinneringen. Ontvangt van het onbewuste
en bewuste. Vooral een rol bij angst en agressie, maar ook seksuele prikkels.
o Fornix: Verbinding van de hippocampus.
o Cingulate cortex: Bevindt zich in het midden van de hemisferen (cingulate gyrus),
boven het corpus callosum.
o Septum: Een nucleus dat vast zit aan de voorzijde van de cingulate cortex.
o Olfactory bulb: Ontvangt stimuli van de neus via een olfactory zenuw door de
schedel heen. Vervolgens stuurt het de signalen direct door naar andere delen in de
cerebral cortex.
• Basal ganglia: verantwoordelijk voor gemotiveerd en emotioneel gedrag om vrijwillige
acties te versterken. Bevindt zich lateraal aan de Thalamus. Schade kan leiden tot
Parkinson, ziekte van Huntington, Tourettes syndroom en verslaving.
o Caudate nucleus: Leidt informatie van de cerebrale cortex in de basal ganglia.
Ontvangt signalen m.b.t. beslissingen, motivatie en motoriek. Gericht op gedrag
dat leidt tot beloningen.
o Putamen: Werkt samen met de caudate nucleus om informatie door te sturen naar
de globus pallidus. Ook is het betrokken bij opnemen en leren van motorische
bewegingen.
o Globus pallidus: Ligt mediaal aan de putamen en inferior aan de caudate nucleus,
waar het signalen van ontvangt. Het stuurt informatie over motoriek terug naar de
cerebrale cortex en voorkomt overbodige spiersamentrekkingen.
Diencephalon
• Thalamus: een centraal punt dat informatie naar hersendelen stuurt en ontvangt.
Het ontvangt sensorische informatie, behalve reuk. Dit stuurt het vervolgens naar
delen in de cerebrale cortex en ontvangt dit na verwerking terug. Het zorgt
vervolgens voor aandacht voor bepaalde stimuli.
• Hypothalamus: motivatie en homeostase. Verbindt het centrale zenuwstelsel en het
endocriene systeem. Schade kan leiden tot abnormaal gemotiveerd gedrag, zoals
eten en drinken, seksueel gedrag, vechten en activiteit. Krijgt veel aandacht van de
wetenschap. Het beheerst de hypofyse dat hormonen vrijgeeft en daarmee
lichaamsfuncties reguleert.
• Optic chiasm, pituitary glad (hypofyse) en pineal glad (epifyse/pijnappelklier).
Mesencephalon (Midbrain)
• Tectum: De bovenzijde van het middenhersenen.
Het bevat zwellingen waarvan de bovenste
(superior colliculus) belangrijk is voor zicht en de
onderste (inferior colliculus) belangrijk is voor gehoor.
• Tegmentum: De onderzijde van het middenhersenen. Het bevat de VTA,
substantia nigra en het begin van de reticular formation.
Het is verantwoordelijk voor het bewegen van onder andere ledematen,
het uitvoeren van belonend gedrag en het heeft receptorische verbindingen
met het basal ganglia.
4
, Hidbrain
Metencephalon
• Cerebellum: De hoofdrol van de kleine hersenen is het monitoren
en reguleren (timen) en van motoriek. Bevat de meeste neuronen
van het CZS (c.a. 69 biljoen), o.a. Purkinje cellen.
• Pons: Dient als een coördinatie centrum van signalen die door de
twee hemisferen en door de ruggengraat lopen, maar ook van de
cerebrum naar het cerebellum. Analyseert sensorische informatie en
vanuit hier komt audio informatie het brein binnen. Ook is het verantwoordelijk voor
autonome functies (ademen, slapen, smaak).
Myelencephalon
• Medulla: Verantwoordelijk voor vele onbewuste functies en reflexen zoals: ademen,
doorbloeding, hartslag, hoesten, niezen en slikken.
• Reticular formation: Een netwerk van neuronen dat zich door de gehele hersenstam
uitstrekt tot en met het midbrain. Het is verantwoordelijk voor alertheid, slaap en
wakkerheid.
Verschillen primaat hersenen en andere zoogdierbreinen
Verschillen: De grootte van de hersenen en de capaciteit/aantal neuronen.
Overeenkomsten: Alle breinen hebben een hersenstam, cerebellum en cerebrum.
3. Wat zijn neuronen?
Neuronen: Zenuwcellen die informatie ontvangen en versturen. Bestaan uit een soma
(cellichaam), celmembraan, dendrieten, axon en eindknopjes. De axon is meestal omringt
met myelineschede met onderbrekingen (Nodes of Ranvier).
Unipolar neuron: Een neuron met een enkele axon dat zich vanuit de soma uitstrekt,
die zich vervolgens tweeën splitst: een dendrieten zijde en een eindknopjes zijde
(sensorische, afferente neuron). Deze nemen informatie op en zenden motorische
informatie.
Bipolar neuron: Een neuron waarbij twee axonen vanuit de soma uitstrekken. Dit zijn
speciale sensorische neuronen die te vinden zijn in het netvlies, neusholte en in het
oor.
Multipolar neuron (standaard): De meerderheid van de neuronen. Deze hebben
dendrieten die zich vanuit de soma uitstrekken (motorische, efferente neuron). Deze
zenden informatie en ontvangen sensorische informatie.
Purkinje cel (kleine hersenen): Een van de grootste neuronen met een groot aantal
dendrieten die vele signalen tegelijk kunnen ontvangen (van tot wel 200.000
neuronen). Bevinden zich alleen in het cerebellum.
Interneuronen: Neuron met een korte of geen axon. Hun functie is om neurale activiteit
samen te voegen binnen een en dezelfde structuur.
Schakelneuron: Vooral in het ruggenmerg en actief bij reflexen.
5