BEDRIJFSECONOMIE
HOOFDSTUK 1 T/M 45
Hoofdstuk 1: basisrekenvaardigheden
,Procenten, promillages, eerstegraads vergelijkingen ( rekenen met een x), gewogen en ongewogen gemiddelde.
Tabellen & grafieken aflezen met kolommen & rijen. Tabel met enkele ingang = met één kenmerk. Dubbele ingang
of 3+ kan ook. Vierkantscontrole: onder en boven de grafiek optellen en totaal moet gelijk zijn. Lijndiagrammen
aflezen. Scheurlijnen (y-as met sprong). Staafdiagrammen (gekoppeld of gestapeld/ alles in één staaf). Rekenen met
indexcijfers.
Hoofdstuk 2: balans, winst-en-verliesrekening en liquiditeit
Kapitaalgoederen, eigen & vreemd vermogen (lang en kort), balans (bezittingen links, vermogen rechts), vaste en
vlottende activa, liquide middelen, kredietplafond. Resultaat voor belasting = opbrengsten – kosten. Winst-en-
verliesrekening gaat over een periode en kan in scontrovorm (links+ rechts/ debit + credit) of paginavorm.
Liquiditeitsbegroting: overzicht verwachte ontvangsten en uitgaven.
Hoofdstuk 3: basis spreadsheets
Hoofdstuk 4: verzekeren, studeren, sparen en lenen
Polis: verzekeringsovereenkomst. Bij transportverzekeringen is vaak ook de imaginaire winst verzekerd.
Exportkredietverzekering: commercieel risico (wanbetaler) & politiek risico (overheid laat betaling niet toe). Als
verzekeraars zich verzekeren heet dat herverzekeren. Veel verschillende verzekeringen (brand, bedrijfsschade,
kredietaansprakelijkheid, rechtsbijstand). Verzekeringsbreuk = verzekerde som / gezonde waarde.
Schade-uitkering = verzekeringsbreuk x schadebedrag. Groter dan 1? Oververzekering, blijft 1. Premier
risqueverzekering = onderverzekerd maar toch hele bedrag vergoed, bijv. bij diefstal. Levensverzekeringen. Of
premie betalen of in één keer (koopsom). Pensioenverzekering via beschikbare-uitkeringssysteem (op basis van
gemiddeld loon). Compagnonsverzekering (leven vennoot). Studeren is een investering in je human capital.
Bedrijfspensioen is onvrijwillig sparen maar werkgever betaald mee. Vrijwillig sparen kan ook. Geld op
spaarrekening is vaak niet vrij-opneembaar (deposito). Rente betalen? Financieringskosten. Consumptief krediet:
doorlopend krediet (RK), persoonlijke lening, koop op afbetaling, huurkoop (eigenaar bij levering), private lease
(lessee betaald geen verzekering en onderhoud).
Hoofdstuk 5: enkelvoudige en samengestelde interest
Samengestelde interest is rente over rente. Contante waarde is welk bedrag nodig is voor bepaalde eindwaarde.
Cn = E x ( 1 + i) ^-1 i = interestperunage n= aantal periodes c15 = 100.000 x 1,024^-15
Elk jaar bepaalde storting? Formule meerdere keren gebruiken en uitkomsten optellen. Somformule. (gegeven).
En = a x (Rn -1 / R – 1) E = eindwaarde a= eerste term r = factor n = termijnen
Contante waarde van rente (oftewel totaal te betalen rente)
R = (1+i)^-1 bijv. 1,065^-1
1% interest per kwartaal is 1,01^4 per jaar = 4,06%.
Samengestelde interest = over schuldlast en interest. Enkelvoudige interest = alleen over schuldlast.
Hoofdstuk 6: beleggen
Effecten kopen of verkopen? Effectenbeurs. Handel in vermogenstitels. Contact opnemen met vergunninghouder
van de AFM tegen provisie. Dat gaat via online beleggersrekening. Transacties van de nv gaan via de bank.
Verschillende soorten orders aan bank of beleggingsplatform:
1. Limietorder (alleen kopen of verkopen met maximum of minimum)
2. Market order / bestensorder (hoe dan ook kopen of verkopen tegen huidige beurskoers)
3. Stop loss order (alleen verkocht als de waarde onder een bepaald punt daalt)
Koersverloop voor bepaalde beurs representatieve groep = weergeven in index
Dividendrendement = dividend / gemiddelde beurskoers x 100% samen aandelenrendement
Koersrendement = waarde winst uit verkoop
Couponrendement = winst uit rendement / betaald bedrag x 100% (obligaties)
Rendement = winst / inleg x 100%.
Beleggersrendement = opbrengst jaar / belegd bedrag
Hefboomfunctie van opties: goede verhouding opbrengst en belegging.
Obligaties bestaan uit mantel (info) + couponblad (recht rentevergoeding)
Hoofdstuk 7: woning
Redenen om te huren: tijdelijk, inkomen onvoldoende voor koopwoning, onzeker over omgeving.
, Sociale huurwoningen: met overheidssteun gebouwd, maximale huurprijs (puntensysteem op afmeting en
faciliteiten), maximale jaarlijkse huurverhoging. Eventuele huurtoeslag bij laag inkomen.
Vrije sector huurwoningen: particuliere sector, hogere huur, geen aanmerking huurtoeslag.
Plichten huurder: betalen huur, rekening houden met opzegtermijn (1 maand), niet aanpassen of verbouwen zonder
toestemming, kosten betalen klein onderhoud.
Plichten verhuurder: ter beschikking stellen, opstalverzekering, kosten groot onderhoud.
Huurcontract volgens regels Burgerlijk Wetboek, bepaalde tijd of onbepaalde tijd (minimaal 12 maanden). De
huurder heeft huurbescherming: verhuurder moet 3 maanden van tevoren opzeggen met wettelijke reden, huurder
niet akkoord? Rechter. Huurbescherming maakt beleggen op deze wijze voor verhuurder onaantrekkelijk, tenzij tijd
van woningtekorten.
Een huis kopen: bij je budget moet je rekening houden met rentekosten, notaris, overdrachtsbelasting,
verzekeringen, groot onderhoud, belastingen, verkoopmakelaar etc. Makelaar: na bezichtiging en eventueel keuring
beginnen onderhandelingen, handig om een makelaar in te schakelen want onderhandelen en kennis woningmarkt.
Aankoopmakelaar krijgt een percentage courtage (ook deel bij intrekking opdracht). Hypothecaire lening: bank mag
je huis verkopen als je niet voordoet aan rente-en aflossingsverplichtingen. Door deze risicodekking kan de rente
lager zijn. Je kunt een hypotheekadviseur inschakelen (onafhankelijk of van een bank). Bij een hypothecaire lening
wil een bank een taxatierapport, taxateur. Gevalideerde taxatie (wanneer gekeurd door NWWI, Nederlands Woning
Waarde Instituut). Dit rapport krijgt een unieke code. Ook pensioenfondsen, verzekeraars,
beleggingsmaatschappijen of zelfs familie en kennissen kunnen hypothecaire leningen verschaffen. Eisen bank:
totaalbedrag inkomen, stabiel inkomen, weinig andere verplichtingen. Eigendomsovereenkomst en hypotheekakte
zijn notariële aktes, notaris schrijft ze in bij het Kadaster (openbaar register).
Voor- en nadelen eigen woning: hoge aanschafkosten, alles mogen aanpassen, vaste of variabele rente (onzeker),
door aflossing bouw je eigen vermogen op, schuld overhouden door waardedaling, verzekeringen
(opstalverzekering) en belastingen (gemeentelijke heffingen), groot onderhoud.
Lineaire hypotheek: elke periode gelijk bedrag aan aflossing, interest wordt minder. Hypotheekrenteaftrek op je
inkomen. Aflossing is geen kostenposten, wel uitgave. Inkomstenbelasting is progressief. Bijtelling van
eigenwoningforfait. Aftrekbare rente hoger dan eigenwoningforfait? Inkomsten uit woning. Aftrek vanwege ‘’geen
of kleine eigenwoningschuld’’. Eigenwoningforfait = percentage WOZ-waarde.
Voordelen lineaire hypotheek: interestkosten worden lager, zijn aftrekbaar en de schuld wordt kleiner.
Nadelen: belastingvoordeel neemt af, uitgaven zijn in de eerste jaren het hoogst.
Annuïteitenhypotheek: jaarlijkse uitgaven blijven gelijk. Betalen aan het einde van elk jaar. Voordelen: eerste jaren
groter belastingvoordeel, lasten aan het begin lager (dan de lineaire hypotheek), belastingaftrek.
Lineaire hypotheek annuïteitenhypotheek
Interest
Aflossing
Aflossing Interest
Aflossingsvrije hypotheek: jaarlijks alleen rente, alle aflossing aan het einde, geen belastingvoordelen. Kan zijn dat
huis dan te weinig opbrengt. De bank leent maximaal de helft van de verkoopwaarde.
Hoofdstuk 8: familie
Vier samenlevingsvormen:
1. Huwelijk (wet vastgelegd)
2. Geregistreerd samenwonen (wet vastgelegd)
3. Samenwonen met samenlevingscontract (contract tussen twee personen)
4. Samenwonen zonder samenlevingscontract
Huwelijk:
Het gaat hier om burgerlijk (niet religieus) huwelijk.
Materiele vereisten: twee personen, ongehuwd, meerderjarig, willend, geen familie in rechte lijn of tweede graad.
Bij buitenlanders ‘’verklaring geen schijnhuwelijk’’.
Melding voorgenomen huwelijk (ondertrouw). 14 dagen tot een jaar van tevoren. Geweigerd? Stuiten van het
huwelijk.