Wonen in Nederland – Hoofdstuk 1 Paragraaf 1 t/m 3
Het klimaat in Nederland veranderd, waar eerst alles erop werd gebouwd om water weg te halen is
dat nu anders. Door klimaatverandering, zullen er 2 dingen ontstaan.
Warmere drogere zomers, met af en toe een grote regenbui
Zachtere winters met meer neerslag
Ook veranderd het neerslagregiem, dit is de schommelingen van neerslag in een jaar, er ontstaat een
onregelmatiger neerslagregiem.
Als het vriest blijft de sneeuw liggen, smelt dit dan is er ineens heel veel water wat afgevoerd moet
worden wat niet in de bodem zakt.
In de zomer zal de droogte toenemen door;
Het wordt warmer, hierdoor zal meer water verdampen
De nuttige neerslag zal (neerslag waar gewassen et cetera echt wat aan hebben) afnemen,
hierdoor wordt de grondwaterspiegel niet goed aangevuld
Een voorraad wordt amper opgebouwd omdat Nederland is gebouwd op het afvoeren.
Door verstening van het oppervlakte kan het water niet goed in de bodem zakken, daarom is het
rioolstelsel er, maar die kan niet alles aan. Het bouwen van nieuwe wijken mag nog wel, maar dit
moet niet ten koste gaan van de waterafvoer.
Een gemeente scheidt afval, waardoor het water afkomstig van huizen wordt gereinigd, en de rest
(voor een deel) wordt opgeslagen in water-bergingsgebieden.
In Nederland hebben we de drietrapsstrategie;
1. Vasthouden; Water laten waar het valt, dit kan in zowel de grond als het oppervlakte water
(wadi’s).
2. Bergen; water opslaan in bijvoorbeeld plassen, meren en kanalen.
3. Afvoeren; water afvoeren via sloten/rivieren meestal naar zee.
Zodra optie 3 niet meer kan is er sprake van wateroverlast.
Bij het bebouwen van een gebied moet er worden voldaan aan de watertoets, er wordt getoetst of
het water voldoende kan worden afgevoerd volgens de bouwplannen. Hierin moet;
Aangegeven worden dat de bebouwing de drietrapstrategie niet in de weg zit
Het water probleem moet niet naar een andere wijk worden verplaatst, ook moet dit in 1
keer goed gaan en niet pas later. Waterproblemen mogen dus niet worden afgewenteld met
ruimte of tijd.
Een waterschap regelt in een bepaald gebied het waterhuishouden, dit kan bijvoorbeeld over dijken,
duinen en vaarwegen gaan.
Aan het einde van het pleistoceen werd het warmer op aarde en vond er een zeespiegelstijging
plaats. Tijdens de ijstijd stond de Noordzee droog, maar door het smeltwater van het landijs steeg de
spiegel. Deze zeespiegel neemt voortdurend toe (er is alleen een korte ijstijd tussendoor geweest,
waarin dit niet zo was).
,Sinds 1850 zijn de gletsjers weer gaan smelten en neemt de zeespiegel toe. En is weer terug waar hij
was voor de kleine ijstijd. Het KNMI heeft 4 klimaat scenario’s gemaakt voor Nederland, alle 4 geven
ze aan dat de zeespiegel na 2100 zal blijven stijgen.
De voornamelijkste reden van het stijgen van de zeespiegel zijn;
Het smelten van landijs
(de grootste oorzaak) het uitzetten van het oceaanwater dat opwarmt.
Er zijn 2 soorten van het stijgen van de zeespiegel;
Absolute zeespiegelstijging; hoeveel het water opzicht zelf stijgt, alleen de hoeveelheid
waterverandering.
Relatieve zeespiegelstijging; de som van absolute zeespiegelstijging + bodemdaling.
Vroeger werd de bodemdaling natuurlijk gecompenseerd, er waren geen dijken dus de sedimenten
belanden op de gezakte bodem en werden op die manier gecompenseerd. Hedendaags beinvloed de
mens dit door;
Het bouwen van dijken
Inklinking
Gaswinning
veenoxidatie
Isostasie
,Bij inklinking wordt het water uit de natuurlijke bodem gehaald zodat het geschikt is voor
bebouwing, hierdoor zakt de bodem in elkaar en is er sprake van bodemdaling. Een voorbeeld is
veenoxidatie, komt dit in de openlucht dat zakt het in elkaar, een groot deel van de Nederlandse
bodem is veen.
De deltacommissie adviseert over/rondom dijken, deltawerken en andere overstromings-
gerelateerde dingen.
Door deze 3 dingen is de kans op een overstroming groter geworden;
Zeespiegelstijging
Bodemdaling
Onregelmatig neerslag regiem
Door de kans op grotere schade (er wonen meer mensen/er staan meer huizen) heeft de overheid de
Tweede Delta Commissie ingesteld, deze zorgt voor;
Dezelfde bescherming bieden aan iedereen die bij een dijk woont (er mag max 1 dode op de
100.000 per jaar vallen)
Meer bescherming bieden waar grote groepen slachtoffers/economische schade is
Meer bescherming bieden waar de uitval van infrastructuur grote gevolgen heeft.
Elk dijkringsgebied wordt omgeven door waterkeringen, zoals sluizen.
Bij het vaststellen van veiligheidsnormen kijkt men naar de mogelijke schade van de overstroming
De ligging ten opzichte van het zeeniveau
De oppervlakte van het gebied
Het aantal inwoners
De waarde van investeringen
Ook wordt er gekeken naar het overstromingsrisico. Dit is de Kans op overstroming x het gevolg in
financiële schade.
Nederlanders hebben weinig overstromingsrisicobewustzijn, men moet voorbereid zijn op wat te
doen bij een overstroming.
Het integraal waterbeleid houdt in dat er ook wordt gekeken naar de naaste omgeving en de
belangen voor stand en platteland naast de afvoer en kwaliteit van het water.
Verdroging komt door;
Verlaging grondwaterstand door klimaatverandering
Toenemend waterverbruik in huishoudens en landbouw
Door de snelle afvoer door riolering kan het niet in de grond zakken.
Door verdroging verdwijnen planten en dieren. Kwelwater is water dat ondergronds stroomt naar
een ander gebied. Als hier sprake van is bij de zee kan dit voor verzilting van laaggelegen polders
achter de duinen leiden. Ook kan dit gebeuren als er in de rivieren zout water beland.
De Rijn is de belangrijkste wateraanvoerder in Nederland. Drinkwater in Nederland wordt vooral
gewonnen door het oppompen van grondwater en de inname van oppervlakte water.
Ook wordt water gebruikt om elektriciteitscentrales te koelen.
, Door de hogere temperaturen wordt de kwaliteit van het zoetwater minder, bacteriën zoals blauwalg
nemen toe. De hoeveelheid neemt ook af door het weinige regen, en de vraag zal toenemen
daarom;
Moet men zuiniger omgaan met het water
Water opslaan voor doge tijden
Prioriteiten stellen waarvoor water mag worden gebruikt. (boeren kunnen diepwortel
gewassen gaan verbouwen, gewassen met een korte groeiperiode die weinig schade leiden
bij droogte)
Het vasthouden is niet heel moeilijk, in de winter valt er meer regen dan dat er verdampt, daardoor
is de grondwaterstand hoog.
Men kampt met het feit dat er in de winter teveel water is en in de zomer te weinig, dit kan worden
opgelost op het overtollige water zo rustig mogelijk via de ondergrond af te voeren. Zoals;
Omgekeerde drainage; het overtollige water wordt via een buizenstelsel afgevoerd naar
sloten. In droge periodes laat men het water hierin staan, waardoor het in de grond kan
zakken.
Het IJsselmeer staat hoog in de winter, maar in de zomer neemt de afvoer in de IJsel juist af, er
komen er tekorten, dit wordt opgelost door;
Gebieden anders in te richten, met o.a. regelbare stuwen
De grootste verbruikers moeten minderen door bijvoorbeeld druppelirrigatie of omgekeerde
drainage.
Door dat de zoetwater rivieren droger zijn kan het zoute water makkelijk in de rivieren komen vanuit
zee, hierdoor kan er verzilting ontstaan. Dit wordt opgelost door te zorgen dat de rivieren niet weg
kunnen stromen in de zee maar in hun oevers blijven met bijvoorbeeld dammen.
De regering heeft verschillende prioriteiten gesteld;
Voorkomen van onomkeerbare fouten; door veen dat te droog is, waar een heel groot deel
van Nederland van is gemaakt, kan er inklinking ontstaan.
Drinkwater en energie; elektriciteitscentrales mogen minder of moeten stoppen met et
gebruik van water.
Scheepvaart, natuur, waterrecreatie en de binnenvisserij.
Wonen in Nederland – Hoofdstuk 2 Paragraaf 1 t/m 3
In Nederland zijn 2 grote rivieren;
Rijn
- Ontspringt in Zwitserland
- Benedenloop is in Nederland
- Gemengde rivier
- Na de splitsing in Nederland heet hij geen Rijn meer
Maas
- Ontspringt in Frankrijk (400m)
- Sterke schommelingen in regiem omdat het een regenrivier is
- Stuwdammen in Frankrijk