Verantwoord ondernemen- Ethiek
Week 1
Ethisch dilemma:
• Een ethisch dilemma is een situatie waarbij iemand verschillende keuzen tot handelen heeft
die betrekking hebben op moraliteit. Deze beslissing kan uitmonden in onwenselijke situaties.
Een ethisch dilemma bevat altijd verschillende waarden.
Kenmerken:
• Meerdere keuzen
• Elke keuze heeft voor- en nadelen
• Vaak keuze uit 2 kwaden
• Keuzen houden verband met waarden
Kernbegrippen
Verantwoordelijkheid: aangesproken kunnen worden op je handelen en/of op de effecten van je
handelen. Het maken van keuzes, het nemen van beslissingen en ook het nalaten ervan beschouwen
we daarbij als vormen van handelen.
Moraal: het geheel van heersende opvattingen, regels, gewoonten en gebruiken op grond waarvan
menselijk gedrag en menselijke handelingen worden aangemerkt als:
Goed of slecht;
Juist of onjuist;
Geoorloofd of ongeoorloofd;
Verantwoord of onverantwoord;
Terecht of onterecht etc.
Moraal is het geheel van normen en waarden.
Ethiek: de systematische, wetenschappelijke en filosofische reflectie op ‘de moraal’.
Descriptieve Ethiek: geeft een beschrijving van de heersende moraal, met de beschrijving van zeden
en gewoonten, opvattingen over goed en kwaad, verantwoord en onverantwoord gedrag,
geoorloofde en ongeoorloofde handelingen. Kortgezegd, een feit.
Normatieve Ethiek: Oordeelt over de moraal.
Beantwoorden de feitelijke gehanteerde normen en waarden wel aan de opvattingen over
hoe mensen zich behoren te gedragen. Er zit een regel in, een soort van norm zoals het hoort.
Zo hoort iets te zijn. er zit vaak ‘moet’ in. Er zit een mening in.
Is/Ought: Hoe is de situatie, hoe is de wereld en daarbij moet je nadenken over hoe de wereld zou
moeten zijn.
Kunnen organisaties handelen? Kunnen organisaties verantwoordelijkheid nemen?
Velasquez Peter A. French
Organisaties kennen geen rationaliteit Visie en doelen
Organisaties maken geen keuzes Structuur en cultuur
Geen morele actor Beleid
,Morele verantwoordelijkheid
Voorzienbaarheid: Is bij de persoon in kwestie duidelijk dat er norm overtreden wordt of dat zijn
handelen ernstige gevolgen kon hebben?
Beinvloedbaarheid: Heeft de persoon in kwestie de mogelijkheid om de gevolgen te beïnvloeden
zodat de schade beperkt was gebleven?
Handelingsvrijheid: Heeft de persoon in kwestie de mogelijkheid om in alle vrijheid een eigen keuze
te maken?
Dit moet je langs gaan als je wilt weten of iemand verantwoordelijk is ergens voor.
Verantwoord ondernemen
Club van Rome: het structureel afwegen van de verwachtingen van belanghebbenden, met als doel
een maximale toegevoegde waarde voor en de onderneming en de mens en het milieu, waarbij deze
afweging in alle openheid naar buiten wordt gebracht.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
MVO (mvonederland.nl):
• Creëert waarde op economisch (Profit), ecologisch (Planet) en sociaal (People) gebied. Dit
noemen we de 3 P's.
• Speelt een rol in alle bedrijfsprocessen. Van inkoop tot marketing en van productie tot HRM:
overal spelen maatschappelijke vraagstukken.
• Betekent dat een bedrijf afwegingen moet maken tussen verschillende stakeholderbelangen:
de belangen van betrokken personen, bedrijven en organisaties.
• Is voor ieder bedrijf anders. Dit hangt af van bedrijfsgrootte, sector, cultuur van de
onderneming en bedrijfsstrategie.
• Is een proces en geen eindbestemming. De doelen veranderen in de tijd en met elke
bedrijfsbeslissing.
Waarom willen mensen maatschappelijk verantwoord ondernemen?
• Grenzen aan overheidsingrijpen: zelfregulering
• Globalisering: niet overal zijn rechten en plichten van burgers ontwikkeld
• Technologische ontwikkeling
Nieuwe ontwikkelingen, geen wetgeving
Generatiekloof in ICT
• Democratisering van moreel gezag: geen duidelijke richtlijnen meer (door bijv secularisering)
Argumenten tegen MVO:
• Adam Smith
“een volledig vrije markt zorgt ervoor
dat iedereen uit eigenbelang handelt,
daar wordt iedereen beter van!”
• Milton Friedman
Winst is het enige doel
• Geld is van de aandeelhouders.
• Organisatie is niet democratisch gekozen.
Argumenten voor MVO:
• Peter Singer:
“Pijn is slecht”, “We zijn verantwoordelijk voor wat we doen maar ook voor wat we nalaten te doen.”
,Week 2
Ethiek is een reflectie op de ‘moraal’, een cognitief proces. Bij regels in het bedrijfsleven vervalt dit
cognitieve proces. Niemand zal dan meer nadenken over wat goed en wat niet goed is.
Doel van de ethische cyclus
Het model is een manier om:
1. Helder te krijgen wat het probleem is
2. Waarom dat een moreel probleem is
3. Welke handelingen mogelijk zijn
4. Welke handeling op basis van heldere argumentatie wenselijk is
Nadenken wat allemaal mogelijk is op basis van het probleem.
De ethische cyclus
Fase 1. Morele probleemstelling
Fase 2. Probleemanalyse
Fase 3. Handelingsmogelijkheden
Fase 4. Ethische oordeelsvorming
Fase 5. Reflectie
Fase 1
Wat is het probleem? Voor wie? Waarom is het een moreel probleem?
Er zijn verschillende soorten vragen
Informerende vraag. Als meer info nodig is of een verklaring. Voorbeeld: Leidt de verhoging
van de productie tot meer vervuiling?
Praktische vraag. Gaat altijd over een te kiezen strategie of methode om een doel te
bereiken. Voorbeeld: Hoe kan ik haar tevreden stellen? Is het slim om nu een huis te kopen?
Morele vraag. Over het algemeen stellen morele vragen de goedheid, geoorloofdheid,
wenselijkheid of rechtvaardigheid van een handeling, maatregel. Voorbeeld: Is het moreel
geoorloofd om genetisch materiaal van verdachten van een misdaad op te slaan in een
databank met daarbij de kans dat het oneigenlijk gebruikt wordt?
Fase 2
Waarden, normen, betrokkenen, belangen, feiten, aannames.
Verschil tussen waarden en normen.
Waarde is een waarde die je wilt bereiken in je leven in één woord. Een norm is een gedragsregel.
Waarden: zaken of toestanden in de wereld die nastrevenswaardig zijn. er zijn twee soorten
waarden: instrumentele waarde en intrinsieke waarde.
Norm: regel
Fase 3
Handelingsmogelijkheden
Zwart/wit strategie. Heel basaal naar iets kijken. Vb: je doet iets wel of je doet iets niet.
Strategie van het aankaarten op hoger niveau. Vb. werkgevers/werknemersorganisatie.
Strategie van samenwerking. Samenwerken met iemand, vragen of iemand mee wil werken.
Strategie van klokkenluiden. Naar de pers sturen. Het openbaar maken van ongeregeldheden,
ongebruikts heden, slechte zaken. Dit kan via de media. Probleem: als het openbaar gemaakt wordt,
dan gaat er iets veranderen.
Fase 4
Hier wordt het pas normatieve ethiek.
Intuïtie, utilisme, beginselen ethiek, deugdenethiek.
,Fase 5
Kritiekpunten op de gebruikte ethiek
Week 3
Relativisme: het uitgangspunt hiervan is dat alles wat gebeurd is via een bepaalde persoon of een
bepaalde groep. Je hebt dan zelf geen mening. Per cultuur worden de verschillende normenstelsels
gelijkwaardig hierdoor.
Populair omdat? Het motiveert verdraagzaamheid en geeft verklaringen voor meningsverschillen.
Relativisme is niet goed voor de ethiek, dit kan ervoor zorgen dat discussies stoppen.
Problemen:
Contradictie: ze zegt dat er geen universele normen zijn, maar ze stelt er zelf een
Zinvolle morele discussie onmogelijk
Kan leiden tot onwerkbare situaties
Leidt tot orthodoxie (star, traditioneel, statisch)
Past niet in de dynamische wereld van culturele diversiteit
Absolutisme: één wet, één regel, één uitgangspunt. Er is maar één ding goed, al het andere niet. Het
is zo extreem dat je er niet over kan praten, omdat dat ergens zo beschreven staat, bijv. de Bijbel.
Problemen:
Wie/wat bepaalt de universele norm?
Past de norm daadwerkelijk in elke situatie?
Hoe zit het bij conflicterende normen?
Geen ruimte voor zelfstandige morele oordeelsvorming
Dus één duidelijk punt aanhangen of zeggen ‘dit is jouw mening’ is beide niet goed. Dit laat discussies
stoppen. Mensen moeten hier tussen zitten. dit is ethisch.
Het Utilisme – Jeremy Bentham (1748 – 1832)
Utilisme: Handeling is goed als de GEVOLGEN goed zijn.
Alles wat tot maximalisatie van geluk of genot leidt. DUS wat het beste is voor de grootste groep.
Utilititeitsprincipe: grootste geluk voor het grootste aantal: intensiteit, duur, hoeveelheid mensen
etc.
Grootste geluk is kwantitatief te bepalen:
Nut/geluk wordt afgemeten aan de hoeveelheid plezier of geluk minus de hoeveelheid pijn.
Ieders nut telt even hard mee
Het is onpartijdig.
100 euro, 100 mensen. Waarom kun je beter 1 iemand 100 euro geven dan alle 100 mensen 1 euro?
Als iedereen maar 1 euro krijgt, wordt het geluks niveau niet hoger. Als je 1 iemand 100 euro geeft, is
die persoon wel gelukkiger, waardoor het geluk van de groep ook hoger wordt.
Idee Bentham:
De handeling is goed als de gevolgen goed zijn. Het geluk voor de grootste groep is het belangrijkste.
Utiliteit of nut: alles wat tot maximalisatie van geluk of genot leidt.
Utiliteitsprincipe: grootste geluk voor het grootste aantal. Hierbij wordt gekeken naar intensiteit,
duur, hoeveelheid mensen etc.
Uitgangspunten:
Grootste geluk is kwantitatief te bepalen: Nut/geluk wordt afgemeten aan de hoeveelheid plezier of
geluk minus de hoeveelheid pijn, ieders nut telt even hard mee en het is onpartijdig (dus geen
voorkeuren).
, Kritiekpunten utilisme, dus uitgaan van de grootste groep en van kwantitatief uitgaan:
- Niet alles is uit te drukken in geld. geluk is niet objectief meetbaar.
- Uitbuiting
o Pijn lijden tegen betaling
o Doel heiligt de middel (geen respect voor individu).
- Gevolgen zijn onvoorspelbaar, onbekend, onzeker. Je weet dus niet goed van te voeren hoe
iets uit gaat pakken.
- Onrechtvaardig verdeling
o Maatschappij wordt als geheel gezien
o Paretoverdeling
o Distributieve onrechtvaardigheid: heeft te maken met de verdeling tussen lusten en
lasten.
- Het negeert persoonlijke relaties
- Lege morele theorie
- Is geluk altijd nastrevenswaardig?
Idee John Stuart Mill (1806 – 1873):
- Je kan doen en laten wat je wil, zolang schade toebrengen niet mogelijk is.
- Vrijheidsbeginsel en schadebeginsel is dus belangrijk hierbij.
- Genot moet kwalitatief bepaald worden. Er zijn hogere genoegens.
Week 4
Immanuel Kant (1724 – 1804)
Koppelt moreel handelen aan vrijheid
Uitte kritiek op het utilitarisme
Bij de theorie van Kant staat de handeling centraal. Het uitgangspunt hierbij zijn normen. Om het uit
te schakelen dat het gevolg zo’n grote impact heeft, moet je kijken naar de handeling beginselen
ethiek.
Moreel goed is een handeling die het absoluut goede uitdrukt: door wijze van de goede wil.
De ondergrens wordt overschreden als men een persoon aanduidt als middel. Voorbeeld: plagiaat.
Het is dus volgens Kant de bedoeling dat men dusdanig moet handelen dat de voorgenomen regel
van het handelen een universele wet kan zijn.
Uitgangspunt Kant:
Kant zegt dat wij mensen zijn: dus rationele wezens. De rede moet overheersen en die
moeten wij gebruiken.
De ratio (plichtsbesef) staat tegenover de neiging (eigen belang, neigingen, begeerten).
Wetten over moreel goed handelen komen voort uit de Rede.
Het gaat om de ‘goede wil’ (plicht) van de handeling en niet om de gevolgen want die zijn
onbekend. Voorbeeld: je mag niet liegen.
Er moet uitgegaan worden van de goede wil van mensen. Voorbeeld: wikipedia.nl. In principe mag
iedereen meewerken hieraan. Daarbij gaan we ervan uit dat gebruikers goede bedoelingen hebben.
Categorisch imperatief
Moreel principe voor iedereen onder andere omstandigheden
Imperatief = handelingsvoorschrift
Hypothetisch = voorwaardelijk (als X, dan Y).
Categorisch = absoluut, onvoorwaardelijk.