Tijd van Pruiken en Revoluties Verlichting
Geschiedenis: Hoofdstuk 7
Kenmerkende aspecten: 1700 n.C. - 1800 n.C.
- rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de
samenleving” godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen (§1)
- voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse
verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme/despotisme) (§2)
- de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over
grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap (§3)
- uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekolonies en de
daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en opkomst van het abolitionisme (§4)
§1
18de eeuw - Verlichting: Tijd van het Rationalisme
=> gevolg van de wetenschappelijke revolutie (17de eeuw), was gebaseerd op empirisme en
rationalisme; belangrijke figuren als Galilei, Copernicus en Newton
Verschil empirisme en rationalisme
- empirisme: eerst waarnemen en dan idee vormen
- rationalisme: eerst idee vormen en dan waarnemen
Verschil wetenschappers en verlichters
- wetenschappers: bezig met natuur, aarde, heelal et cetera
- verlichters: bezig met mens en maatschappij
Verlichtingsdenken was zeer positief ingesteld: ‘met gezond verstand konden alle problemen
in maatschappij worden opgelost’
vb. - tot 18de eeuw werd ongeluk toegeschreven aan bovennatuurlijke krachten (goden,
heksen etc.), daarna - met verlichting en wetenschappelijke revolutie - werd meer gezocht
naar oorzaken
- misdadigers werden niet meer eindeloos gepijnigd als straf, maar juist opgesloten en
na een tijd een tweede kans gegeven (nieuwe strafbenadering n.a.v. Verlichting)
Verlichtingsdenkers
Thomas Hobbes (ENG, 17de eeuw): pessimistisch mensbeeld
- ‘Homo homini lupus’ (De mens is voor de mens een wolf)
=> zonder sterke leiding gaat samenleven tussen mensen fout
=> was voorstander van absoluut vorst (nog niet echte Verlichting dus; bleef vasthouden aan
oude denkbeelden van absolutisme in 17de eeuw
John Locke (ENG, 17de eeuw): optimistisch mensbeeld
- ieder mens wordt geboren als tabula rasa (onbeschreven blad): voor creëren goed mens is
opvoeding nodig en voor creëren goed burger is onderwijs nodig
- voorstander van constitutionele monarchie: koningschap moest berusten op steun van
volk; slechte koningen moesten kunnen worden afgezet
=> sociaal contract tussen heerser en volk, inhoud:
volk staat vrijwillig macht af en in ruil daarvoor moet vorst goed voor volk zorgen
=> sinds 1688 (Glorious Revolution) was in ENG al sprake van zo’n sociaal contract en
constitutionele monarchie
, Tijd van Pruiken en Revoluties Verlichting
Montesquieu (FR, 18de eeuw): trias politica (scheiding machten); misbruik macht voorkomen
=> hij leeft in FR van absolutisme en verzet zich hiertegen, scheiding van 3 machten:
1. Uitvoerende macht koning, ministers
2. Wetgevende macht gekozen volksvertegenwoordiging; parlement, in NL ook
ministers want kunnen wetsvoorstellen doen
3. Rechterlijke macht: onafhankelijke rechters; worden voor het leven benoemd
Voltaire (FR, 18de eeuw): grote kritiek op absolutisme van zijn tijd; bewonderde, net als
Montesquieu, constitutionele monarchie met parlementair stelsel van ENG
=> hij uitte deze kritiek, naast het belachelijk maken van veel belangrijke personen en
autoriteiten, onder andere in z’n boek Candide
- Voltaire was geen democraat: hij wilde macht voor goed opgeleide burgerij; niet voor
gewoon volk, want: te dom
=> Voltaire werd raadgever van moderne despoten (modern, want: beste voor volk), bv.
Katherina de Grote van Rusland en Frederik de Grote van Pruisen
Diderot (FR, 18de eeuw): werkte mee aan de Encyclopédie; gaf politiek advies
D’Alembert (FR, 18de eeuw): werkte mee aan de Encyclopédie; gaf ook politiek advies
Jean-Jacques Rousseau (FR, 18de eeuw): neemt idee van sociaal contract (Locke) over en
geeft er radicale draai aan:
- algemene volkswil is bepalend voor beleid regering: groot deel volk zou inspraak krijgen,
kun je zien als voorloper democratie
=> maar ook bezwaren: omdat meerderheid gold, werd minderheid niet gehoord; leidde
later tot dictators
bv. Robespierre t.t.v. Franse Revolutie: maakte veelvuldig gebruik van guillotine om
(politieke) tegenstanders uit de weg te ruimen
- opvoedingsideeën: ondergebracht in boek ‘Emilie” (masculien ingesteld, gold alleen voor
mannen; vrouwen moesten huishouden doen)
=> kinderen moesten zelf in natuur onderzoek doen en voor hen relevante kennis vergaren
Voordeel: goed voor zelfstandigheid en motivatie
Nadeel: keuze valt meestal op onderwerpen die je makkelijk/interessant vindt (omvang van
kennis neemt af)
Adam Smith (ENG, 18de eeuw): grondlegger economisch denken:
1776 - Wealth of Nations
- “Welvaart wordt bevorderd door hebzucht”
=> “rationeel mogelijk nastreven eigenbelang leidt tot verhoging welvaart hele samenleving”
- lonen en prijzen zouden via vrijemarktmechanisme tot stand moeten komen: vraag-aanbod
=> kleine rol overheid in economie: geen bemoeienis met vrije handel (zwaar tegen
protectionisme en mercantilisme)
“Marktmechanisme is onzichtbare hand achter economie”
Verlichtingsideeën op godsdienstig gebied
Deïsme: God heeft aarde geschapen, maar houdt zich er nu niet meer mee bezig
=> volgens Verlichtingsdenkers, bv. Voltaire, moest er godsdienstige vrede en tolerantie zijn