Dit is een uitwerking van de leerdoelen van het vak Medische Kennis. De uitgewerkte vragen zijn:
- Ik kan van de 3 verschillende soorten spieren de bouw, de functie en voorbeelden benoemen
- Ik kan de fysiologie van de spieren beschrijven
- Ik kan de begrippen agonist, antagonist, hypertrofie en...
Ik kan van de 3 verschillende soorten spieren de bouw, de functie en
voorbeelden benoemen:
Skeletspierweefsel: deze spieren worden gebruikt voor het bewegen van je lichaam. Ze zijn
willekeurig/bewust van beweging, omdat je ze zelf kan aansturen. Een voorbeeld is het
bovenbeen (femur). Het zorgt er ook voor dat je botten op hun plek blijven. De spieren zijn er
dwarsgestreept uit door de myofibrillen.
Gladde spieren: dit zijn spieren die onbewust bewegen, ze zijn niet dwarsgestreept.
Voorbeelden zijn de holle organen, dus de maag, darmen, blaas en bloedvaten. Ze hebben
geen spiervezels.
Hartspieren: het is een combinatie van de andere twee. Ze hebben spiervezels, dus ze zijn
dwarsgestreept, maar zijn onwillekeurig. Deze spier bevindt zich alleen in het hart en de
aorta.
Ik kan de fysiologie van de spieren beschrijven:
De dwarsgestreepte bundels in de skeletspieren/hartspieren heten myofibrillen. Dit zijn ketens van
allemaal kleinere spieren. Je hebt actine, de dunne ketens en myosine, de grotere en dikke ketens.
De myosine en actine filamenten liggen over elkaar heen en werken samen om de spieren te laten
samentrekken. Dit heet contractiliteit. Filamenten samen heten sacromeren. Dit betekent dat als de
actine-myofibrillen over elkaar heen schuiven de sacromeer korter wordt. Sacromeren zorgen dus
voor de beweging van de spieren. Je hebt sensorische zenuwen, deze geven seintjes van aanraking
en motorische zenuwen, deze zijn verbonden aan een spier en geven een seintje wanneer je wilt
bewegen.
Ik kan de begrippen agonist, antagonist, hypertrofie en atrofie beschrijven:
Agonist: de spier die aanspant.
Antagonist: de spier die ontspant.
Hypertrofie: de cellen in de spieren worden groter.
Atrofie: de cellen in de spier worden kleiner.
Ik kan de volgende spieren omschrijven en aanwijzen; m. trapezius, m.
deltoideus, m. gluteus maximus, m. triceps, m. biceps.
Musculus trapezius (monnikskapspier): de spier heeft de vorm van een ruit en zit aan de
onderkant van de schedel en loopt richting de wervelkolom. De spier zit daar dan vast aan
uitsteeksels van de wervelkolom en dit zijn de bobbeltjes die je voelt. Hij loop van de
zevende halswervel tot de twaalfde borstwervel. Hij zit ook vast aan de top van de schouder,
het sleutelbeen en het schouderblad.
Musculus deltoideus (deltaspier): hij zit vast aan het sleutelbeen het schouderblad en de
knobbel op de helft van de bovenarm, ook wel het opperarmbeen. De deltaspier heeft een
voorste deel die samentrekt wanneer je de arm naar binnen draait, het middelste gedeelte
die de arm opzij en omhoog stuurt en een achterste gedeelte, dit zorgt ervoor dat je arm
naar buiten kan draaien. Als je ze allemaal samentrekt dan trekt de arm opzij en omhoog.
Musculus biceps brachii (tweehoofdige bovenarmspier): hij zit aan de bovenkant van het
opperarmbeen. Deze spier heeft twee spierbuiken, de korte kop die vastzit aan het
uitsteeksels van het schouderblad en een lange kop, deze zit vast aan de gewrichtskom van
, het schoudergewricht. Deze twee spierbuiken komen pas onderaan de bovenarm bij elkaar
vanaf de twee pezen die aanhechten aan het spaakbeen. Je kan ermee je elleboog buigen, de
onderarm naar buiten draaien en de bovenarm naar voren en omhoog bewegen.
Musculus triceps brachii (driehoofdige bovenarmspier): hij zit aan de achterkant van het
opperarmbeen vast. Hij heeft drie spierbuiken; de lange kop zit vast aan de schouderblad, de
mediale kop die vast zit aan het bot in de bovenarm en de laterale kop die vast zit aan de
achterkant van het bot van de bovenarm. Deze drie spierbuiken zitten onderin vast aan het
uitsteeksel van de ellepijp. Je kan je arm streken, je schouder naar achteren bewegen en je
schouder opzij richting het lichaam toe bewegen.
Musculus gluteus maximus (grote bilspier): dit is de grootste spier van de bilspieren. Hij zit
vast aan de bekkenkam en het staartbeen. De andere kant van de spier zit vast aan het
bovenbeen en als je deze samentrekt dan draai je het bovenbeen naar buiten in het
heupgewricht en strekt je bovenbeen. Het zorgt ook voor stevigheid aan het heupgewricht
en voorkomt dat je heup uit de kom schiet.
Verschillende soorten spiercellen. Bouw van skeletspier.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper maxblue. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,22. Je zit daarna nergens aan vast.