GEN3002 – Bewegingsapparaat
Week 1 – Handen en Orthopedie
Wervelkolomproblemen
1. Kyfose
- Klinisch beeld
Kyfose is een term die wordt gebruikt om de kromming van de rug een naam te geven, op
het thoracale niveau hebben we kyfose. Als iemand excessieve kyfose heeft dan kan iemand
een ronde rug krijgen. Soms kan iemand ook een bochel ontwikkelen door het hebben van
een kyfose. De kyfose heeft in de thorax een fysiologische werking voor het opvangen van
de krachten. Maar als er excessieve curve is op dit niveau spreken we van een kyfose. Bij
een kyfose kunnen mensen last hebben van pijn, vermoeidheid, spierpijn, hoofdpijn en bij
een heftige kyfose kunnen er ook ademhalingsproblemen zich voordoen.
- Anatomie
- Pathofysiologie
Oorzaken van een kyfose kunnen ouderdom zijn (wigfracturen door osteoporose), daarnaast
kan er een tuberculose van de wervels zijn geweest waardoor ze inzakken. Verder zien we
bij jonge jongens dat er Scheuermann kyfose kan ontstaan.
- Diagnostiek/Aanvullend onderzoek
Diagnose wordt gesteld door een röntgen te maken van de wervelkolom, er moet dan een
laterale opname gemaakt worden van de kyfose.
- Therapie
Er kan worden gekozen voor een rugbrace als er veel pijnklachten zijn bij de patiënt.
Daarnaast kan via de fysiotherapeut een behandeling worden ingezet om de houding van de
patiënt te verbeteren zodat de klachten afnemen.
- Risicofactoren/Preventie
Osteoporose, genetische factoren, groeistoornis, artrose van de WK, Bechterew,
Scheuermann, infectie van de wervels (TB).
2. Scoliose
Scoliose heeft verschillende vormen, scoliose is een scheefstand van de rug in het frontale
vlak (>10*) en een rotatie in het sagittale vlak. Scoliose kan idiopathisch zijn, binnen deze
vorm hebben we infantiel, juveniel en adolescent. Daarnaast kunnen er structurele of
compensatoire scoliose voordoen. Neuromusculaire scoliose, syndromaal en congenitaal
zijn ook opties. Bij een kind van onder de 10 jaar spreek je van een EOS scoliose.
Infantiele scoliose komt voor onder de 4 jaar, de meeste kinderen hebben een links-
convexiteit van de scoliose. Hierdoor kunnen ze problemen krijgen met het hart en longen.
Juveniele scoliose komt voor tussen 4-10 jaar, meestal lossen deze soorten scoliose zichzelf
op als je goede ondersteuning geeft van het kind in de vorm van een brace. Daardoor rem je
de progressie van de scoliose.
,Idiopathische scoliose is de meest voorkomende vorm en wordt gezien op juveniel of
adolescente leeftijd. Het is meestal progressief tot het skelet stopt met groeien. Hierdoor
kunnen de kinderen een flinke deformiteit van de rug krijgen. Het is onbekend waarom de
rug zo scheef is gegroeid, we zien deze vorm meer bij meisjes dan bij jongens.
Neuromusculaire vorm zien we bij duchenne, cerebral palsy, of hypoxie tijdens de geboorte.
Hierdoor kunnen kinderen een spier parese krijgen, en hebben ze moeite met het overeind
houden van het lichaam. Bij de neuromusculaire vorm worden de lumbale wervels vastgezet
als er weinig spiercontrole is.
- Klinisch beeld
Meestal start scoliose als kinderen 10-12 jaar zijn in de groeispurt. We zien bij jonge meisjes
dat als ze dan uit de groeispurt komen dat de rug scheef staat. Bij de infantiele vorm zien we
dat de scoliose geheel kan herstellen, maar door de links convexiteit is een goede
begeleiding van belang. Bij de juveniele vorm zien we rechts convexiteit terug, en het komt
veelal bij meisjes voor. Hier is ook veel progressie van de scoliose (95%). Adolescente vorm
komt ook bij meisjes voor, dit is de vorm die we zien tijdens de groeispurt. Na de groeispurt
is de scoliose ineens heel duidelijk aanwezig.
- Anatomie
- Pathofysiologie
Scoliose kan zich voordoen in het thoraco-lumbale ruggenmerg. Het is een primaire
structurele curve, met secundaire compensatoire curves boven en beneden. We hebben
een lumbale scoliose, thoraco-lumbale, en thoracale scliose. Meestal is er een draaiing in
het sagittale vlak deze gaat meestal richting de convexiteit van de scoliose.
- Diagnostiek/Aanvullend onderzoek
Bij een inspectie is de curve te beoordelen, dit kan gedaan worden door de buig test.
Hierdoor kun je kijken naar de gibbus/bochel die gevormd wordt door de rotatie van de
scoliose. Daarnaast kan er een lootlijn test gedaan worden, vanaf C7 de vertebra prominens
Als deze lijn niet tussen de billen valt weet je dat er scoliose is.
De diagnose wordt gesteld via de cobbse hoek, hiervoor is een x-ray nodig van de rug.
Hierbij worden 2 neutrale wervels gepakt die niet onderdeel uitmaken van de scoliose. Dit
wordt gedaan op een AP-opname van een röntgenfoto. Hierdoor krijg je een inschatting van
de hoek die de scoliose maakt.
Bij een congenitale vorm van scoliose, of bij EOS maken we een MRI. Ook bij links convexe
idiopathische scoliose maken we een MRI, een MRI geeft een beter beeld van spieren,
ligamenten, myelum. Dit is bij deze vormen van belang, omdat er bij deze vormen
neurologische afwijkingen zich kunnen voordoen. Daarnaast kan de Risser stadiëring
gebruikt worden om te kijken naar skeletleeftijd, bij het bekken is de leeftijd te bepalen. Bij
het bekken kun je kijken naar de bekkenkam, naar de verbening van het bekken. Zo kun je
bepalen of het kind volgroeit is of hoe ver het skelet al gegroeid is.
- Therapie
Als de hoek van 10-25* graden is dan kun je overwegen om oefentherapie te geven aan de
kinderen. Bij een hoek tussen 25-45 geven we een brace, de meest gebruikte brace is de
boston brace. Deze werkt via een driepuntsfixatie, waardoor het ruggenmerg teruggedrukt
wordt en moet 20h per dag gedragen worden. De brace zorgt ervoor dat de progressie van
de scoliose onderdrukt blijft. Bij een hoek van boven de 45 graden is het van belang dat je
gaat opereren. De operatie worden de wervels gefixeert met stangen, hierdoor blijft de
kromming in de rug goed namelijk de kyfose en lordose van het bekken. Omdat we
,tegenwoordig ook in het 3D vlak opereren gaat de rotatie er ook uit. Risico’s van opereren
zijn infectie, bloedverlies, en loslatende schroeven.
Bij kinderen met de spieratrofie vorm van scoliose kan je ervoor kiezen om ook lumbaal vast
te zetten omdat kinderen in een rolstoel zitten. Als je dan lumbaal vastzet dan kunnen de
kinderen niet goed bewegen, maar omdat ze stabiel moeten zitten in een rolstoel is dit
positief voor deze kinderen.
Operatief wordt er pas ingegrepen na 10 jaar, de EOS wordt dus niet operatief behandeld.
Omdat als je de rug vastzet je de groei tegenwerkt van de kinderen. De brace die wordt
gebruikt in deze kinderen is de boston brace, deze brace maakt gebruik van de tweepunts
fixatie waardoor je de rug als het ware terugduwt en je geen progressie van de scoliose
hebt. Dat is het doel van de therapie, het is niet het genezen van scoliose maar de
progressie tegenwerken. Daarnaast kunnen we tractie gebruiken, hierbij wil je de
concaviteit uit elkaar trekken via de VEPTR, maar deze moet operatief worden versteld.
Magnetische groeistaaf, wordt met 2 operaties gezet en eruit gehaald. Het is niet altijd even
effectief blijkt uit onderzoek. Groeimodulatie is een laatste mogelijkheid, je geeft
compressie aan de convexe kant, waardoor je aan de concave kant meer groeit en je dus
herstel hebt van de kromming.
- Risicofactoren/Preventie
Genetische factoren zouden mogelijk een rol spelen bij het krijgen van scoliose.
3. Posttraumatische klachten CWK
- Klinisch beeld
Dit is meestal het gevolg van een whiplash, hierdoor kun je aanhoudende pijn en stijfheid
van de nek krijgen. Dit zien we als iemand een ongeluk heeft met de auto, en van achteren
een klap krijgt.
Door deze impact kunnen mensen een wrikkend gevoel hebben in de nek of schouders,
maar er is meestal geen heftige pijn na de impact. Helaas na een aantal uur komt de pijn
opdoemen en krijgen mensen klachten van stijfheid dorsaal in de nek. Nekpijn gaat meestal
samen met hoofdpijn. De pijn in de nek gaat vaak samen met klachten van hoofdpijn, en
een afgenomen ROM van de nek. De pijn kan herstellen binnen 2 weken, maar voor andere
patiënten tobben ze er meer dan 2 jaar mee. Ook psychologisch zien we dat dit een grote
rol speelt, de mensen die lange klachten hebben kunnen een chronisch pijnsyndroom
ontwikkelen hierdoor.
- Anatomie
- Pathofysiologie
We zien dat het hoofd op het moment van impact naar voren wordt geslingerd en dan weer
terug tegen de hoofdsteun van de auto. Hierdoor krijg je een enorme hoeveelheid kracht op
de nek. Er is in de meerderheid van de gevallen geen probleem met de röntgenfoto’s maar
er kunnen wel klachten zijn van de spieren en ligamenten van de nek door de impact.
- Diagnostiek/Aanvullend onderzoek
Er is meestal geen structurele schade, daarom wordt er niet vaak een röntgenopname
gemaakt. Uit de anamnese is goed te halen wat de patiënt heeft, door het trauma
mechanisme uit te vragen. Soms kan er contusio cerebri zijn door de whiplash met een
diffuus trauma aan het hoofd, hierbij is het van belang dat er een MRI gemaakt wordt om
een indruk te krijgen van het aangedane gebied.
- Therapie
, Therapie zien we dat er rust genomen moet worden, hierin is de tijd key. Tijd is belangrijk
om de ligamenten en diepe weefsel rustig te laten herstellen. Daarom moet je initieel de
nek ondersteunen en rusten, via een nekbrace. Maar na een week is het goed om mobiliteit
te trainen met de fysiotherapeut.
4. Lumbago
Acute lage rugpijn, ook wel lumbago, is een symptoom. Er is een flinke pijn in de lumbale
regio van het ruggenmerg bij deze patiënten. Dit doet zich voor als patiënten tillen, bukken,
draaien of kuchen. Hierdoor kunnen mensen niet bewegen en voelt de rug alsof hij vastzit.
Als je rust dan gaat de pijn rustig over, maar soms is er irritatie van de lumbale of sacrale
zenuw plexus.
- Klinisch beeld
- Anatomie
- Pathofysiologie
Er zou een probleem kunnen zijn met een HNP die nog niet vergenoeg is om met een zenuw
te interfereren maar dat hij wel alvast pijn geeft. Dit kan dan verder ontwikkelen en
hierdoor klachten geven in de benen of in de armen met tintelingen tot onder de knie.
- Diagnostiek/Aanvullend onderzoek
Bij acute lage rugklachten is het zaak dat je tijdens de anamnese erachter komt of er
specifieke klachten zijn die passen bij een radiculair syndroom zoals de rode en gele vlaggen.
Bij een radiculair syndroom zien we dat mensen beenpijn hebben, en dat het uitstraalt in 1
been via de bk, ook distaal zie je in het verloop van het dermatoom klachten. Het is
belangrijk dat neurologisch onderzoek gedaan wordt om reflexen te bekijken, en te kijken
naar de dermatomen van de patiënt. De klachten van de patiënt nemen bij een HNP toe bij
hoesten of andere druk verhogende momenten, dus dat heeft de acute rugpijn patiënt niet.
Rode vlaggen die zich kunnen voordoen zijn, ernstige lage rugpijn door een trauma, begin
van klachten onder de 20 jaar (nachtelijke pijn, en ochtendstijfheid), begin klachten na 60
jaar (prednison gebruik, osteoporotische wervelinzakking), daarnaast zijn malaise, koorts,
nachtelijke pijn, gewichtsverlies allen rode vlaggen die kunnen voordoen. Gele vlaggen zijn
de psychische punten waarmee een patiënt kan zitten, dit kun je uitvragen aan het SCEGS-
model. Somatische klachten, Cognitieve klachten, Emotie, Gedrag en Sociaal vangnet. Zo
kun je kijken of iemand problemen heeft op psychisch vlak, waardoor de biologische
klachten worden versterkt.
- Therapie
Behandeling is conservatief en is hetzelfde voor een HNP. Er wordt afwachtend beleid
gevoerd omdat ook bij HNP de meeste gevallen vanzelf overgaan. Er wordt aanbevolen om
toch te bewegen en niet te veel te immobiliseren. Hiervoor kan een fysiotherapeut goed
helpen om de rug in beweging te houden en geen pijn uit te lokken.
- Risicofactoren/Preventie
5. Aspecifieke lage rugklachten
- Klinisch beeld
Pijn in de onderrug, zonder dat er sprake is van de rode vlaggen. Iemand heeft dan geen last
van koorts, afvallen, ochtendstijfheid, nachtpijn, tintelingen/uitstraling. Mensen hebben
meestal een diffuus voelende pijn onder in de rug, dit soms rechts soms links kan zitten.
- Anatomie
- Pathofysiologie