Goederenrecht
Stof week 1
PAO hoofdstuk 1 t/m 4
hoofdstuk 1
Ins ons huidige juridisch bestel worden tot het publiekrecht gerekend:
– de regels omtrent de inrichting van de overheid en de verhouding tussen
staat, provincie, gemeente, enz. (staatsrecht)
– de regels die aangeven hoeverre de overheid mag ingrijpen in de
levenssfeer van de burgers ter regeling van de samenleving.
(bestuursrecht/administratief recht)
– de regels die aangeven wat de bevoegdheden van de overheid zijn ten
aanzien van de bestraffing van de burgers (strafrecht)
twee verschillen tussen privaatrecht en publiekrecht
1. handhaving van de rechtsregels
Publiekrecht → wanneer een strafbaar feit is gepleegd, worden
rechtsmaatregelen getroffen op initiatief van de overheid.
Privaatrecht → is een regel geschonden, dan staat het uitsluitend ter
beoordeling van degene wiens belangen zijn getroffen
2. werking van rechtsregels
Publiekrecht → kent bijna enkel dwingende regels, dus dwingend recht.
Privaatrecht → vooral regelingen die gelden indien burgers onderling er geen
andere afspraken voor hebben gemaakt. Deze noemen we
aanvullend/regelend recht.
Receptregels → hoe bijv. een huwelijk geldig kan worden gesloten
Dwingend recht → privaatrechtelijke regels met een bevel
Materieel privaatrecht → het gedeelte van het privaatrecht, waarin de
inhoud van de rechten en plichten worden geregeld die burgers onderling
kunnen hebben.
Is te vinden in het BW, het Wetboek van Koophandel en diverse afzonderlijke
wetten bijv. de Pachtwet.
Formele privaatrecht → geeft aan op welke wijze men het materiële
privaatrecht (ook wel burgerlijke procesrecht) kan verwezenlijken.
Is te vinden in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op
Rechterlijke Organisatie en diverse andere wetten, bijv. faillissementswet,
Advocatenwet, etc.
Romeins recht → Frans code civil → oud-BW (ingevoerd in 1838) → BW
Code commerce → het Wetboek van Koophandel
Boek 1 → Personen- en familierecht
Boek 2 → Rechtspersonenrecht
,Boek 3 → Vermogensrecht in het algemeen
Boek 4 → Erfrecht
Boek 5 → Zakelijke rechten
Boek 6 → Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Boek 7 → Bijzondere overeenkomsten
Boek 8 → Verkeersmiddelen en vervoer
Het BW heeft aan gelaagde structuur van algemeen naar bijzonder. Op een
rechtsverschijnsel kunnen regels uit verschillende lagen van toepassing zijn.
Schakelbepalingen → regeling ook van toepassing op rechtsfiguren of
rechtsverhoudingen, waarvoor de regeling niet specifiek geschreven is.
Hoofdstuk 2
personen recht ↔ vermogensrecht
/ \
– personen- en familierecht – goederenrecht
– rechtspersonenrecht – verbintenissenrecht
Personen- en familierecht omvat regelingen betreffende de rechtspositie
van de mens, rechtsbetrekkingen (voortgevloeid uit familieverband) en het
huwelijk.
Rechtspersonenrecht omvat regelingen met betrekking tot stichtingen,
verenigingen, naamloze vennootschappen en andere juridische lichamen.
Vermogensrecht omvat regels betreffende rechten die tot het vermogen van
een mens of rechtspersoon behoren. (ze kunnen worden overgedragen)
In het Goederenrecht zijn de rechten geregeld die aan de rechthebbende een
mate van zeggenschap verlenen over een bepaald goed.
In het Verbintenissenrecht zijn de rechten geregeld die de rechthebbende
aanspraak geven op een bepaalde prestatie door de medemens/rechtspersoon.
Vermogensrecht in objectieve zin → alle geschreven (wettelijke) en
ongeschreven rechtsregels van dit gebied
Vermogensrecht in subjectieve zin → een specifiek vermogensrecht dat
aan één bepaald persoon toehoort.
Absoluut subjectief vermogensrecht → verschaft het rechtssubject
bepaalde bevoegdheden t.a.v. dat goed. Een absoluut recht heeft een absolute
werking, geregeld in het goederenrecht.
Relatief subjectief vermogensrecht → degene die een relatief subjectief
vermogensrecht heeft staat in een juridische relatie met een ander
rechtssubject dat jegens hem een verplichting dient na te komen. De debiteur
is tot de prestatie verplicht. Het relatieve recht heeft een relatieve werking,
geregeld in het verbintenissenrecht.
Vermogensrecht algemeen → Boek 3 + 4
Vermogensrecht bijzonder → Boek 5 (subjectieve rechten die alleen een zaak
tot het rechtsobject hebben) en Boek 6 t/m 8 (regelingen omtrent relatieve
rechten)
, hoofdstuk 3
Feiten (gebeurtenissen, handelingen of omstandigheden) waaraan het
objectieve recht consequenties aan verbindt, zijn rechtsfeiten. De
consequenties rechtsgevolg.
Blote rechtsfeiten ontstaan door het toeval.
Rechtshandelingen zijn handelingen die verricht worden door de handelende
persoon met het oog op het rechtsgevolg dat door het objectieve recht daaraan
gebonden is.
Tot de categorie niet-rechtshandelingen behoren handelingen die rechtsgevolg
hebben, terwijl de handelende persoon niet het oog had op dit rechtsgevolg.
Feiten
/ \
gewone feiten rechtsfeiten
/ \
handelingen blote rechtsfeiten
/ \
rechtshandelingen niet-rechtshandelingen
art. 3:33 BW: “Een rechtshandeling vereist op een rechtsgevolg gerichte wil
die zich door een verklaring heeft geopenbaaard.”
Beide elementen van wil en verklaring moeten aanwezig zijn. Er moet een
wilsverklaring worden afgelegd. Bij een 'gewone' overeenkomst of daarin
opgenomen bedingen dient een eventuele schriftelijke vastlegging slechts als
bewijsstuk.
Men spreekt van een eenzijdige rechtshandeling wanneer de
rechtshandeling de wilsverklaring is van één persoon, bijv. een
bankoverschrijving.
Men spreekt van een meerzijdige rechtshandeling wanneer de
rechtshandeling de wilsverklaring is van meerdere rechtssubjecten, bijv. een
overeenkomst.
hoofdstuk 4
activa → op geld waardeerbare feiten
passiva → verplichtingen
goederen → zaken (stoffelijke objecten)
→ vermogensrechten (niet-stoffelijk en overdraagbaar)
3 criteria om te toetsen of iets een vermogensrecht is of niet. (1 vd 3
is voldoende)
– overdraagbaar
– stoffelijk voordeel
– door toezegging van stoffelijk voordeel gekregen
, Registergoederen zijn goederen die ten aanzien waarvan de wet voorschrijft
dat voor de overdracht van die goederen of de vestiging daarvan inschrijving in
openbare registers is vereist.
De verjaringstermijn is voor registergoederen tien jaar en voor niet-
registergoederen drie jaar.
Wanneer een zaak als bestanddeel wordt beschouwd
– in de eerste plaats wordt een zaak als bestanddeel beschouwd wanneer zij
volgens verkeersopvatting een onderdeel vormt van een andere zaak, de
hoofdzaak
– een zaak wordt ook als bestanddeel beschouwd wanneer die zaak zodanig
verbonden is dat afscheiding niet mogelijk is zonder schade.
Natuurlijke vruchten → zaken die naar verkeersopvatting als vruchten van
andere zaken worden aangemerkt, bijv. oogst van een fruitboom
Burgerlijke vruchten → rechten die naar verkeersopvatting als vruchten van
goederen worden aangemerkt, bijv. recht op huur.
Een burgerlijke vrucht wordt pas een zelfstandig rechtsobject door haar
opeisbaar worden.
Stof week 2
Nieuwenhuis hoofdstuk 1
Eigendom en vorderingsrecht zijn de grondvormen van het vermogensrecht.
Een vorderingsrecht is relatief, aangezien het een rechtsbetrekking is
tussen twee bepaalde personen: schuldeiser en schuldenaar.
Eigendom is een absoluut recht, aangezien het kan worden gehandhaafd
jegens iedereen. Dit absolute karakter heeft twee aspecten: Eigendom is een
exclusief recht, aangezien de eigenaar niet behoeft te dulden dat een ander
van zijn zaak gebruik maakt. Eigendom heeft gevolg, aangezien het
eigendomsrecht op de zaak blijft rusten, ook al raakt zij in andere handen. Met
behulp van een eigendomsvordering (revindicatie) kan het eigendom worden
'vervolgd'.
Een zakelijk recht is een recht op een zaak (eigendom). Een persoonlijk
recht is een aanspraak jegens een bepaalde persoon (vorderingsrecht). Aldus
is deze tegenstelling echter te scherp aangezet. Zakelijke rechten zijn, anders
dan persoonlijke rechten, onderworpen aan twee beginselen: het
individualiseringsprincipe en het eenheidsbeginsel.
Art. 5:3 BW: 'Voor zover de wet niet anders bepaalt, is de eigenaar van een
zaak eigenaar van al haar bestanddelen.'
Art 3:4 BW: '1. Al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak
uitmaakt, is bestanddeel van die zaak. 2. Een zaak die met een hoofdzaak
zodanig verbonden wordt dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden onder
dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een der zaken, wordt
bestanddeel van de hoofdzaak.'