Staatsrecht
WC 1
Een staat is:
Een grondgebied waar een overheid gelegitimeerde macht (gezag) uitoefent.
1579 --> totstandkoming Nederland als staat
Revolutie heeft in veel landen tot een staatsinrichting geleid:
* VS: Amerikaanse revolutie --> checks and balances
* Frankrijk: de Franse revolutie, dit leidde tot soevereiniteit van het volk (democratie)
* Duitsland: de 2e wereldoorlog (breuk in het land) --> nieuwe grondwet met nadruk op grondrechten
Het belang van historie voor het staatsrecht
1. Het Nederlandse staatsrecht is evolutionair ontstaan. Er is geen filosofische theoretische verklaring
voor, maar het is ontstaan door de ontwikkelingen in de landen om ons heen.
2. De afwezigheid van de rechter op belangrijke delen van het staatsrecht. Er is geen jurisprudentie
m.b.t. het grootste deel van het staatsrecht. De wetgever interpreteert immers de grondwet en niet de
rechter. De wetgever bepaald het politieke staatsrecht, vandaar dat geschiedenis zo belangrijk is.
3. De verwevenheid van het staatsrecht met de politiek. Staatsrecht gaat over juridische normen. Beide
vakgebieden lopen wel door elkaar. De politieke discussie verloopt via het parlement, staatsrecht zit
tegen de politiek aan.
4. Het zijn mooie verhalen die relativeren.
Vanaf 1579 zijn er 3 perioden:
* 1579-1795 --> Republiek der Nederlanden --> sterke positie van de provincies en gemeenten
* 1795-1813 --> De Franse tijd
* 1814 - nu --> Het Koninkrijk der Nederlanden (bestaande uit de beste stukken van de voorgaande
perioden met nieuwe stukken erbij)
Deze perioden laten de Nederlandse staat in een specifieke periode zien. Steeds is er een totaal
verschillende staat. De nieuwe staat is een reactie op de vorige.
Vraag 1
a. Wat waren de belangrijkste redenen voor het verzet en later de opstand van de gewesten tegen
het bewind van Karel V en zijn opvolger Philips II?
- Inbreuk op de privileges en gewoonten van de verschillende gewesten (Provincies)
- Onderdrukking van de protestantse godsdienst (Spaanse inquisitie, oplegging van het katholicisme
als geloof en het actief bestrijden van het protestantse geloof)
- De enorme belastingen die opgelegd werden (om de oorlogen te financieren)
1543 --> Karel V --> Landsheer van al die gebieden der Nederlanden werden onder 1 landsheer verenigd
1549 --> Pragmatieve sanctie --> Bepaalt dat vanaf dat moment erfopvolging in alle staten hetzelfde.
Erfopvolging als hele staat.
Uniformering van instellingen, overal dezelfde regels
Dus uniformering van regels en centralisering. Dit was aantasting van bestaande privileges van de
gewesten.
1
,b. Wat is de betekenis van de Unie van Utrecht (1579) en het Plakkaat van Verlatinge (1581) voor
de Opstand?
De opstand = de 80-jarige oorlog
Unie van Utrecht:
Een overeenkomst (Verdrag) tussen een aantal Nederlandse gewesten (de Noordelijke gewesten),
waarin werd overeengekomen dat men zich gezamenlijk zou inzetten om de Spanjaarden het land uit te
jagen en waarin daarnaast een aantal staatkundige zaken werden geregeld op het gebied van o.a.
defensie, belastingen en godsdienst, zodat het ook wel kan worden gezien als een eerste versie van een
latere grondwet.
De gewesten bleven soevereine staten voor alle andere onderwerpen. Staatsvorm is een confederatie.
Plakkaat van Verlatinge
De officiële verklaring van een aantal Nederlandse provinciën, waarin Filips II (de Landsheer) werd
afgezet als hun heerser. Het kan dus worden gezien als de Nederlandse onafhankelijkheidsverklaring.
Deze daad volgde op de Unie van Utrecht in 1579
Een stadhouder --> voert het beleid van de landsheer uit
Vraag 2
De nieuwe Republiek der zeven verenigde Nederlanden is het beste te kwalificeren als een
confederatie. Hoe waren in deze confederatie de bevoegdheden tussen de republiek en de
afzonderlijke gewesten verdeeld?
De verschillende soevereine provincies gingen samenwerken op een aantal punten (als republiek),
namelijk belasting voor het betalen van de defensie, de defensie zelf en het buitenland-beleid.
De provincies behielden een zeer ver gaande autonomie.
Binnen deze provincies genoten op hun beurt de steden (en zeker de wat grotere steden) weer een zeer
grote mate van zelfbestuur.
Centrale bestuursorgaan: Staten-Generaal. Deze bestond uit de afgevaardigden van de Staten
(gewesten). Er was een unanimiteit in de besluitvorming.
-- Aantekeningen--
Welke staatsvormen zijn er:
* Eenheidsstaat --> het gezag ligt bij de centrale macht, de onderdelen (gewesten) hebben een
ondergeschikte positie
* Confederatie --> sterke onafhankelijkheid van de gewesten (centrale macht = minder sterk)
Besluitvorming: bij unanimiteit, ieder gewest houdt veto-recht
* Federatie --> zit hier tussenin
De stadhouder sprong in het gat bij niet effectief bestuur van de Staten-Generaal. Zij hadden vaak ook
een functie in het leger (onderdeel van de republiek)
Vraag 3
a. De Staatsregeling voor het Bataafsche Volk van 1798 was een van de meest democratische
Grondwetten die Nederland ooit heeft gehad. Waaruit blijkt dit, en wat is de verklaring voor
deze sterke positie van het volk?
- De wetgevende macht ligt bij de volksvertegenwoordiging
- De volkssoevereiniteit
- De grondwet is tot stand gekomen door een volksraadpleging (dit was een flinke verruiming in het
kiesrecht)
2
,Dit blijkt uit de volgende artikelen van deze grondwet:
Art. V --> uitdrukking van de wil van het volk
Art. XII --> volksvertegenwoordiging: de uitvoerende macht is verantwoording schuldig aan het volk
Titel I, art. 1 --> burgers hebben de hoogste macht
Titel I, art. 3 --> verwijzingen naar de centrale macht van de volksvertegenwoordiging
De verklaring voor de sterke positie van het volk is:
De Franse revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap
Het motto hiervan was: macht aan het volk (Rousseau)
Kanttekening hierbij: de vermoedelijke tegenstanders van deze grondwet hadden geen stemrecht.
b. De Staatsregeling voor het Bataafsche Volk van 1798 was tevens een van de meer centralistische
Grondwetten die Nederland heeft gekend. Waaruit blijkt dit, en wat is de verklaring voor dit
sterke centralisme?
Centralisme:
Het centrale bestuur heeft sterke bevoegdheden en de gemeenten hebben weinig bevoegdheden
De provincies werden afgeschaft, oude stadsrechten werden afgeschaft en gemeenten werden
volkomen ondergeschikt aan het centrale gezag.
Volonté general
De volkssoevereiniteit is één en ondeelbaar. Er is 1 volk en 1 overheidsgezag en er zijn geen
onderdelen mogelijk.
De democratie werkte niet echt.
1801 --> het zwaartepunt van de volksvertegenwoordiging naar 1 machthebber.
1805 --> Raadspensionaris
1806 --> Koninkrijk der Nederlanden
1810 --> Nederland ingelijfd bij het Franse keizerrijk
1813 --> onafhankelijk Nederland
1814 --> Koninkrijk der Nederlanden (staatshoofd + grondwet)
Vraag 4
Welk orgaan is in de Grondwet van 1814 het centrale, machtigste ambt, en waaruit blijkt dit?
De soevereine Vorst (blz 136/137 boek)
Ten opzichte van de vorst had de Staten-Generaal weinig macht. Ze hadden het recht van initiatief
(recht om wetsvoorstellen te doen) en een beperkt begrotingsrecht en ze mochten wetsvoorstellen
goed- of afkeuren. Maar het recht om voorstellen te wijzigen en rechten om de vorst te controleren
waren er niet. De vorst kon bovendien om de Staten-Generaal heen, door zaken bij Besluit afdoen.
Besluiten hoefden - in tegenstelling tot wetten - niet voor akkoord aan de Staten-Generaal te worden
voorgelegd.
Dit blijkt uit:
- wetgeving door: Staten-Generaal met de vorst
- de vorst had eigen regelgevende macht, kan om de Staten-Generaal heen
- de vorst heeft algehele bestuursmacht
- het parlement had geen controlerende bevoegdheden, dus stelde niet veel voor.
Vraag 5
Wat was de aanleiding om in 1815 de Grondwet te herzien, en wat waren de voornaamste
wijzigingen?
3
, In 1815 moest Nederland volgens het plan van het Congres van Wenen worden herenigd met het latere
België, om zo een sterke staat te vormen. Zo is het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden ontstaan. Dus
was er een aangepaste grondwet mogelijk.
De belangrijkste wijziging die in de Grondwet van 1815 wordt doorgevoerd is:
1. De splitsing van de Staten-Generaal in twee Kamers, zoals we die ook vandaag de dag nog kennen.
De Tweede Kamer stemt over wetsvoorstellen en mag die ook zelf indienen. De Eerste Kamer, in de
grondwet van 1815 benoemd door de koning, mag alleen 'ja' of 'nee' tegen wetsvoorstellen zeggen. Ook
in de nieuwe Grondwet houdt de koning veel macht, bovendien blijft de mogelijkheid om de Staten-
Generaal te omzeilen door zaken te regelen bij Besluit in stand.
2. Er worden ook nieuwe grondrechten ingesteld, zoals de vrijheid van drukpers, het recht van petitie en
de bescherming van de woning.
Vraag 6
Van der Pot (p. 169) schetst de juridische benadering van de staat als een wisselwerking tussen
macht en recht: het recht probeert de macht te beteugelen, maar kan er ook niet zonder. Leg uit
wat met de juridische benadering van de staat wordt bedoeld en geef aan waarom daarin sprake
is van een wisselwerking tussen macht en recht.
Juridische benadering van de Staat:
Het binden van de macht aan regels, procedures, belangen en doeleinden. het creëren van een ideale
wereld als je het legt op de werkelijkheid zie je waar het fout gaat.
Sociaal politieke benadering:
Wie heeft de macht, hoe gaat het er feitelijk aan toe?
Waarom een wisselwerking?
Het recht wil de macht (van de samenleving) beteugelen. Het recht zegt wat wel en niet goed is. het
recht kan dit niet zonder macht, het moet kunnen ingrijpen als er niet gehouden wordt aan de regels
(het sturen van een samenleving).
Vraag 7
Oud-burgemeester van Amsterdam Job Cohen gaf in een interview ooit aan dat hij als een van zijn
belangrijkste taken zag om “de boel bij elkaar te houden”. Leg uit of die taakopvatting het best
past bij de staat als ambtenorganisatie, de staat als rechtsorganisatie of de staat als
vredesorganisatie.
Als vredesorganisatie.
Burgers moeten samenleven en rekening houden met elkaar. Verschillen moeten niet uit de hand lopen.
Ambtenorganisatie --> voorzieningen, regulering, leverancier van voorzieningen
Rechtsorganisatie --> het bestuur en het rechtspreken
Vraag 8
a. Grondwetten zijn vaak moeilijker te wijzigen dan ‘gewone’ wetten in formele zin. Als dat het
geval is, spreken we wel van een rigide Grondwet. Ook Nederland kent een rigide Grondwet.
Waarin komt dat rigide karakter tot uiting?
Art. 137 Gw
Dit artikel bevat bijzondere procedureregels voor het wijzigen van de grondwet.
- lid 1 --> 2 lezingen
- lid 3 --> tussentijdse ontbinding van de Tweede Kamer
- lid 4 --> 2/3 meerderheid van de Eerste en Tweede Kamer bij de 2e lezing
4