HC 1 De Staat als historisch en juridisch verschijnsel
Literatuur
Van der Pot: H9, H10, H12, p. 163-175 (tot rechtsstaat), H13, p. 185-201 (tot Gw in verhouding tot andere regelingen)
Aanvullende literatuur (Blackboard):
- H. Battjes, Unie van Utrecht (1579), in: H. Battjes en B.P. Vermeulen (red.), Constitutionele klassiekers, p. 30-49
- L.C. Groen, Staatsregeling voor het Bataafsche Volk (1798), in: H. Battjes en B.P. Vermeulen (red.),
Constitutionele klassiekers, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2007, ISBN 9789069166612, p. 113-123
___________________________________________________________________________________
Het verschijnsel ‘Staat’
Staat:
Een grondgebied (1),
waar door een overheid (2)
over een bevolking (3)
gezag (4) wordt uitgeoefend.
Gezag:
Gelegitimeerde macht
Vraag:
Sinds wanneer bestaat de ‘staat’ Nederland?
--> 1579, de Unie van Utrecht??
Het belang van de geschiedenis
* Nederlandse staatsrecht is weinig theoretisch en conceptueel onderbouwd.
--> NL heeft nooit grote revoluties gekend zoals de VS, UK, Duitsland, het is evolutionair ontstaan (er
is geen grondleggende theorie voor het staatsrecht, geschiedenis als verklaring soms rechtvaardiging)
* De rol van de rechter in het (politieke) staatsrecht is beperkt.
--> In NL rechter geen belangrijke rol, zie toetsingsverbod
Geen constitutioneel Hof die uitlegt hoe het staatsrecht in elkaar zit
* Staatsrecht is (soms) sterk verweven met de politieke machtsstrijd.
--> zijn lastig te scheiden --> BV Mauro, bevat zowel staatsrechtelijke als politieke discussies
* Het zijn mooie en belangrijke verhalen die context bieden en relativeren.
--> begrijpen en leren uit het verleden, veranderlijkheid van rechtsverhoudingen
Drie perioden in de Nederlandse Geschiedenis
1. De periode van de Republiek der Zeven verenigde Nederlanden (1579 - 1795)
--> confederatie --> Los verband van samenwerkende staten
2. De Franse tijd (1795 - 1813)
--> centralisme van het staatsrecht
3. De herwonnen onafhankelijkheid (1813/1814 - heden)
Vraag:
Wat is het belang van deze perioden voor het Nederlandse staatsrecht?
--> om het staatsrecht te begrijpen, het is een mix van deze 3 perioden met nieuwe elementen. Deze
elementen passen niet altijd bij elkaar.
De voorgeschiedenis tot de vorming van de Nederlandse staat
Middeleeuwen (10e en 11e eeuw):
Feodalisme / leenstelsel
1
,Het bestond uit stukken grondgebied van een heerser. Een leenheer (eigenaar van een groot stuk land)
stelde een leenman aan om een bepaald gebied te besturen. Leenmannen werden machtiger en
grondgebied onafhankelijker.
NL bestond globaal uit de volgende leengebieden (vorstendommen):
* Graafschap Holland (later: met Zeeland)
* Het Sticht Utrecht (bestaande uit Utrecht (Nedersticht) en Overijssel, Drenthe en de stad Groningen
(Oversticht))
* Graafschap (later: hertogdom) Gelre
* Hertogdom Brabant
* Graafschap (later: hertogdom) Limburg
* Graafschap Vlaanderen
Deze gebieden kwamen op een gegeven moment in de handen van 1 landsheer (heerser.
Het blijven wel een soort zelfstandige staatjes die een soort van bij elkaar horen. De heerser had
meerdere titels.
Karel V (1500 – 1558) (ook Koning Spanje en Duitsland)
* 1543: alle ‘Nederlanden’ onder deze landsheer verenigd. --> Gelre ook veroverd door Karel V
--> Al deze verschillende staatjes bij elkaar noemt men een personele unie
* Streven naar zekere centralisatie en uniformering van de macht
(om de gebieden centraal te kunnen besturen)
--> 1549: Pragmatieke Sanctie: de erfopvolging wordt in alle provincies uniform geregeld.
(zodat de erfopvolger van Karel V alle gebieden erft)
Staatsorganisatie onder Karel V
Bestond uit de volgende staatsinstellingen:
* Landsheer: Karel V
* Landvoogd(es): plaatsvervanger van de landsheer (vrouwen)
* Raad van State: adviesorgaan voor bestuurlijke zaken, met daarin hoge adel en geestelijkheid
(uit verschillende gebieden, hadden gezag, advies voor Landsheer, verschillende adviescommissies, aan
het hoofd stond de Landvoogd)
* Stadhouders: vertegenwoordigers van de landsheer in de afzonderlijke provincies
(plannen van Landheer realiseren in hun gebied, alle gebieden hadden wel eigen regelgeving)
* de Staten, het eigen vertegenwoordigend orgaan van de afzonderlijke gewesten
(weinig invloed, voor belastingheffing was instemming van de staten nodig)
* Staten-Generaal: gezamenlijke vergadering van de verschillende staten van de provincies
(de staten kwamen elk op voor hun eigen gebied)
De opstand (1568 – 1648)
- In toenemende mate verzet tegen de Spaanse koning (en zijn troepen)
--> tegen de belastingheffing, dat geld ging naar oorlogvoering in Spanje
--> tegen het opleggen van het katholieke geloof van Karel V (door reformatie, protestantisme)
(Spaanse inquisitie)
--> tegen uniformering: leidde tot aantasting van allerlei gevestigde instellingen van de afzonderlijke
staten
- 1579: Unie van Utrecht / 1581: Plakkaat van Verlatinge
2
,Unie van Utrecht:
Verzet van de Noordelijke 7 Provincies werd zo sterk, dit leidde tot:
* Een verdrag --> oprichting van confederatie (samenwerking tegen de Spanjaarden, vnl. defensie)
Confederatie: samenwerking zelfstandige onderdelen op een bepaald terrein
* Staten blijven soeverein
* Besluitvorming bij unanimiteit (elke staat heeft vetorecht)
--> Aanstichter opstand: Willem van Oranje (volgens Filips II) --> prijs op zijn hoofd
1581: Plakkaat van Verlatinge --> afzweren van Filips II als staatshoofd (geen landsheer meer)
--> officieel ontstaan nieuwe staat
1584 Willem van Oranje vermoord
Staatsorganisatie onder de republiek
Geen nieuwe Landsheer te vinden, dus zelf bestuur vormen
* Unie van Utrecht bestond nog steeds, dus onderdelen bleven zelfstandig en samenwerking beperkte
zich tot defensie en buitenlandse politiek
* De staten aanvaarden zelf de soevereiniteit. De Staten-Generaal worden dus belangrijker.
* Staten-Generaal lastig overlegorgaan, want de vertegenwoordigers van de staten hadden een last -->
ze moesten precies doen en zeggen wat hun eigen staten vonden (dus voorbespreking of ruggespraak)
--> besluitvorming bij unanimiteit --> in praktijk geen effectieve regeringsvorm
Stadhouder --> waren niet afgeschaft
* Formeel orgaan van de provincie, maar grote invloed op de Republiek (groot gezag)
* Blijven machtig vanwege rol in Opstand (belangrijke figuren tijdens verzet)
* En omdat zij vanwege bestuurlijke militaire kennis onmisbaar zijn.
--> zij stapten in de leemte die ontstond vanwege de traagheid van besluitvorming van de Staten-Generaal
--> de Oranjes (door erfopvolging positie behouden)
Naast de stadhouder speelt de landsadvocaat van Holland / raadspensionaris een grote rol bij de
buitenlandse politiek van de Republiek.
- Gaf leiding aan de vertegenwoordiging van de Hollandse staten in de Staten-Generaal --> hield zich
vooral bezig met de buitenlandse betrekkingen (belangrijke functie in Republiek)
Republiek vervalt
Vestiging van de eenheidsstaat (1795 – 1813)
Achtergronden en voorgeschiedenis:
- Ontwikkelingen in Frankrijk (Feodaal stelsel --> uiteindelijk revolutie (bestorming Bastille) -->
democratisering van de macht van het volk)
- Stand van zaken in ‘Nederland’ --> Republiek in verval, armoede, instellingen voldoen niet meer
==> er ontstaan 2 kampen:
- Twee kampen staan tegenover elkaar, later burgeroorlog: Orangisten en patriotten
Orangisten
Aanhangers van de stadhouders
Patriotten
Vertegenwoordigers van de democratie (gericht op Franse revolutie), keren zich tegen stadhouder,
meer macht voor volk, pro Frans
Sluit deal met Frankrijk
--> 1794/1795: Franse troepen trekken Nederland binnen.
Patriotten kwamen aan de macht m.b.v. de Fransen. Orangisten weden verdreven. Nieuwe grondwet
3
, De Bataafsche Republiek (1795 – 1806)
* Patriotten aan de macht, ook in Staten-Generaal.
* Pogingen tot opstellen van een nieuwe Grondwet mislukken aanvankelijk
* Na militair ingrijpen van Frankrijk: Staatsregeling voor het Bataafsche Volk (1798)
--> Gebaseerd op de Franse Grondwet van 1795
= > over gestemd en aangenomen, maar degene die voor stadhouder waren hadden geen stemrecht
Staatsregeling van het bataafsche volk:
* Zeer democratisch (kiesrecht voor grote groepen van de bevolking) en sterk centralistisch (sterke
positie voor de centrale overheid, niet voor de aparte staten)
* Uitgangspunten zijn voor een deel duidelijk terug te voeren op Franse Revolutie:
- Gelijkheid (artikel 3)
- Vrijheid (artikel 4)
- De Wet als algemene wil, Rousseau (artikel 5)
- Volkssoevereiniteit (artikel 9, 12)
- Grondrechten (artikel 16, 18, 19, 39, 40)
* Daarnaast: afschaffing van de instellingen van de Republiek (ook zaken als pijnbank)
Machtenscheiding, geen evenwicht van macht. Volksvertegenwoordiging heeft hoogste macht -->
wetgevende macht (1 Kamer die zichzelf in 2 kamers splitste: initiatief en bekrachtiging)
Konigrijk Holland / inlijving bij Frankrijk
In 1801 en 1805 nog aanmerkelijke wijzigingen van de Staatsregeling (nav de wijzigingen in Frankrijk)
1801 beknopte staatsregeling minder macht bij volksvertegenwoordiging
--> referendum 20% opkomst niet mee eens, maar 80% die niet was gekomen was het er waarschijnlijk
mee eens, dus aangenomen
1805 staatsregeling met 1 figuur met uitvoerende macht --> raadspensionaris
--> referendum opkomst 5% die voor stemde
1806-1810: nieuwe staatsvorm: Koningrijk Holland
- Koning --> Lodewijk Napoleon (broer van Napoleon)
- Nieuwe staatsvorm, dus nieuwe grondwet: Constitutie voor het Koningrijk Holland
- Lodewijk Napoleon deed niet wat Napoleon zei (tegen zijn verwachting in), verzette zich uiteindelijk
wordt NL ingeleid bij het Franse Keizerrijk (opgeheven)
1810-1813: inlijving bij Franse Keizerrijk
- Kennismaking met het goed georganiseerde Franse centralistische systeem
- Franse wetten gingen hier gelden
- NL Staat bestond niet meer, veel verzet tegen Napoleon (vanwege hoge belastingen)
De herwonnen onafhankelijkheid
- Vanaf 1813/1814: Het Koninkrijk der Nederlanden
- Centrale figuur in verzet tegen Franse gezag: Gijsbert Karel van Hogendorp (Jurist) --> terug naar
Republiek (sterke Provinces, zwak centraal gezag)
- Van Hogendorp voorzitter Grondwetscommissie.
Grondwetcommissie 2 kamp:
• Terug naar de gedecentraliseerde republiek met een stadhouder? --> Monarchie
• Of naar een centralistische monarchie met een sterke vorst?
--> het is een mix geworden
4