100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Geschiedenis Tijdvak 1-10 + Historische Context 1-4 €8,99   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Geschiedenis Tijdvak 1-10 + Historische Context 1-4

 24 keer bekeken  0 keer verkocht

Samenvatting Geschiedenis van Tijdvak 1 tot en met 10 en de Historische Contexten 1 tot en met 4: Lage Landen, Verlichting, China en Duitsland in Europa. Samenvatting is geschikt om al te gebruiken vanaf het 4e jaar op vwo (of havo). Sluit volledig aan bij de examenstof van 2023.

Laatste update van het document: 1 jaar geleden

Voorbeeld 4 van de 40  pagina's

  • 29 april 2023
  • 6 mei 2023
  • 40
  • 2022/2023
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (4852)
avatar-seller
sylvia6
Tijdvak 1: De tijd van jagers en boeren: Kenmerkende aspecten:
 De levenswijze van jager-verzamelaars.
 Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen.
 Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.


De periode waar er geen schriftelijke bronnen zijn, heet de prehistorie: eindigt rond 3000
v.C met het schrift. Er is veel bekend over de cultuur van de jager-verzamelaars:
samenleving van jager-verzamelaars:
 Mannen: bezig met de jacht, verdediging en bestreden andere mensen.
 Vrouwen: verzorgden de kinderen en verzamelden plantaardig voedsel.
Ze leefden in groepen van enkele tientallen en waren nomaden: ze hadden dus amper bezit.
Prehistorische kunst laat zien dat de cultuur ingewikkelder werd; ze dachten in symbolen.


De landbouwrevolutie begon rond 9000 v.C in het Midden-Oosten. De veeteelt ontstond
rond 8000 v.C, waarna de akkerbouw gevarieerder werd. Migranten verspreidden de
landbouwrevolutie: het was een langdurig proces. Oorzaken van de landbouwrevolutie:
 Klimaat veranderde gunstig voor gewassen.
 Wilde dieren waren vrijwel verdwenen: dieren werden getemd → leverde meer op en
werd rond 5000 v.C gebruikt om land te bewerken: zware grond kon bewerkt worden.
 Landbouw nodig om groeiende bevolking te onderhouden: landbouwsamenleving
Boeren waren sedentair en leefden in grotere groepen. Elk dorp was autarkisch. Bezit werd
belangrijk (status), dit werd doorgegeven aan kinderen: zo groeide de sociale ongelijkheid,
wat ook bleek uit graven (werden monumenten). Ze geloofden dat doden voortleefden als
geesten, er werden grafgiften meegegeven voor het hiernamaals.


De eerste steden ontstonden bij Mesopotamië. Tussen 4000-2000 v.C bouwden ze dorpen
uit tot bestuursgebouwen, pakhuizen en tempels. Steden ontstonden door overschotten:
anderen voeden: landbouwstedelijke samenleving. Om ervoor te zorgen dat de rivieren
niet overstroomden, werden dijken gebouwd: elite gaf leiding. Hieruit kwam vaak 1 vorst
naar voren: rond 3000 v.C ontstond in Egypte 1 staat met een farao. In Mesopotamië bleven
stadstaten bestaan, hun koningen waren vaak opperpriester. Er was hiërarchie. Boeren
hielden zich bezig met nijverheid, zij waren gespecialiseerd in een ambacht. Steden
werden afhankelijk van de handel. De Soemeriërs hadden een polytheïstische godsdienst.
Ze vonden tussen 3300-2900 v.C het schrift uit: spijkerschrift.


Tijdvak 2: De tijd van Grieken en Romeinen: Kenmerkende aspecten:
 Ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en de
politiek in de Griekse stadstaat.
 De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
 De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in
Europa verspreidde.
 De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische
godsdiensten.
 De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse en Germaanse cultuur.
De Minoïsche beschaving is de oudste in Europa, de bloeitijd was van 2000-1700 v.C. Rond
1500 v.C heersten de Grieken over Kreta: Myceense beschaving, ze vochten vaak tegen
elkaar. In de 13e eeuw v.C vochten ze samen tegen de Hittieten.
Vanaf de 8e eeuw kwam een nieuwe beschaving tot ontwikkeling. Grieken leefden in poleis
met een landbouwstedelijke samenleving. Doordat overbevolking dreigde, vertrokken
Grieken en vestigden in koloniën. Desondanks de Grieken in verschillende staten leefden,
voelden ze zich verbonden: gezamenlijke cultuur (Olympische Spelen, 776 v.C > vereren
dezelfde goden). Door kolonisatie en het gebruik van dezelfde munt groeide de welvaart. Ze

,werden pas in 338 v.C verenigd in 1 rijk: onderworpen door het koninkrijk van Macedonië:
Alexander de Grote verspreidde de Griekse cultuur door veroveringen in 334-323 v.C.


Verschillende stadstaten hadden verschillende besturen:
 Monarchie: alleenheerschappij met een erfelijke koning.
 Aristocratie: regering van de besten: edelen met erfelijke voorrechten.
 Oligarchie: regering van weinigen: niet-adellijke rijken.
 Tirannie.
 Democratie: volksvergadering besloot over wetten, koos bestuurders en
controleerde hen. Alleen autochtone vrije mannen kregen het burgerschap (Athene
507 v.C).
In de 5e eeuw v.C voerden democratieën onder leiding van Athene oorlogen tegen
aristocratieën onder leiding van Sparta.


Filosofen ontwikkelden vanaf de 6e eeuw v.C een rationele manier van denken. Ze
maakten de wetenschap los van de praktijk. Met abstracte begrippen zochten ze naar
wetmatigheden, dit was de uitkomst van wetenschappelijk denken:
 Socrates: politici liegen.
 Plato (S): massa laat zich leiden door emoties en hebzucht i.p.v verstand en idealen.
 Aristoteles (P): door eigenbelang en willekeur slecht (tirannie en oligarchie slecht,
democratie kan goed en slecht zijn).


Rome was gesticht in 753 v.C en werd in 510 v.C een republiek: macht verdeeld en
machthebbers afgelost: 2 consuls werkten 1 jaar, gekozen door de volksvergadering. Tussen
343-290 v.C veroverden ze Midden- en Zuid-Italië, daarna begon de rest van de expansie:
 Overwonnen volken mochten Romeins burger worden: bondgenoten. Dit zorgde voor
een sterk leger. Ze respecteerden godsdiensten en andere culturen.


Veroveringen leidden in de 1e eeuw v.C tot burgeroorlogen, Caesar werd dictator (44
v.C). Dit leidde tot nog een burgeroorlog die Octavianus won: Romeinse keizerrijk (27 v.C):
 Keizer was opperbevelhebber, de overheid gaf de soldaten soldij.
 Gouverneurs legden verantwoording af en volgden het advies van de keizer.
 Inheemse elites bestuurden steden en haalden belasting op.


In het Romeinse imperium was er 2 eeuwen vrede: de Pax Romana:
 Verharde wegen werden aangelegd: handelaren konden veilig reizen.
 Havens werden aangelegd en piraten werden bestreden: veilige zee.
 Steden werden centra van handel: politieke, culturele en economische centra.
 In het rijk was er een landbouwstedelijke samenleving met een geldeconomie.


De Romeinen namen veel over van de Grieken: mengcultuur. Romeinen geloofden dat hun
staat werd beschermd door hun staatsgoden, daarom moest iedereen de Romeinse
staatsgodsdienst vereren: wel tolerantie. De Romeinen ontwikkelden ook hun eigen
vormentaal: koepels. Grieks-Romeinse cultuur werd verspreid door romanisering:
 Romeins leger: uit het hele rijk namen mannen dienst, na hun tijd bleven ze vaak op
het stuk grond dat ze kregen.
 Inheemse elite: ze namen de cultuur over, omdat ze dat beschaafd vonden (trots).
 Verlenen van burgerrecht: van de 4e eeuw v.C tot 212: alle mannen in het rijk kregen
burgerrecht.

,Joden ontkenden het bestaan van andere goden: monotheïstisch. Het centrum was de
tempel in Jeruzalem, in de 6e eeuw v.C werd Judea onderworpen: diaspora. In 66 kwamen
ze in opstand, de Romeinen sloegen het neer en Jeruzalem werd een Romeinse stad.


Paulus van Tarsus zei dat Jezus de Christus was, en werd losgemaakt van het jodendom:
ontstaan christendom. Vanaf 52 reisde Paulus door rijken heen, en bekeerde mensen.
De Romeinen waren bang voor het christendom wegens het monotheïsme. In 313 gaf
Constantijn ze godsdienstvrijheid en werd zelf ook christen. In 380 maakte Theodosius het
christendom de nieuwe staatsgodsdienst en in 392 werden andere godsdiensten verboden.


De Germanen waren volgens Tacitus primitieve barbaren. Ze leefden in dunbevolkte streken
in een landbouwsamenleving. Krijgsheren en hun families vormden de elite.
De Romeinen bouwden tot 9 n.C een stad vlakbij de Germanen: slag bij Teutoburgerwoud.
De stad werd vernield, maar er waren ook vreedzame contacten bij de limes/grens:
 Romeinen namen Germanen in hun leger.
 Samenwerking: Germanen mochten in het grensgebied wonen om het te verdedigen.
 Verdrag met de Bataven: verhuisden naar Betuwe → Germaans-Romeinse cultuur.
 Handel werd gedreven, met de Romeinse munt. Sommigen leerden hiervoor Latijn.


Door epidemieën daalde het aantal inwoners en nam de handel en productie af. Vanaf de 3e
eeuw namen de invallen toe, en was het onveilig. In 395 splitste Theodosius het rijk. Door
afname van hun bevolking werkten ze meer samen met de Germanen. In 395 kwamen de
Goten in opstand, en plunderden Rome; tegelijkertijd drongen de Hunnen Europa
plunderend binnen. Voor hen vluchtten de Vandalen die een koninkrijk in Spanje stichtten:
volksverhuizingen. In 476 werd keizer Romulus afgezet door de Germanen en was het
West-Romeinse Rijk gevallen. Rond 450 vestigden Angelen en Saksen in Brittannië.


Tijdvak 3: De tijd van monniken en ridders: 500-1000: Kenmerkende aspecten:
 Ontstaan en verspreiding van de islam.
 De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door
een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.
 Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.
 De verspreiding van het christendom in geheel Europa.


De islam had joodse en christelijke wortels: tolerant tegen monotheïstische godsdiensten. De
moslims hadden de jihad: goed moslim zijn en na Mohammeds dood in 632 de verplichting
om de godsdienst te verspreiden. Het was van het begin al een godsdienst van heersers: in
622 kreeg hij in Medina politiek en geestelijk gezag kreeg: islamitische staat (630 Mekka).
Na de dood van Mohammed werd een kalief gekozen. Tussen 632-650 onderwierpen ze het
Perzische Rijk. Rond 650 viel de expansie stil door burgeroorlogen binnen het kalifaat. Na
de moord op kalief Ali in 661 kwamen de Omajjaden aan de macht, dit leidde tot opstanden
van sjiieten die werden onderdrukt. De Berbers veroverden in 711 Al-Andalus:
 Perzische en Byzantijnse Rijk waren rond 630 verzwakt: pestepidemie + oorlogen.
 De Arabieren waren militair sterk en snel (nomadisch gewend snel rond te trekken).
 Vochten voor hun geloof en als ze overleden kwamen ze in de hemel.
 Sommige overwonnen volken bekeerden en hielpen bij veroveringen.
In 750 werd de Omajjadenfamilie vermoord door de Abbasidenfamilie, een overlevende
vluchtte naar Córdoba waar hij emir werd. Een nakomeling, Abd-al-Raham III, riep zich in
929 uit tot kalief. Het rijk viel uiteen in kleinere staten, toch bleef het verbonden:
 Welvarende landbouwstedelijke samenleving.
 Bloeiende Arabische beschaving: taal etc. (Perzisch en Grieks-Romeins).

, In Bagdad werd het Huis der Wijsheid gesticht: geleerden deden daar onderzoek.


Arabische handelaren verspreidden het geloof. In de 13e eeuw was de islam aanwezig in
Azië, omdat een krijgsheer het sultanaat van Delhi stichtte. In 1258 werd Bagdad verwoest
door de mongolen: heersers bekeerden. In 1525 werd het sultanaat van Delhi veroverd en
werd het Mogolrijk gesticht. In 11e eeuw veroverden de Turken Anatolië: Ottomaanse Rijk.


Sinds de 3e eeuw namen handel en nijverheid af en kromp de bevolking:
 Gevolg van instorting Romeins bestuur en Germaanse invasies.
 Door geweld daalde productie waardoor de overheid minder belasting kon heffen, het
staatsapparaat stortte nog meer in. Onveiligheid nam toe en geld werd schaarser.
 West-Europa had weinig interessante producten en geen goudmijnen: geld ging eruit
maar niet erin: minder geld in omloop (handel verdween niet helemaal).
In de 4e eeuw daalde de productie zo sterk dat de overheid boeren verbood hun land te
verlaten, daarnaast zochten boeren bescherming bij grootgrondbezitters: ze gingen
verplichtingen aan, waardoor een enorme groep halfvrije mensen, horigen, ontstond.
 Wel rechten, maar mochten het land zonder toestemming niet verlaten.
 Deel van hun opbrengst afstaan aan de heer.
 Herendiensten verrichten: onbetaald werk voor de heer.
Vanaf de 7e eeuw ontstond in West-Europa het hofstelsel waarbij horigen aan een domein
gebonden waren: op die hoeve konden zij hun gezin voeden.


Clovis erfde in 481 het koninkrijk van de Salische Franken en stierf in 511. In 496 bekeerde
hij: Frankenrijk werd christelijk. Rond 300 werden dux en comes aangesteld:
 Hertog, dux: bestuurden belangrijke delen van het rijk.
 Graaf, comes: in hun gebied belasting innen, rechtspreken en legers vormen.
Clovis liet het Germaanse gewoonterecht opschrijven:
 Vergoeding bij diefstal, hoe belangrijker de persoon hoe hoger de boete.
 Erfenis van de vader werd verdeeld onder alle zoons.


In 800 liet Karel zich door de paus tot keizer kronen. In 814 erfde Karels zoon Lodewijk het
rijk, na zijn dood in 843 werd het rijk verdeeld over zijn 3 zoons: Oost- en West-Frankische
Rijk en het middenrijk. In het Oost-Frankische Rijk kwam de dynastie der Ottonen op, die de
erfdeling afschaften. Otto I veroverde het middenrijk en Italië, en liet zich in 962 tot keizer
kronen. Het Duitse keizerrijk ontstond: Heilige Roomse Rijk (gezag van god en opvolger RR).
Karel bond de adel aan zich door een eed van wederzijdse trouw, het feodalisme:
 Koning gaf gebied/ambt in leen aan een vazal en beloofde hem te beschermen.
 Vazal zwoer dat hij zijn leenheer zijn leven lang trouw zal dienen: rechtspreken etc.
Na Karels dood zagen vazallen hun leen als erfelijk bezit, hertogen en graven werden
erfelijke heersers en gaven zelf ook gebieden/ambten in leen uit: koningen kregen minder
gezag (versnippering van het rijk).


Bisschoppen hebben leiding over de kerk. Paus Gelasius schreef in 494 aan de keizer (B)
dat er 2 machten over de wereld heersten: geestelijke en de wereldlijke macht. Latere
pausen hielden vast aan de tweezwaardenleer, keizers van het Byzantijnse Rijk streefden
naar cesaropapie. Door deze schisma ontstond de katholieke en de orthodoxe kerk.


Vanaf 450 was het christendom al verspreid in Ierland, en werd het gebracht naar Brittannië
rond 600. In 690 wilde Willibrord de Friezen kerstenen. Missionarissen trokken rond, maar
waren afhankelijk van Frankische bescherming. In opdracht van de paus begon Bonifatius de

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper sylvia6. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67096 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€8,99
  • (0)
  Kopen