Inhoudsopgave
,Blok 1
Frequentiematen
Prevalentie
o Puntprevalentie: Het deel van de populatie waarbij een bepaalde
gezondheidstoestand op een bepaald tijdstip aanwezig is. Dit is een dwarsdoorsnede
of momentopname.
totaal aantal zieken op een bepaald moment in een bepaalde periode
totaal aantal personen in de populatie waaruit deze zieken afkomstig zijn
Breuk 1: De epidemiologische breuk, uitgedrukt als een prevalentie
NB: Ieder follow-upmoment (cohorttijdstip jaar 1, 2, 3, …) kan voor ieder lid in
de cohort op een ander kalendertijdstip vallen.
De puntprevalentie van een dynamische populatie kan, net als van een cohort,
bepaald worden met breuk 1, alleen hier kan het totaal aantal personen in de
populatie (de noemer) verschillen van moment tot moment (i.e. het aantal
personen in de populatie op tijdstip 2 kan anders zijn dan het aantal personen
op tijdstip 3, 4, of 5).
NB: In een dynamische populatie wordt wel kalendertijd gebruikt en is er geen
begintijd. Om die reden kan er geen incidentie vanaf punt nul gemeten worden
zoals in een cohort.
o Periodeprevalentie: Het deel van de populatie dat de desbetreffende ziekte heeft
gehad in een bepaalde periode.
totaal aantal zieken in een bepaalde periode
gemiddelde van de totale populatie aan het begin en einde van de periode
Breuk 2: De epidemiologische breuk, uitgedrukt als een periodeprevalentie in een dynamische
populatie
Voorbeeld: om de periodeprevalentie van jaar 4 tot 6 te berekenen, tel je het
aantal zieken in die periode en neem je het gemiddelde van het aantal
mensen in de populatie in jaar 4 en in jaar 6.
Prevalente gevallen zijn een som van nieuwe patiënten, patiënten die nog niet genezen en
die nog niet zijn overleden, waardoor deze groep niet geschikt is om onderzoek te doen naar
de oorzaak van ziekten (etiologische epidemiologie).
Incidentie
,o Incidentie: Het deel van de populatie waarbij een bepaalde ziekte in een bepaalde
periode voor het eerst optreedt.
totaal aantal nieuwe zieken in een bepaalde periode
totaal aantal personen in de populatie waaruit deze zieken afkomstig zijn
Breuk 3: De epidemiologische breuk, uitgedrukt als een incidentie
o Cumulatieve incidentie (CI): met dit begrip kan de kans op ziekte worden bepaald. CI
kan ook worden opgevat als het risico (R) dat ‘iets’ optreedt in een gegeven tijd.
Nieuwe gevallen worden gemeten over een gegeven tijdsperiode, daarom kan
er gesproken worden van prospectief cohortonderzoek.
Een voorwaarde voor lidmaatschap is dat men ‘at risk’ is op t0 (i.e. dat men de
aandoening nog niet heeft en gedurende de follow-up de aandoening krijgt).
totaal aantal nieuwe zieken in een bepaalde periode
totaal aantal personen in de populatie ('at risk') aan het begin van deze periode
Breuk 4: De epidemiologische breuk, uitgedrukt als een cumulatieve incidentie in een cohort.
o Incidentiedichtheid (ID of h): een frequentiemaat die gebruikt wordt wanneer andere
frequentiematen en de effecten hiervan (effectmaten = associatiematen) afhankelijk
worden van de looptijd van de studie. Zo is Relatief Risico (een associatiemaat)
gebaseerd op de volledige looptijd van de studie. Bij ID wordt ‘time at risk’ gebruikt.
Vanaf het moment dat ziekte (i.e. event) optreedt bij een proefpersoon, is
deze niet meer ‘at risk’. De tijd dat een proefpersoon ‘at risk’ is, is dus vanaf t0
tot aan event. De tijd ná het passeren van een event wordt niet meer
meegerekend.
Voor een groep deelnemers worden het totaal aantal events gerelateerd aan
de totale tijd ‘at risk’.
totaal aantal events (in gevraagde periode) van personen 'at risk'
ID=
totale tijd 'at risk' (in gevraagde periode)
Breuk 5: Berekening incidentiedichtheid, met als eenheid ‘per persoonstijd’, die afhankelijk is
van de eenheid van totale tijd.
In de teller van breuk 5 staan de personen die de ziekte aan het begin van de
periode nog niet hebben, maar de ziekte in de gevraagde periode wel
ontwikkelen. In de noemer van de formule wordt de tijd ‘at risk’ van diezelfde
personen, maar ook de personen die de ziekte nog niet ontwikkeld hebben in
de gevraagde periode, geïncludeerd.
ID is toepasbaar bij een dynamische populatie, maar ook bij een cohort.
,Sterftecijfers
o Sterfte (mortaliteit): incidentie van overlijden.
totaal aantal sterfgevallen in een bepaalde periode
totaal aantal personen in de populatie waaruit deze sterfgevallen afkomstig zijn aan het begin van deze period
Breuk 6: De epidemiologische breuk, uitgedrukt als mortaliteit (de CI van sterfte).
,Associatiematen
De epidemiologische functie “P (Z) = f (Di)” beschrijft het verband (of de associatie) tussen
ziektefrequentie en de determinanten. De uitkomst is altijd een aspect van ziekte of
gezondheid. De aan- of afwezigheid van ziekte of een ziektestadium is een resultaat van een
of meerdere factoren, de determinanten, die inwerken op een individu. De etiologische
determinanten omvatten de oorzaken van ziekten, zoals voeding, roken, lichamelijke
activiteit of geslachtsverkeer. Vaak hangen meerdere determinanten samen die leiden tot de
gezondheidsproblemen.
Associatiematen zijn een vergelijking van ziektefrequenties tussen twee categorieën van een
dichotome determinant (wel of niet blootgesteld) in een 2x2 tabel.
Relatief risico
o Relatief risico (RR): deling van cumulatieve incidenties van twee groepen die
verschillen in status van de determinant.
R1
RR =
R0
Breuk 7: Berekening relatief risico (RR), waarbij R1 de blootgestelde groep is en R0 de
niet-blootgestelde groep.
Om ‘R’ (of eigenlijk CI) te berekenen voor iedere groep (wel of niet
blootgesteld), deel je de (nieuwe) ziektegevallen door de totale populatie ‘at
risk’ aan het begin van de studie zie beschrijving CI.
De groep die in de teller staat in breuk 7 bepaald over welke groep t.o.v. welke
groep er uitspraak wordt gedaan.
Definitie van RR:
RR < 1 duidt op bescherming
RR > 1 duidt op verhoogd risico
RR = 1 duidt op geen verband
Om RR te berekenen in een grotere tabel dan een 2x2 tabel, kun je zelf de
tabel kleiner maken.
Odds
o Odds: staan voor een relatieve kans, i.e. de kans op X t.o.v. de kans op juist niet X
(dus niet ziek).
p
Odds =
1-p
Breuk 8: Berekening odds, waarbij p de kans dat de uitkomst (ziekte) optreedt en 1 – p
dat de uitkomst niet optreedt.
, ‘p’ kan op dezelfde manier berekend worden als ‘R’: je deelt het aantal
ziektegevallen door de totale populatie, maar in het geval van odds staat ‘p’
voor het aantal bestaande ziektegevallen, dus de prevalentie. ‘1 – p’ staat
voor het aantal niet-ziektegevallen in de populatie.
In tegenstelling tot het bepalen van risico’s (of CI), speelt bij odds tijd geen rol
(i.e. odds kunnen toegepast worden bij studies die niet afhankelijk zijn van de
looptijd van de studie, zoals transversale en retrospectieve studies).
Odds en risico’s zijn verschillend bij hoge risico’s, maar gelijkend bij lage
risico’s (bijv. bij zeldzame aandoeningen). Daarom kan bij zeldzame
aandoeningen odds als relatief risico worden geïnterpreteerd.
p1
1 - p1
Odds Ratio ( OR ) =
p0
1 - p0
Breuk 9: Berekening odds ratio (OR), waarbij p1 de blootgestelde groep is en p0 de niet-
blootgestelde groep. Voorbeeld: ‘1 – p0’ staat voor niet blootgesteld, en geen uitkomst
(niet ziek).
Definitie van OR:
OR < 1 duidt op bescherming
OR > 1 duidt op verhoogde kans
OR = 1 duidt op geen verband
Incidentiedichthedenratio
o Incidentiedichthedenratio (IDR): deling van incidentiedichtheden van twee groepen
die verschillen in status van de determinant.
ID1
IDR =
ID0
Breuk 10: Berekening incidentiedichtheid (IDR), waarbij ID1 de blootgestelde groep is
en ID0 de niet-blootgestelde groep.
Interpretatie van effectmaat RR en IDR is bijna hetzelfde, maar verschilt op
een aspect:
RR: groep A heeft over periode T 2 keer zoveel kans op X als groep B
IDR: groep A heeft op elk moment 2 keer zoveel kans op X als groep B