SAMENVATTING SILVERTHORN | HOOFDSTUK 26
VOORTPLANTING EN ONTWIKKELING (T/M) PARAGRAAF 26.4
Inhoudsopgave
Geslachtsbepaling............................................................................................................................................................................2
Geslachtschromosomen bepalen genetisch geslacht..................................................................................................................2
Seksuele differentiatie komt vroeg in de ontwikkeling................................................................................................................3
Basispatronen van de voortplanting................................................................................................................................................7
De gametogenese begint in de baarmoeder................................................................................................................................7
De hersenen sturen de voortplanting........................................................................................................................................10
mannelijke voortplanting..............................................................................................................................................................12
Testikels Produceren Sperma en Hormonen.............................................................................................................................13
Sperma productie – spermatogenese........................................................................................................................................15
Hormonale controle spermatogenese.......................................................................................................................................16
Mannelijke hulpklieren dragen bij tot de afscheiding van sperma............................................................................................17
Vrouwelijke voortplanting..............................................................................................................................................................17
De eierstok produceert eicellen en hormonen..........................................................................................................................21
De menstruatiecyclus.................................................................................................................................................................22
Hormonale controle menstruele cyclus.....................................................................................................................................25
,GESLACHTSBEPALING
De mannelijke en vrouwelijke GESLACHTSORGANEN bestaan uit drie groepen structuren:
De GESLACHTSKLIEREN ( GONADEN )
De INWENDIGE GESLACHTSORGANEN ,
De UITWENDIGE GESLACHTSORGANEN
De GESLACHTSKLIEREN zijn de organen die GESLACHTSCELLEN ( GAMETEN ) produceren →
eicellen + zaadcellen
De mannelijke geslachtsklieren zijn de TESTIKELS , die SPERMA produceren.
De vrouwelijke geslachtsklieren zijn de EIERSTOKKEN , die EICELLEN produceren.
KIEMCELLEN –ongedifferentieerde geslachtscellen die bestemd zijn om eicellen en zaadcellen
te produceren.
De INWENDIGE GESLACHTSORGANEN bestaan uit accessoire klieren en ducten die de
geslachtsklieren met de buitenwereld verbinden.
De UITWENDIGE GESLACHTSORGANEN omvatten alle uitwendige voortplantingsstructuren.
De seksuele ontwikkeling is geprogrammeerd in het menselijk genoom. Elke gekernde cel van
het lichaam, behalve eicellen en zaadcellen, bevat 46 CHROMOSOMEN . Het diploïde aantal
omdat de chromosomen in paren voorkomen:
22 gematchte, of homologe, paren van AUTOSOMEN plus één paar
GESLACHTSCHROMOSOMEN .
De hoeveelheid DNA in een diploïde cel wordt geschreven als 2n, wat dubbele
chromosomen aangeeft.
De 22 paar autosomale chromosomen – sturen de ontwikkeling van de menselijke
lichaamsvorm en van variabele kenmerken zoals haarkleur en bloedgroep.
De twee geslachtschromosomen, aangeduid als X of Y, bevatten genen die de ontwikkeling
van interne en externe geslachtsorganen sturen.
Eicellen en sperma zijn haploïde cellen (1n) met 23 chromosomen, één van elk van de 22
paren plus één geslachtschromosoom. Wanneer eicel en zaadcel zich verenigen, bevat de
resulterende zygote een unieke set van 46 chromosomen, waarbij één chromosoom van elk
gematcht paar afkomstig is van de moeder en het andere van de vader.
GESLACHTSCHROMOSOMEN BEPALEN GENETISCH GESLACHT
De geslachtschromosomen die een persoon erft, bepalen
het genetische geslacht van dat individu.
Genetische vrouwtjes zijn XX,
o Van elke één X-chromosoom
Genetische mannetjes zijn XY
o Y-chromosoom van vader, X-chromosoom van
moeder
,Als de geslachtschromosomen bij de bevruchting abnormaal verdeeld zijn, bepaalt de aan- of
afwezigheid van een Y-chromosoom of de ontwikkeling langs mannelijke of vrouwelijke lijnen
verloopt.
De aanwezigheid van een Y-chromosoom betekent dat het embryo mannelijk zal
worden, zelfs als de zygote ook meerdere X-chromosomen heeft. Een XXY-zygote wordt
bijvoorbeeld mannelijk.
Bij afwezigheid van een Y-chromosoom zal een embryo zich tot een vrouwtje
ontwikkelen. Daarom zal een zygote die maar één X-chromosoom krijgt (XO; Turner-
syndroom) zich tot een vrouwtje ontwikkelen. Twee X-chromosomen zijn nodig voor een
normale vrouwelijke voortplantingsfunctie.
SEKSUELE DIFFERENTIATIE KOMT VROEG IN DE ONTWIKKELING
Het geslacht van een vroeg embryo kan aan het begin niet worden bepaald omdat de
voortplantingsstructuren zich pas in de zevende week van de ontwikkeling beginnen te
differentiëren.
Voor deze tijd worden de embryonale weefsels als BIPOTENTIAAL beschouwd.
De BIPOTENTE GONADE heeft een buitenste CORTEX en een binnenste MEDULLA .
Onder invloed van het juiste ontwikkelingssignaal zal de medulla zich ontwikkelen tot
een TESTIS.
Bij afwezigheid van dat signaal zal de cortex zich differentiëren tot OVARIUMWEEFSEL .
De bipotente inwendige geslachtsorganen bestaan uit twee paren van accessoire kanalen:
De WOLFFIAANSE KANALEN (mesonefrische kanalen)
De MÜLLERIAANSE KANALEN (paramesonefrische kanalen).
Geslachtsbepaling hangt af van de aan- of afwezigheid van de geslachtsbepalende regio
van het Y-chromosoom, oftewel het SRY-GEN .
Bij aanwezigheid van een functioneel SRY-gen ontwikkelen de bipotente gonaden zich
tot TESTIKELS.
Bij afwezigheid van het SRY-gen en in aanwezigheid van meerdere vrouwspecifieke
genen ontwikkelen de gonaden zich tot EIERSTOKKEN .
MANNELIJKE EMBRYONALE ONTWIKKELING
Het SRY-GEN produceert TESTIS DERMININING FACTOR OF
TDF dat zich aan DNA bindt en genen activeert, waaronder
SOX9, WT1 (Wilms tumor proteïne), en SF1 (steroïdeogene
factor).
De eiwitproducten van deze en andere genen sturen
de ontwikkeling van de gonadale medulla tot een
testis.
(!) Voor de ontwikkeling van de testikels zijn dus geen
mannelijke geslachtshormonen zoals testosteron nodig.
Het embryo gaat pas testosteron afscheiden als de
gonaden zich tot testikels hebben gedifferentieerd.
, Zodra de testikels gedifferentieerd zijn, beginnen zij drie hormonen af te scheiden die de
ontwikkeling van de mannelijke interne en externe geslachtsorganen beïnvloeden:
TESTICULAIRE SERTOLI -CELLEN – anti-Mülleriaans hormoon (AMH)
TESTICULAIRE INTERSTITIËLE (LEYDIG) CELLEN – androgenen: testosteron en derivaat
dihydrotestosteron (DHT).
ANTI -MÜLLERIAANS HORMOON –regressie van de embryonale Müllerian ducts
TESTOSTERON zet de Wolffiaanse ducten om in mannelijke accessoire structuren: epididymis,
vas deferens, en zaadblaasje.
Later regelt testosteron de migratie van de testikels van de buik naar het scrotum.
DHT – overige mannelijke geslachtskenmerken
VROUWELIJKE EMBRYONALE ONTWIKKELING
In vrouwelijke embryo's, die geen SRY-gen hebben, ontwikkelt de cortex van de bipotente
gonade zich tot eierstokweefsel.
Hierbij zijn er zo’n 26 of meer genen betrokken bij de ontwikkeling van functionele
eierstokken.
AFWEZIGHEID VAN TESTICULAIR AMH → Müllerian ducts ontwikkelen tot het bovenste deel van
de vagina, de baarmoeder, en de eileiders.
AFWEZIGHEID TESTOSTERON → degenereren Wolffiaanse buizen van Wolff.
AFWEZIGHEID DHT → de uitwendige geslachtsorganen nemen vrouwelijke kenmerken aan.