NGTG 1 deel 8 les 12
(bij voldoende aanbod kan ieder kind zijn moedertaal leren. Iconiteit is voor kinderen geen ezelbruggetje > melk
komt van melken/ melk komt gewoon uit een pak voor een kind> geen iconiteit voor een kind. Alleen voor 2 e
taalverwervers).
Sociolinguïstiek: taal als sociaal verschijnsel, hoe wordt taal gebruikt. Iedereen leert in hetzelfde proces een
moedertaal. (dove kinderen bij horende ouders; soort van pidgin, ouders kennen geen GT kind kan niet gesproken
taal gebruiken).
Taal is dus menselijk. Maar iedereen praat anders. ‘Het Nederlands’ bestaat niet > waar je vandaan komt heeft effect
op hoe je spreekt > veel variatie > geografische taalvariatie (glijdende schaal per taal/land). Landsgrenzen hebben
met politiek te maken, niet met taal, al wordt taal vaak gebruikt om macht/grenzen uit te drukken.
ABN (algemeen beschaafd nl): iedereen spreekt Nederlands, maar niemand spreekt Het Nederlands. ABN nu
standaard Nederlands, beschaafd duidde op een waarde oordeel. Al is iemand die ABN spreekt niet beter dan
iemand die een dialect spreekt, ze spreken enkel een andere taal. Elke taal/dialect brengt een waardeoordeel mee.
Niemand spreekt het STANDAARD Nederlands. (ABN komt uit Haarlem, KK in latijn, reformatie; bijbel in normale
mensentaal; uit elke staat een vertegenwoordiger, Haarlem economisch belangrijkst; meeste invloed. Staten
vertaling voor normale mensen; standaardisatie doordat iedereen diezelfde bijbel gebruikte en deze zelfde taal te
horen kreeg; verspreidde zich; ‘Het Nederlands’. Eerste tv zenders: iedereen ziet het en iedereen neemt het over).
Het Nederlands kent dus geografische variatie. In verschillende delen van het land wordt verschillend gesproken.
Ook qua klasse, leeftijd, opleiding, sekse, inkomen, etnisch etc ander taalgebruik; gebruik van andere woorden etc.
Ook situatie gebonden variatie: aanpassing aan milieu, sfeer, soort mensen etc (thee met de koningin). Mensen
variëren de toon die ze aanslaan, de soort woorden die ze gebruiken etc. bij de koningin praat je formeler en met
vrienden informeler. Jargon (vaktaal) specifieke woorden/begrippen kennen, anders kan je niet meepraten. Je moet
verstand van zaken hebben om elkaar te kunnen verstaan, daar heeft dialect geen invloed op.
Iedereen heeft een andere stijl; manier van spreken. Taal is dus ook nog eens per persoon verschillend.
Geografisch, leeftijd en situatie gebonden variatie meest belangrijk.
Wel Dé NGT? Ook varianten rond dovenscholen; Groningen, Voorburg, Rotterdam, Amsterdam, Michielsgestel.
Vooral veel lexicale verschillen, weinig grammaticale verschillen. Gebaren hebben zelf wel ook effect op grammatica
(bezoeken kan vervoegd worden, in andere varianten niet). NGT nog niet erkend. Gaat niet zozeer over taal maar
over geld; geld voor onderwijs, tolken etc. project stabol: standaardisatie basisonderwijs lexicon. Financiering als 1
standaard NGT bepaald is. verzet want mensen willen zich niet vastleggen aan vreemde gebaren. Vooral Gronings
veel verzet, is meest verschillen op lexicaal niveau. Gronings is geografisch verder weg en invloed van Franse GT door
Gillot, leerde kinderen gebaren, in tegenstelling tot Gestel waar GT niet gebruikt mocht worden, wel gebaarsysteem
gebaseerd op nl.
dus geen dé NGT vanwege geografische variatie, te maken met dovenscholen en vroeger weinig communicatie.
Politieke affaire; geld als snijden in variatie. Ook emotioneel erg ingewikkeld, mensen laten hun taal niet afpakken.
Leeftijds variatie: oudere doven niet geschoold in NGT, maar spraakafzien en spreken. Overal dus variatie buiten
scholen om, op speelplein wel gebaren; leeftijdgebonden, de GT moest voor iedere generatie opnieuw ‘uitgevonden’
worden buiten school om. Door stabol standaardisatie op scholen, bij begeleiding horende ouders, bij
tolkenopleiding. Echter aan de lopende band nieuwe gebaren ontstaan die standaard worden; stabol is een basis
lexicon, kan die er niet meer uitkrijgen. Al deze factoren hebben invloed op hoe er met taal wordt omgegaan.
Variatie in NL dus anders dan variatie in NGT, wat vooral door dovenscholen ontstaan is.
Situatiegebonden variatie: glijdende schalen. Van ‘puur’ NL naar ‘puur’ GT (pure taal bestaat niet, altijd variatie) altijd
een glijdende schaal te trekken. Vb NGT is enorm gebaseerd op het NL. NMG zit ergens tussen deze twee in. factoren
als geld politieke en economie hebben invloed op hoe we taal zien en tegelijkertijd zijn er enorm veel verschillen. We
hebben wel behoefte aan eenheid; Hét NL/NGT. Behoefte aan de ander begrijpen. Talig gezien is het ene niet beter
dan het andere, ondanks dat het ene wel politieke erkend is en het ander niet. Iets is een taal als je over alle kan
communiceren wat je wilt. De ene is niet beter dan de ander, daar is talig gezien ook geen reden voor, wél
politieke/economisch gezien.