100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Onderneming en omgeving (Hoofdstuk 7 t/m 10) €2,99   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Onderneming en omgeving (Hoofdstuk 7 t/m 10)

 122 keer bekeken  3 keer verkocht

Onderneming en omgeving (Hoofdstuk 7 t/m 10). Dit is alle stof die je in periode 2 moet kennen voor het vak Algemene Economie op de HAN.

Voorbeeld 3 van de 9  pagina's

  • Nee
  • 7,8,9 & 10
  • 7 november 2016
  • 9
  • 2015/2016
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (10)
avatar-seller
silkestoffelen
Algemene economie, ‘Macro-economie’

Hoofdstuk 7 Macro-economische begrippen

7.1 De economische situatie als omgevingsfactor
Bij macroniveau draait het om de economie als geheel: de nationale productie, het nationaal inkomen, het
algemeen prijsniveau en dergelijke. De kennis van de macro-economische begrippen en inzicht in hun
samenhang heeft een ondernemer nodig om de toekomstige ontwikkelingen van verkoopopbrengsten en
productiekosten te kunnen ramen. In ons land publiceert het CBS cijferreeksen over economische trends uit
het verleden. Het CPB probeert toekomstige ontwikkelingen te verkennen.

7.2 Macro-economische cijfers
Het internationaal vergelijken van cijfers over de nationale productie per inwoner kan niet meer dan een ruwe
eerste benadering zijn. Er zijn verschillen in koopkracht, inkomensverdeling en er is een verborgen economie.
Bruto Binnenlands product (bbp): De som van alle toegevoegde waarde van goederen en diensten in Nederland
die tot de productie worden gerekend.

7.3 Formele en informele economie
De formele economie wordt gevormd door de door het CBS in zijn statistieken opgenomen transacties
waarvoor een inkomen wordt ontvangen, meestal in de vorm van geld, soms in natura. Een deel van de
transacties wordt niet door het CBS waargenomen, omdat het zich afspeelt in de verborgen of informele
economie.
Het zwarte circuit zijn de transacties die in strijd zijn met de wet voor de fiscus verzwegen worden.
Legaal informeel: doe het zelf activiteiten, vrijwilligerswerk, werk in de huishouding en ruil in nature.
Illegaal informeel: criminele activiteiten en zwart werk.

7.4 Het nationaal inkomen
De waarde van de productie in een land wordt gemeten door de toegevoegde waarde van bedrijven en van de
overheid bij elkaar op te tellen. (Toegevoegde waarde = bbp)

De (bruto) toegevoegde waarde(bedrijven) = Omzet(productiewaarde) – de waarde van de ingekochte grond-
en hulpstoffen, energie halffabricaten en diensten van derden.

Bruto toegevoegde waarde(=BBP) – afschrijvingen = netto toegevoegde waarde tegen marktprijzen.

De netto toegevoegde waarde tegen marktprijzen
- Kostprijsverhogende belastingen
+ Kostprijs verlagende subsidies

= Netto toegevoegde waarde tegen factorkosten (= netto binnenlands inkomen) (NTWfk)

Binnenlands inkomen
+ primaire beloningen uit het buitenland
- primaire beloningen aan het buitenland

= Nationaal inkomen (= nationaal product, omdat beide gelijk zijn aan de som van de toegevoegde waarde)

Nationaal inkomen + saldo inkomensoverdrachten van en naar het buitenland = Beschikbaar nationaal
inkomen.

Technische slijtage: De door het gebruik optredende waardevermindering van goederen.
Economische slijtage: Veroudering van kapitaalgoederen, bijvoorbeeld doordat inmiddels modernere
technieken en bouwwerken beschikbaar zijn.
Afschrijving: Het boekhoudkundige verwerken van de waardevermindering van kapitaalgoederen door
technische slijtage en economische veroudering.

,7.5 De economische kringloop




Y= Nationaal inkomen
C= Consumptie
B= Belastingen
S= Besparingen
O= Overheidsbestedingen
I= Investeringen (netto)
E= Export
M= Import


Y=C+B+S
Y=C+I+O+E–M

Dus geldt ook:
(S-I) + (B-O) + (E-M) = 0
(S-I) + (B-O) = (E-M)
(S-I) + (B- O) = binnenlands spaarsaldo

Gezinnen
Belastingen = direct + indirect
Direct: inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting
Indirect: BTW en accijns

Overheid
Overdrachtsuitgaven= een uitgave waar niks tegenover staat. (studiefinanciering en zorgtoeslag) (niet model)
Overheidsbestedingen= een uitgave waar wel iets tegenover staat.
 Overheidsinvesteringen (gefinancierd uit belastingen)
 Overheidsconsumptie: (bestedingen)
o Personele overheidsconsumptie (ambtenaren salarissen)
o Materiële overheidsconsumptie (Materialen voor ambtenaren)

Bedrijven
Investeringen kunnen als volgt worden ingedeeld:

Voorraadmutaties Netto-investeringen
Uitbreidingsinvesteringen
Bruto investeringen Vervangingsinvesteringen
(= afschrijvingen)

Vervangingsinvesteringen = Versleten kapitaalgoederen vervangen.
Uitbreidingsinvesteringen= Aanschaffen kapitaalgoederen om de vaste kapitaalgoederenvoorraad uit te
breiden.
Desinvesteringen= Het verkleinen van de kapitaalgoederenvoorraad.

Het particuliere spaarsaldo samen met het begrotingssaldo van de overheid heet het nationaal spaarsaldo.. Dit
laatste is dus per definitie gelijk aan het uitvoersaldo.

7.6 De confrontatie van middelen en bestedingen
Herschrijving van de identiteit: Y = C + I + O + E – M levert de confrontatie van middelen en bestedingen op:
Y + M = C + I + O + E (nationaal inkomen + invoer = totale bestedingen)

, Staat van middelen en bestedingen (balans bedrijven)=
De middelen bestaan uit het nationaal product of nationaal inkomen en door het buitenland geleverde
goederen en diensten (import). (wie maken de producten) Y + M
De bestedingen bestaan uit nationale bestedingen (gezinsconsumptie, bedrijfsinvesteringen en
overheidsbestedingen) en aan het buitenland geleverde goederen en diensten (export). (wie kopen de
producten). C + I + O + E


Hoofdstuk 8 Macroaanbod en macrovraag
8.1 Productiecapaciteit en normale bezettingsgraad
Hoeveel een land in een jaar kan produceren, hangt af van de hoeveelheid en de kwaliteit van de beschikbare
productiefactoren.
De hoeveelheid productiefactoren:
 De omvang van de beroepsbevolking
 De hoeveelheid aanwezige kapitaalgoederen
 De beschikbare natuurlijke hulpbronnen
De kwaliteit van de productiefactoren:
 De mate van scholing van de beroepsbevolking
 De kwaliteit van het management
 De mate waarin de kapitaalgoederen technisch bij de tijd zijn
 De mate van doelmatigheid waarmee de productie is georganiseerd
 De kwaliteit van de natuurlijke hulpbronnen

De hoeveelheid en kwaliteit samen bepalen de productiecapaciteit, dus het maximale productievolume dat in
een jaar kan worden geproduceerd. De bezettingsgraad geeft aan in welke mate de capaciteit daadwerkelijk
wordt benut. De rationale overcapaciteit is het gedeelte wat bewust niet wordt benut, dit wordt beschikbaar
gehouden voor momenten dat er tegenvallers ontstaan.

Bij een normale bezettingsgraad is er
 geen ongewilde werkloosheid;
 geen machines onderbezet;
 treden geen prijsstijgingen op.

Als de bedrijven meer produceren dan bij een normale bezetting ontstaat er spanning en tot hogere kosten die
worden doorberekend. Dit leidt tot bestedingsinflatie.
Blijft echter het productievolume achter bij wat de normale bezetting is, dan ontstaat er onderbesteding en dit
leidt tot deflatie.

8.2 De aanbodkant van de economie: de GA-lijn
Het macroaanbod is het productievolume dat alle ondernemers samen willen aanbieden bij een gegeven
prijsniveau. De macroaanbodlijn (GA-lijn) kent een horizontaal, een schuin oplopend en verticaal deel.
We kunnen 3 situaties onderscheiden:
1. Bezettingsgraad minder dan normaal: zolang de economie niet helemaal bezet is, kan de productie
worden uitgebreid zonder dat het prijsniveau stijgt. (Horizontaal)
2. Productiecapaciteit volledig bezet: werknemers moeten nu overwerken en er ontstaan spanningen.
Dit verhoogt de kosten per eenheid product. (Schuin oplopend)
3. Bezettingsgraad wordt overschreden: bij een hoger prijsniveau neemt het productievolume niet meer
toe.
Kortom, als er nog voldoende braakliggende capaciteit is, kan het productievolume toenemen zonder dat het
prijsniveau stijgt. Voorbij de normale bezetting komt het prijsniveau in beweging. Is de maximale
productieomvang bereikt, dan leidt toenemende vraag alleen tot scherp stijgende prijzen en niet tot een groter
productievolume.
GA-lijn = totale aanbod/macroaanbod  geaggregeerde aanbodlijn

8.3 De vraagkant van de economie: De GV-lijn
De besteders zijn consumenten, investeerders, overheid en buitenland.(C + I + O + E) Consumenten kopen
consumptiegoederen. Investeerders zijn producenten die hun productiecapaciteit willen uitbreiden. De

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper silkestoffelen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 64438 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€2,99  3x  verkocht
  • (0)
  Kopen