College 1 – Introductie
Ontwikkelingsperspectief
Ontwikkelingspsychopathologie
Verband tussen ontwikkeling en psychopathologie
o Wanneer gaat niet-pathologie over in pathologie?
o Men kan bewegen tussen pathologisch en niet-pathologisch
Verband tussen vroege stoornis met latere ontwikkeling
Verband tussen een gebeurtenis in de vroege ontwikkeling met een latere stoornis
Verband tussen een vroege stoornis met een latere stoornis
Effect van een stoornis op het verloop van de huidige ontwikkeling
Effect van ontwikkeling op de uitingsvorm van een stoornis
Epidemiologie
Centrale vraag: hoeveel kinderen in de populatie hebben deze problemen?
Prevalentie: bestaande gevallen met een bepaald ziektebeeld in een bepaalde periode
o Jaarlijkse prevalentie stoornissen: 5%
o 36.7% van de kinderen <16 voldoen aan criteria voor diagnose
o Meer dan 75% van volwassenen met diagnose had al een diagnose in de kindertijd
Incidentie: aantal nieuwe gevallen
Verhouding jongens-meisjes
Verdeling over levensloop
Etiologie
Factoren die het gezondheidsprobleem ‘veroorzaken’
Predisponerende factoren kunnen een kind vatbaar maken
In standhoudende factoren kunnen psychologische problemen in standhouden
Uitlokkende factoren: factoren voorafgaand aan psychologische problemen
Zelden kunnen we spreken van causaliteit
Zelden 1 enkele factor de oorzaak complex samenspel/ interactie
Individu + omgeving gehele systeem
Beschermende factoren:
Kunnen de ontwikkeling van psychologische problemen voorkomen
Kunnen het effect van risicofactoren verminderen
Karakteriseren kinderen met veerkracht (resilience)
Classificeren van probleemgedrag
Symptoom: de kleinst beschrijfbare onderzoekseenheid in de
geneeskunde/psychopathologie en te beschouwen als ziekteteken
o Hoofdsymptomen: directe oriënterende functie voor de diagnose
o Bijsymptomen: maken het beeld van de stoornis volledig zonder uit zichzelf direct
richtinggevend te zijn voor de diagnose
Syndroom: een groep van (dikwijls) tezamen optredende symptomen
Stoornis: afwijkend gedrag, langdurig, niet situatie gebonden, klinisch significant lijden,
belemmering op sociale, beroepsmatige of andere belangrijke levensgebieden en meestal
bepaalde combinaties van gedragingen/symptomen
Doel van classificeren
Het faciliteert expert kennis + ontwikkeling van epidemiologische informatie
Efficiëntie, samenvatting
Bevordert communicatie tussen professionals + evidence-based behandeling
Aansluiting vinden bij verklarings- en behandeling theorieën in de wetenschappelijke
literatuur
Classificeren ≠ diagnose stellen
1
, “Simply checking off symptoms is not sufficient to make a diagnosis. Although it will make
start of a more reliable assessment”
Doel: clinici ondersteunen bij het classificeren als onderdeel van een diagnostische
beschrijving die moet leiden tot een individu gericht behandelplan
Manieren van classificatie
Categoriaal
o DSM-5 (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders)
o ICD-10 (international Classification of Diseases)
o DC 0-3R (Diagnostic Classification 0-3)
Dimensioneel
o Aseba schalen (Achenbach’s System for Empirically Based Assessment)
o SDQ (Strengths and Difficulties Questionnaire)
o RDoC (Research Domain Criteria)
Systeembenadering
Diagnostic and statistical manual of mental disorders
Door de jaren heen is het aantal stoornissen gegroeid
DSM-5
Opgebouwd in verschillende assen
o AS I: klinische stoornis
o AS II: persoonlijkheidsstoornissen + zwakzinnigheid
o AS III: somatische aandoeningen
o AS IV: psychosociale + omgevingsproblemen
o AS V: algehele beoordeling van het functioneren (GAF)
DSM-5 classificatie op basis van
o Klinische blik
o Semigestructureerde interviews
o Observaties
o Meerdere bronnen (kind, ouder, school)
Context/systeem
Binnen de ontwikkelingspsychopathologie: kunnen de individuen en hun gedrag niet los
worden gezien van de context waarin zij zich ontwikkelen
Bestudeer:
o Geschiedenis van het individu
o Zijn relationele context (ouder, peers)
o Zijn schoolcontext, buurt, cultuur ect.
Je zal het maar hebben Saar met DIS
De vaardigheid om te dissociëren is een adaptief response
Actieve dissociatie is een prestatie
Wordt complexer en krachtiger tijdens de adolescentie (abstract denken)
“By using a developmental approach in the study of psychopathology, we may find disease
disappears when understood as one of many adaptational processes between individual
and life experiences”
Het effect van de behandeling hangt ook af van de omgeving
Kind karakteristieken
Familie factoren
Professionele netwerk
Behandel systeem
Stemming
Onderdeel van iedereen
Natuurlijke variatie
o Per dag
2
, o Per leeftijdsfase
o Experience sampling method (ESM)
Stemming is afwijkend als:
Het context onafhankelijk is
De kwantitatieve of kwalitatieve norm overschrijdt
Het disproportioneel is
Het onderscheiden kan worden van emotie
Er sprake is van toename van ernst
Het andere terreinen verstoort: denken, gedrag
Het niet te beïnvloeden is: machteloosheid, hopeloosheid m.b.t. de toekomst,
waardeloosheid
Stemming in de DSM-5
Depressieve stoornissen
o Disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis
o Depressieve stoornis
o Persisterende depressieve stoornis
o Premenstruele stemmingsstoornis
o Depressieve stoornis door een: middel/medicatie, somatische aandoening
o Andere gespecificeerde depressieve stoornis
o Ongespecificeerde depressieve stoornis
Bipolaire stoornis
o Bipolaire-I-stoornis
o Bipolaire-II-stoornis
o Cyclothyme stoornis
o Bipolaire stoornis door een middel/medicatie, somatische aandoening
o Andere gespecificeerde bipolaire stoornis
o Ongespecificeerde bipolaire stemmingsstoornis
Prevalentie
Depressie
o ±4% van de jongeren tussen 12-18 jaar
o ±7% van de jongeren tussen 16-20 jaar
o ±9% van jongvolwassenen (18-35 jaar)
heeft een hoog risico op angststoornis of depressie
Stemming leeftijd
Toename met leeftijd:
Vanaf 9 jaar betrouwbaar rapporteren over interne ervaringen
Meer negatieve attributies door:
o Relatie tussen falen en ontmoedigen sterker
o Vergelijking tussen jezelf en anderen (concreet operationeel denken 7-11 jaar)
Verwerven van objectconstantie
Eind basisschool: besef dat dood permanent is
Stemming geslacht
Meer meisjes/vrouwen dan jongens/mannen
Hormonaal
o Bij meisjes meer behoefte aan verbondenheid
o Toename kwetsbaarheid voor verstoringen in interpersoonlijke relaties
Fysiek
o Meer aandacht voor en druk op volwassen ‘gedrag’, passend bij uiterlijk, maar niet
bij emotionele ontwikkeling en coping vaardigheden (mogelijk cultureel bepaald)
Rollen binnen systeem
o Meer autonomie, conflict en angst (meer emotionele opvoeding voor meisjes)
3
, Toename aan ‘afhankelijke’ life events met name voor eisjes (hoge emotionaliteit en
interpersoonlijke sfeer
College 2 – Stemming
Klinisch beeld & diagnose depressieve stoornis
Geldend voor alle depressieve stoornissen (niet voor bipolair):
De symptomen veroorzaken klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale
op beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen
De episode kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel of
een somatische aandoening
Het optreden van de depressieve episode kan niet worden verklaard door een
schizoaffectieve stoornis, schizofrenie, een schizofrenische stoornis, een waanstoornis of
door een andere gespecificeerde of ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere
psychotische stoornis
o Psychotische stoornissen zijn ‘heftiger’ volgens de DSM. Wanneer deze symptomen
aanwezig zijn wordt die stoornis gediagnosticeerd i.p.v. een mildere stoornis
Er heeft zich nooit een manische of hypomanische episode voorgedaan
Anders dan ‘je depressief voelen’ als reactie op gebeurtenissen
Somber voelen is normaal
Criteria om gediagnosticeerd te worden met depressie
A. Vijf (of meer) van de volgende symptomen zijn binnen dezelfde periode van minstens twee
weken aanwezig geweest en wijken af van het eerdere functioneren; minstens één van de
symptomen is ofwel (1) een sombere stemming, ofwel (2) verlies van interesse of plezier
1. Sombere stemming, gedurende het grootste deel van de dag en bijna elke dag,
NB bij kinderen en adolescenten kan de stemming prikkelbaar zijn
2. Duidelijke verminderd(e) interesse of plezier in alle of bijna alle activiteiten, gedurende het
grootste deel van de dag, bijna elke dag
Zonder één van deze twee symptomen, kan je volgens de DSM geen depressieve
stoornis hebben
3. Significant gewichtsverlies zonder dat dieet wordt gehouden, of gewichtstoename of bijna
elke dag een afgenomen of toegenomen eetlust
NB Bij kinderen moet gedacht worden om het niet bereiken van de verwachten
gewichtstoename
4. Insomnia of hypersomnia bijna elke dag
5. Psychomotorische agitatie of vertraging, bijna elke dag
6. Vermoeidheid of verlies van energie, bijna elke dag
7. Gevoelens van waardeloosheid of buitensporige of onterechte schuldgevoelens bijna elke
dag
8. Verminderd vermogen tot nadenken of concentreren, of besluiteloosheid, bijna elke dag
9. Recidiverende gedachten aan de dood (niet alleen de vrees om dood te gaan),
recidiverende suïcidegedachten zonder een specifiek of een suïcidepoging, of een specifiek
plan om suïcide te plegen
Inschatting ernst: mild, matig, ernstig afhankelijk van ernst van symptomen en
suïcidegedachten
Eerste episode of terugkerend (recidiverend)?
Klinisch beeld & diagnose persisterende depressieve stoornis
A. Sombere stemming gedurende ten minste twee jaar (bij kinderen prikkelbaarheid mogelijk
gedurende een jaar)
B. Aanwezigheid, tijdens de depressiviteit, van twee (of meer) van de volgende kenmerken:
Slechte eetlust of te veel eten
Insomnia of hypersomnia
4