Hoofdstuk 4 ‘Taak 1: Werk samen met cliënten om hen te helpen hun verhaal te doen’
4.1 Inleiding op Fase 1: Het huidige beeld
Cliënten komen bij hulpverleners terecht vanuit een behoefte aan hulp om hun leven beter in te richten.
Hulpverleners helpen cliënten om 1) hun verhaal te doen, 2) hun verhaal anders te gaan zien zodat ze
nieuwe, zinvollere perspectieven kunnen ontwikkelen, en 3) zich te blijven richten op punten die een
verschil in hun leven kunnen maken. Ook al worden deze opgaven afzonderlijk beschreven, in de
hulpsessies lopen ze feitelijk door elkaar heen.
Fase 1 van het proces is te beschouwen als de onderzoeksfase; uitzoeken wat er verkeerd loopt, welke
kansen er onbenut blijven, welke hulpbronnen er niet worden ingezet etc.
Hoe eerder cliënten zich aan het hulpverleningsproces verbinden, hoe beter. Het verbinden hieraan
noemen we ook wel engagement. Verder is het belangrijk om aanvankelijke stress te verminderen, contact
te leggen met de cliënt en een relatie op te bouwen. Help cliënten door ze helderheid te bieden over hun
situatie en help ze in actie te komen.
4.2 Taak 1: Help cliënten hun verhaal te doen
Taak 1 is om cliënten te helpen hun verhaal te doen. Voor sommige cliënten voelt therapie als een veilige
setting om eerlijk te kunnen spreken, maar dit geldt niet voor iedereen. Sommigen zijn juist eerder
geneigd tot liegen of informatie achterhouden. Leer om te werken met alle stijlen van verhalen vertellen,
en begin waar de cliënt begint. Het is namelijk jouw taak om bij de cliënt te blijven, waar die ook mag
zijn, en deze niet te dwingen om te zijn waar jij hem graag zou hebben. Help cliënten hiernaast ook om
een objectief beeld te schetsen van het verhaal en bepaal de ernst van de problemen.
Scherpzinnige therapeuten krijgen niet alleen inzicht in de ernst van een cliënts probleem of in de mate
waarin die zijn of haar mogelijkheden onbenut laat, maar begrijpen bovendien wat de beperkingen van
hulpverlening zijn. Wat is het hoogste niveau waarop deze cliënt in zijn leven heeft gefunctioneerd?
Welke verwachtingen zijn daarom passend? Jaren geleden stelden Mehrabian en Reed de volgende
formule op om de ernst van een gegeven probleemsituatie te bepalen, hij is vandaag de dag nog steeds
bruikbaar: Ernst van het probleem = Mate van verstoring x Onbeheersbaarheid x Frequentie.
Vervolgens moet de therapeut de cliënt helpen de kernproblemen te verhelderen. Dit houdt in dat
problematische situaties en onbenutte kansen (inclusief mogelijkheden voor de toekomst) zo concreet
mogelijk besproken moeten worden. Help hierbij vooral om de ongebruikte kansen en onbenutte
hulpbronnen te ontdekken, want cliënten hebben de neiging eerder de probleemsituaties te zien.
Helderheid betekent cliënten helpen om van algemeenheden tot specifieke punten te komen – specifieke
ervaringen, gedachtes, gedrag, bedoelingen, gezichtspunten en beslissingen. Soms kan het voor meer
helderheid zorgen als je cliënten helpt de achtergrond of context te onderzoeken van het probleem
waarmee ze aankomen. Een zoektocht naar wat meer achtergrond haalt het verhaal van de cliënt al snel uit
de ‘routine’. De juiste soort en hoeveelheid achtergrond zorgen voor zowel detaillering als context. Dat
het bespreken van het verleden in de juiste proportie blijft, is belangrijk. Veel cliënten komen namelijk bij
een hulpverlener in de verwachting dat zij het over hun verleden zullen gaan hebben, of omdat zij het daar
zelf over willen hebben. Zoals zojuist besproken zijn er manieren om over het verleden te praten die hen
helpen om het heden beter te begrijpen, maar het heden begrijpen moet wel centraal blijven staan. Het is
dan ook belangrijker hoe het verleden aan bod komt, dan dat het aan bod komt.
4.2.10 Help cliënten elk probleem als kans te zien
Cliënten kloppen niet alleen maar met problemen of kansen aan; ze komen met een combinatie daarvan.
Of het nu de keerzijde van een probleem is of op zichzelf staat, soms zorgt het al voor genoeg
positief-psychologische hefboomwerking om een cliënt een klein kansje te helpen zien, en kan hij of zij
,daarmee constructiever aan de slag. Cliënten kunnen door het vertellen van hun verhaal weer verder door
dat te herschrijven, te herinterpreteren, ervan te leren en het achter zich te laten.
4.3 Help cliënten om vanaf het begin in actie te komen
Als therapeut is het belangrijk om je cliënten het belang van een proactieve houding in te laten zien.
Inactiviteit kan slecht zijn voor lichaam, geest en ziel. Hulpverlening komt nog te vaak neer op teveel
praten en te weinig doen. Manieren om de cliënt in actie te krijgen kunnen zijn:
1. Noem een huiswerkopdracht, en vraag de cliënt die uit te voeren en daar verslag van te doen.
2. Wacht totdat de cliënt zelf een opdracht voor na de sessie verzint, en help hem of haar dan die te
verhelderen.
3. Benadruk de eventuele bereidheid van de cliënt om een opdracht uit te voeren, maar laat de
uiteindelijke beslissing over aan de cliënt.
4. Gebruik een contractuele overeenkomst om de cliënt ertoe te bewegen een passende activiteit uit
te voeren.
Het is uiteraard niet noodzakelijk om dat wat de cliënt tussen de sessies doet ‘huiswerk’ te noemen, bij
sommige cliënten valt dat namelijk gewoon verkeerd. Het principe van huiswerk is echter belangrijker dan
de benaming, en het principe is helder. Huiswerk heeft vaak een vaste vorm, maar het kan ook een
spontane oefening zijn om cliënten aan te moedigen uit zichzelf in actie te komen.
4.4 Help cliënten met tegenzin en weerstand om te gaan
Als therapeut kan je ook cliënten tegenkomen die met tegenzin en weerstand naar therapie gaan. Tegenzin
in het zoeken naar hulp of het accepteren van hulp wanneer die wordt aangeboden, is de eerste vorm van
tegenzin. Bij diegenen die wel de moed opbrengen om bij een hulpverlener aan te kloppen verwijst
tegenzin naar hun aarzeling om echt werk van het hulpverleningsproces te maken. Het aanpakken van
problemen en het ontwikkelen van mogelijkheden is nou eenmaal veel werk (vandaar dat er in alle
cliënten wel een deel van tegenzin schuilt). Een deel van het aanpakken van problemen is het uitproberen
van nieuw gedrag, en veel cliënten aarzelen om dat te doen.
4.4.1 Tegenzin: angst voor verandering
Tegenzin van cliënten uit zich op vele, vaak bedekte manieren. Ze praten bijvoorbeeld alleen over veilige
of onbelangrijke onderwerpen, lijken onzeker over wat ze willen, saboteren het hulpverleningsproces op
een vriendelijke manier door overdreven coöperatief te zijn, stellen zichzelf onrealistische doelen en
gebruiken die dan als excuus om niet in beweging te komen, doen niet hun best om hun gedrag te
veranderen en nemen maar mondjesmaat verantwoordelijkheid voor zichzelf. Ze hebben de neiging
anderen de schuld van hun problemen te geven, spelen spelletjes met de hulpverlener, of komen überhaupt
niet opdagen voor therapie.
Kortom, tegenzin kent verschillende gradaties; cliënten wapenen zich in meer of minder tegen
verandering. Er zijn ook veel verschillende redenen voor tegenzin; ze zijn ingebakken in de condition
humaine. Een aantal redenen zijn gebrek aan vertrouwen, angst voor intensiteit, angst voor verwarring,
schaamte, de prijs van verandering, verlies van hoop.
4.4.2 Weerstand: verzet tegen dwang
Tegenzin is vaak passief; weerstand kan zowel actief als passief zijn. Het is de manier waarop een cliënt
terugvecht. Echtgenoten die gedwongen zijn om mee te gaan naar relatietherapie verzetten zich nogal
eens. Cliënten die zich verzetten omdat zij zich gemanipuleerd voelen of onvrijwillig (toegewezen)
, aanwezig zijn, laten iedereen weten dat zij geen behoefte hebben aan hulp, tonen zich weinig bereid om
een werkrelatie met hulpverleners op te bouwen en proberen hen nogal eens te bedonderen. Hierbij
kunnen ze ook agressief worden. De volgende soort cliënten bieden nogal eens weerstand:
1. Cliënten die sowieso geen reden zien om naar een hulpverlener te gaan.
2. Cliënten die wrok koesteren jegens een derde partij.
3. Cliënten die niet weten wat hulpverlening inhoudt en bang zijn voor het onbekende.
4. Cliënten met een geschiedenis van rebellie.
5. Cliënten die de doelen van de hulpverlener of van het hulpsysteem als strijdig met hun eigen
doelen beschouwen.
6. Cliënten die een negatieve houding tegenover hulpverlening en hulpverleningsinstanties hebben
ontwikkeld, of die wantrouwig zijn tegenover ‘zielenknijpers’.
7. Cliënten die geloven dat naar een hulpverlener gaan betekent dat je toegeeft dat je zwak, mislukt
of zielig bent. Zij hebben het gevoel dat ze hun gezicht verliezen.
8. Cliënten die behoefte hebben aan een eigen machtspositie en die innemen door zich te verzetten
tegen een persoon of een instelling die zij als machtig beschouwen.
9. Cliënten die hun hulpverlener niet mogen, maar dat niet met hem bespreken.
10. Cliënten die met hun hulpverlener van mening verschillen over de mate van verandering die nodig
is.
11. Cliënten die in belangrijke opzichten van hun hulpverleners verschillen – zoals een kind uit een
achterstandswijk en een oudere hulpverlener uit de middenklasse.
4.5 Engagement als middel om tegenzin en weerstand te overwinnen
Uiteraard kan weerstand een gezond teken zijn. Het kan betekenen dat cliënten opstaan voor hun eigen
rechten en terugvechten. Maar omdat zowel tegenzin als weerstand zulke wijd verspreide verschijnselen
zijn, is hulp aan cliënten om ermee om te gaan verweven in alle interacties. Een aantal principes die als
richtlijnen hierbij kunnen dien zijn:
1. Vermijd eigen inadequate reacties op tegenzin en weerstand.
2. Ontwikkel zelf zinvolle manieren om met tegenzin en weerstand om te gaan; onderzoek je eigen
tegenzin en weerstand; beschouw een zekere mate van tegenzin en weerstand als normaal;
accepteer de tegenzin en weerstand van de cliënt en ga ermee aan de slag; zie tegenzin als
vermijdingsgedrag; onderzoek de kwaliteit van uw interventies.
3. Schep een ‘rechtvaardige samenleving’ met uw cliënt; wees realistisch en flexibel, help jouw
cliënten te zoeken naar motieven om zich over hun weerstand heen te zetten; zie jezelf niet als de
enige in het leven van je cliënt die hulp biedt; schakel de cliënt in als hulpverlener (zo’n
verandering van perspectief kan hem of haar helpen om zich over de eigen onwil heen te zetten).
4.6 Help cliënten om hun veerkracht aan te spreken
Zelfs in sommige van de meest hopeloze cliënten ligt diep onder hun wanhoop veerkracht begraven.
Newman definieert veerkracht als ‘het menselijke vermogen om zich aan te passen wanneer we worden
geconfronteerd met een noodsituatie, trauma, tegenslag, ontbering en voortdurende, aanzienlijke stress’.