E1 Steden & burger in de lage landen
Middeleeuws metropoolregio
Nederland heeft een opmerkelijk stadsburgerlijk karakter: er wordt geleefd van handel en ambacht, de
burgers zijn de belangrijkste sociale en politieke groep en er is grote en gelijk verdeelde welvaart
1. Noord-Italië (macht bij adel)
2. Vlaanderen: macht bij burgers → poorters en bloeide door de schapenteelt met wolproductie
- Atrecht: lakennijverheid bloeide op door goedlopende schapenhouderijen
- Brugge: (bloeide iets later): grote bereikbaarheid door de Noordzee, koopmansbeurs
(handelaren komen samen om afspraken te maken) en tredmolen (hijskraan)
1050 → Landbouwopbrengsten stegen door betere technieken (ploeg en tuig voor dieren) en
het drieslagstelsel (om het seizoen oogsten van het land)
➔ Bevolkingsgroei
➔ Landbouwoverschotten worden verkocht (handel en ambacht)
➔ Monetaire economie (ontstaan wisselbrieven) en ontstaan gilden (organisatie van mensen met
hetzelfde beroep): koopmans- en ambachtsgilden, deze bepaalden ook het sociale en
religieuze leven van de leden.
Handelsstromen
Veel onveiligheid in feodale systeem, dus nauwelijks contact tussen Noord- en Zuid-Europa, maar
contact tussen Vlaanderen en Noord-Italië dmv jaarmarkten in Midden-Frankrijk (Atrecht) en dmv
zeestromen. De Duitse Hanze was de eerste samenwerking tussen kooplieden (Hanzesteden).
Stadsrechten (muur bouwen, tol heffen, eigen rechtspraak (autonomie), jaarmarkten) regelden het
bestuur in een stad. In ruil voor de rechten werd belasting betaald waarmee de vorst legers kon inhuren
en ambtenaren kon inzetten voor het bestuur. Zaken die traditioneel bij de geestelijkheid lagen, namen
burgers over (armenzorg, stichten stadsscholen) of ze werken met de geestelijken samen door het
knopen van banden. Ook ontstonden ideeën over bonum commune (= algemeen belang van
stedelingen).
Er ontstaat een gemeen: gemeenschap van gewone burgers die zich gaan verenigen in gilden om
concurrentie tegen te gaan dmv prijsafspraken, kwaliteitszorg en om verzekeringen te sluiten. Er is geen
eenheid in de stad, maar er ontstaan drie standen.
De graaf van Vlaanderen was leenman van de Franse koning en onderhield goede contacten met
Engeland voor de handel in wol. Frankrijk had in deze periode geen goede band met Engeland en
accepteerde deze samenwerking dus niet langer. De Franse vorst stuurde een ridderleger naar
Vlaanderen om die steden te dwingen de Franse kant te kiezen.
1302 Guldensporenslag: het Franse leger, wat te paard was in een veel te zwaar harnas, werd
verslagen door het Vlaamse. De Fransen droegen gouden sporen die de Vlaamse mensen hebben
meegenomen en gebruikt om te verwerken in de gevels.
Frankrijk: sterk adellijk ridderleger
Vlaanderen: slecht leger van stadsburgers (toch gewonnen, was niet verwacht)
Filips de Goede (Bourgondische hertog)
Er kwam tegenwind in het streven naar zelfbestuur en onafhankelijkheid. De Bourgondische hertog Filips
de Goede kreeg Nederland onder zijn bewind (Brabant en Vlaanderen) door huwelijk en erfenis. De
Bourgondiërs voeren de volgende dingen qua centralisatie in:
1. Brussel werd het Bourgondische hof met veel kunstenaars uit de renaissance
2. Aanstellen van plaatsvervangers (stadhouders)
3. De hertog wilde zijn rijk regeren met Staten-Generaal. Voor steden die deden aan
particularisme (onafhankelijk bewind) was geen plaats
De opvolger van Filips de Goede zou een koningstitel krijgen van de Duitse keizer en proberen het rijk te
vergroten met Gelderland. Bij de verovering van Lotharingen sneuvelde hij in de veldslag.
Maria de Rijke (dochter Filips de Goede – trouwde met vorst van Habsburgse Rijk)
Filips I’s dochter, Maria de Rijke, was de opvolger en men maakte de borst nat om het haar moeilijk te
maken; de steden streden opnieuw voor eigen autonomie en men wilde hun oude rechten terug. Het
Brabantse Antwerpen kreeg de voorkeur boven Vlaanderen: lag nou eenmaal gunstig aan de Schelde
, (1) en de zeeverbinding van Brugge slipte dicht (2). Daarbij kregen de koloniën van de Spanjaarden en
Portugezen verbinding met Antwerpen → werd een stapelmarkt (= markt met voorraden, want
producten werden gestapeld).
Door de pest en hongersnoden werd het persoonlijke geloof geïntensiveerd → men hield vast aan
vroomheid en boetedoening. Nieuwe geestelijke initiatieven:
1. Bedelorden waren mensen die monniken volgden die leefden op een bedelarij, dus niet in rijke
kloosters, maar juist tussen de burgers in
2. Ongehuwde vrouwen leefden in begijnhoven, middenin de stad, maar afgezonderd, een
leven als in de kloosters
3. De Moderne Devotie bracht een hervormingsbeweging van de kerk: meer individueel geloof
en soberheid → meer geven aan de kerk, dan nemen. Daarbij moest je je ziel laten reinigen,
want je zou bezeten kunnen zijn met de duivel.
Karel V (zoon Filips I)
Filips I van Habsburg (zoon Maria de Rijke) trouwde met een Spaanse prinses waardoor Karel V
erfgenaam werd van het grote Europees rijk: de Nederlanden, Spanje (Filips I), Oostenrijk en de Duitse
keizerstitels (Habsburgers). Karel V was geboren in Gent en opgegroeid als echt Vlaming, hij vond het
zijn plicht om een christelijk Europa te leiden. De protestantse Reformatie was een voortvloeisel van
deze laatmiddeleeuwse vroomheid. Luther en Calvijn braken formeel met de paus en erkenden niet
langer het gezag van de kerk. In het Duitse Rijk vestigde het lutheranisme in een groot aantal
vorstendommen. Karel V probeerde de Reformatie in Nederland te bestrijden (dus tegen het
protestantisme), want alleen de Rooms-katholieke kerk was de juiste. Het bestrijdingsbeleid van Karel V
lag bij lokale stedelijke overheden die er juist geen belang bij hadden om mensen te executeren.
Onderlinge verdraagzaamheid was immers cruciaal voor goede handelscontacten.
Filips II van Habsburg (zoon Karel V)
Erfde de helft van Karels rijk, het Spaanse en Nederlandse deel. Het Oostenrijks-Duitse ging naar Filips II’s
oom. Filips II was geboren en getogen in Spanje, waardoor hij minder aansluiting vond bij de bevolking
van de Nederlanden. Filips II zette het anti-protestantismebeleid van zijn vader Karel voort, net als de
centralisatiepolitiek wat spanningen gaf die werden versterkt door de Reformatie.
1566 Beeldenstorm (Filips II en Karel V vs de Nederlanden) als gevolg van:
- Politiek: centralisatiepolitiek → ging ten koste van de rechten van de steden/burgers
(particularisme)
- Economisch: belastingen
- Religieus: tegen aanpak van protestanten
Ook de preken van de radicale calvinistisch-protestantse preker Alva, die beweerde dat de beelden in
kerken niet thuishoorden, hielp mee aan de opstand. Voor Filips II was het naar dat zijn heilige
moederkerk werd vernield, dus hij besloot een Spaans leger te sturen om de beeldenstormers te straffen
en de orde in de Nederlanden te herstellen. De steden die zich zelfs daarna nog niet wilden
onderwerpen aan Filips II, kwamen olv Willem van Oranje. Zo ontwikkelde er een burgeroorlog:
Katholieke koningsgezinden (Filips II en Karel V) vs calvinistisch-protestantisme (W.v. Oranje)
De koningsgezinden wonen bij Zuid-Nederland (Vlaanderen en Brabant). De Zuidelijke calvinisten
vluchtten dus naar het Noorden (Holland en Zeeland).
1585 Val van Antwerpen door de blokkering van de Schelde richting Antwerpen door Holland en
Zeeland (1). De oevers bleven namelijk in handen van de opstandelingen. Men vluchtte massaal vanuit
Antwerpen naar het noorden waar men met hun handelscontacten en geld investeerde in de handel
daar in Amsterdam, wat enorm opbloeide met de koopmansbeurs, de overname van de
stapelmarktfunctie en de wisselbank (2) → later Gouden Eeuw.
1580 Godsdiensttelling door Willem van Oranje → 50% protestants (33% calvinist, 17% lutheraans)
en 50% katholiek (vluchtelingen uit Antwerpen).
1581 Plakkaat van Verlatinghe (Filips II wordt afgezworen)
1588 De Nederlandse Republiek
Het Noorden werd een staat zonder koning – een republiek. Het centrale gezag verviel, maar het
systeem met stadhouders bleef. De provincies benoemden hem voortaan zelf. Holland, Zeeland,
Utrecht, Gelderland en Overijssel kozen een nakomeling van Willem van Oranje. Friesland en Groningen
, kozen nakomelingen van de broer van Willem van Oranje. De taak van stadhouders was het leger aan
te voeren, de rest werd (op vraag van de burgers) aan de stedelingen zelf overgelaten.
Stadsbestuurders, die voortkwamen uit aanzienlijke burgerfamilies, noemden zich regenten.
Johan van Oldenbarnevelt was de landsadvocaat van Holland (waar de meeste mensen woonden en
waar 53% van de staatsuitgaven plaatsvond). Holland speelde een leidende rol in de Staten-Generaal
hierdoor. Van Oldenbarnevelt overlegde vaak met andere provincies en wist hen achter hem te krijgen
– op één lijn dus. Van Oldenbarnevelt was de grondlegger van de Nederlandse overlegpolitiek, het
poldermodel. Hij bouwde de functies van een landsadvocaat uit tot een raadspensionaris (officieel
ambtenaar van Staten van Holland).
1595 Ontstaan VOC → allergrootste handelsonderneming ter wereld. Het Groot Desseyn werd
opgesteld om de Spaans-Portugese positie in de Atlantische Handel via kaapvaart en verovering over
te nemen. Piet Heijn kaapte de Spaanse zilvervloot, waardoor de VOC ineens over heel veel geld
beschikte. Doel: monopolie op specerijenhandel.
Problemen andere landen, waardoor Nederland alleen op zichzelf hoefde te focussen en er een grote
migratiestroom ontstond wat resulteerde in de Gouden Eeuw:
- Duitsland | Dertigjarige Oorlog → protestanten vs katholieken
- Frankrijk | mengende partij in Dertigjarige Oorlog → adel vs vorst
- Engeland | verzet parlement → edelen en geestelijken beriepen zich op oude voorrechten om
absolute macht van de koning te verhinderen → conflict met onthoofding van de koning als
gevolg
Amsterdam paste zich aan op de migratiestromen met wat ook veel denkers naar Nederland bracht
voor het publicatierecht, de gewetensvrijheid en de hoge geletterdheid:
- Grachtengordel - Grote vraag naar luxegoederen
- Nieuwe arbeiderswijk de Jordaan - Vraag naar kunst (schilderijen)
- Nieuwe eilanden - Nieuwe stijl: realistische burgerlijke kunst*
*Hierbij werden schilderijen niet gemaakt voor kerken, edelen of vorsten, maar voor de verkoop aan
burgers. Hierdoor waren de Hollandse schilderijen vaak niet zo groot en er werden onderwerpen
afgebeeld die voor edelen niet zo interessant waren; geen mythologische voorstellingen uit de
Oudheid, geen vorstenportretten, geen heldendaden, maar wel: landschappen, stillevens en
portretten van burgers. (Rembrandt van Rijn)
1648 Vrede van Münster waarin de oorlog tussen Nederland en Spanje werd beëindigd. De
Noordelijke helft werd erkend als zijnde onafhankelijk → scheiding was definitief geworden. Ook
omringende landen ervaarden stabiliteit en voeren en mercantilisme in (dus geen vrijhandel meer door
wettelijke maatregelen en in- en uitvoertarieven)
Johan de Witt komt aan de macht in de Nederlanden en stadhouders zijn niet meer nodig, want het
leger is niet meer nodig en dus is iemand die het geld van de burgers daaraan opmaakt ook niet. Wat
wel nodig werd: iemand voor handel en vrede → een koning.
1672 Rampjaar omdat alle omliggende landen uit de interne oorlogen waren gekropen. Franse
koning Lodewijk XIV, de Engelse koning en twee Duitse vorsten hadden afgesproken Nederland aan te
vallen. De Engelsen werden echter snel afgeweerd door de marine en ter land beschermde we ons
achter de waterlinie. Nederland had niet veel verlies gedraaid uiteindelijk, maar op economisch
gebied had London gewonnen.
Johan de Witt kreeg toch de schuld van de ellende waarin het land terecht was gekomen. Hij werd
samen met zijn broer afgeslacht in een lynchpartij in Den Haag.
De manier van opbouw van steden lijkt op de tegenwoordige Randstad met sterk openbaar vervoer
door trekschuiten. Voor oude mensen werden tehuizen en hofjes gesticht door rijke burgers waar de
arme ouderen van konden profiteren. De rijken bouwden voor zichzelf grote stadspaleizen en
buitenhuizen langs rivieren als de Amstel en de Vecht. Na 1672 (rampjaar) staken rijken hun geld eerder
in (buitenlandse) ondernemingen dan in eigen residenten door de economische situatie →
oligarchisering.
, E2 Verlichting: theorie & praktijk (1650-1800)
Vrijheid, gelijkheid, democratie, mensenrechten en welvaart komen allemaal uit de achttiende-eeuwse
Verlichting
Humanisten proberen met tekstkritische methoden de juiste versie van de originele teksten uit het
Grieks, Hebreeuws en Latijn vast te stellen.
Empirisme (John Locke) is de drang tot zelfstandig ontdekken (verkennen van wereldzeeën via
ontdekkingsreizen (scheepsbouw, kompas, nieuwe culturen ontdekken en ideeën uitwisselen),
bestudering van het heelal, het menselijk lichaam via anatomisch onderzoek en technieken als
vacuüm en luchtdruk) → wetenschappelijke revolutie met natuurwetten als bewegings- en
zwaartekrachtwetten olv Isaac Newton
Rationalisme (René Descartes) is gebouwd rondom de gedachte dat zuivere empirie misleidend kan
zijn → ‘Cogito, ergo sum’ = ik denk, dus ik besta → grote invloed op samenleving, politiek en religie
(geloof werd een individuele beleving ipv staatsaangelegenheid)
Centraal stonden:
Religie: godsdienstvrijheid en verdraagzaamheid, omdat het besef doordrong dat er van geloof in
wonderen flink kon worden afgedaan – ook was niet één religie de juiste
Samenleving: natuurrechten die het idee vertegenwoordigen dat iedereen dezelfde rechten meekrijgt
met de geboorte (Jean-Jacques Rousseau) → gelijkheid, ongeacht de afkomst, herkomst, religie,
etniciteit of seksuele geaardheid
Onderwijs: werd belangrijk gevonden door verlichte denkers, omdat men zijn eigen verstand kon
gebruiken. Kinderen moesten volgens Rousseau de gelegenheid krijgen op hun eigen manier de wereld
te ontdekken
- Onderwijs was de manier om de samenleving te verlichten
- Alfabetisering campagnes
- Oprichting wetenschappelijke instituten
- Uitwisselen ideeën in koffiehuizen, salons en universiteiten → publieke opinie
Vrijemarkteconomie: als mensen vrij gelaten zouden worden in hun economisch handelen, zou men
hun eigen belangen nastreven voor de laagste prijs → rationeel eigenbelang (Adam Smith). Je moet
mensen verantwoordelijkheid, inkomen en vrijheid geven om de productiviteit toe te laten nemen. Het
mercantilisme paste niet bij deze tijd, want was gebaseerd op het heffen van invoerrechten en
bescherming van eigen handelsbelangen – paste niet bij het ondernemerschap van de industrie.
Politiek: ontkrachten absolutisme (leek niet heel rationeel dat een koning de macht van God had
gekregen (droit divin) om zo aan niemand verantwoording te hoeven leggen). Daarentegen hoefde
koningen niet op te stappen; verlicht absolutisme werd wel geaccepteerd, want:
1. Orde is beter dan chaos en wanorde
2. Het volk was als geheel nog niet genoeg onderwezen om het zelf te laten regeren
3. Een koning is nu de eerste dienaar van het algemeen belang ipv eigen belang
Verlicht vorsten hebben algemeen belang meer op de voorgrond en ze voelen zich verantwoordelijk
voor het welzijn en de ontwikkelingen van hun onderdanen (onderwijs, rechtsgelijkheid en veiligheid)
Jozef II van Oostenrijk Frederik de Grote van Pruisen Catharine de Grote van Rusland
Trias politica door Montesquieu: het was beter als de staatsmacht verdeeld was om elkaar te
controleren en in evenwicht te houden, waardoor de vrijheid van de burgers kon worden
gewaarborgd. Als je alle taken bij 1 orgaan legt, kan de macht misbruikt worden. Het verkleint de kans
op navolging van eigen belang. Wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Meerdere opinies:
- Locke: parlement beschermt de natuurlijke rechten van het volk tegen de koning
- Rousseau: regering moet direct de algemene wil van het volk uitvoeren
In het sociaal contract wordt afgesproken dat bij het stichten van een staat iedereen een deel van zijn
vrijheid moet inleveren om die af te staan aan de koning/regering. Dit was de basis van de macht, wat
inhoudt dat de hoogste macht ligt bij het volk → volkssoevereiniteit.