Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: Grenzen en grensgebieden in Europa
Hoofdstuk 2: Grenzen en grensgebieden in Europa
The lines that continue to separate us: Borders in our 'borderless' world.
Everyday bordering, belonging and the reorientation of British immigration legislation.
Hoofdstuk 3: Grenzen en grensgebieden in Europa
Hoofdstuk 4: Grenzen en grensgebieden in Europa
Stretching the Border: Shopping, Petty Trade and Everyday Life Experiences in the Polish–
Ukrainian Borderland.
Mobility capital: Somali migrants’ trajectories of (im)mobilities and the negotiation of social
inequalities across borders.
From hostile borders to tourist attractions. Current Issues in Tourism
Cross-border differences and unfamiliarity: Shopping mobility in the Dutch-German Rhine-
Waal Euroregion.
Researcher positionality in cross-cultural and sensitive research. Handbook of research
methods in health social sciences
,Hoofdstuk 1. Geografen over grenzen en grensgebieden: een historisch overzicht van hun
denkbeelden
Staatsgrenzen waren langdurig brandpunt van maatschappelijke en politieke discussies, en geografen
bliezen (en blazen) daarin graag hun partijtje mee. In deze verkenning beperken we ons tot de
denkbeelden die geformuleerd zijn door geografen uit Europa en de Verenigde Staten tussen pakweg
de ste
het einde van de 19 eeuw en het begin van de 21 eeuw. Geografen zijn de laatste decennia
meer en meer gaan samenwerken met sociologen, politicologen, economen, historici, antropologen
en anderen die zich ook van oudsher bezighouden met grensstudies.
In die samenwerking ontstond een nieuw interdisciplinair studieveld: border studies. Hierbinnen
deden geografen onderzoek naar de grens als barrière voor stromen van goederen en diensten, naar
vormen van grensoverschrijdende samenwerking tussen regio’s aan weerszijden van de grens en
naar de leefwereld, activiteiten en beleving van de grens door grensbewoners en -samenlevingen:
flow research, cross-border cooperation research en people research en laat zien dat geografen
steeds met verschillende partners samenwerken.
Friedrich Ratzel (1844-1904) omschreef de sociale geografie als Anthropogeographie, die tot taak had
te onderzoeken hoe menselijke samenlevingen werden beïnvloed door en zich aanpasten aan hun
geografische omgeving.
1.1 Friedrich Ratzel: de grens als ‘perifeer orgaan’
De politieke geografie: hield zich bezig met de relaties tussen de geografische ruimte en politieke,
met name staatkundige, ontwikkelingen. Tegenwoordig houden ze zich met veel meer vraagstukken
bezig. De manier waarop ze naar grenzen keken sterk veranderd.
Veel subdisciplines binnen de sociale geografie hebben een onduidelijk begin, en meerdere
grondleggers, maar bij de politieke geografie staan het begin en de aartsvader vast. Tal van denkers
waren rond 1900 een fan van het zogeheten sociaal-darwinisme: het toepassen van principes als
survival of the fittest en struggle for life op de samenleving. Staten waren voortdurend met elkaar
verwikkeld in een strijd om het (voort)bestaan; er waren winnaars en verliezers. Oorlog was een
natuurlijk proces, een tijdelijk verhevigde fase in de eeuwige processen van natuurlijke selectie. Het
was eten of gegeten worden, winnen of verliezen.
Ratzel vergeleek staten met organismen; ze zouden een levenscyclus doorlopen. Voor hem waren
staten geen verschijnselen ‘die in de lucht zweefden’, zoals dat wel was voor sociologen en
staatswetenschappers. Ratzel zag een staat als een in een bepaald territorium geworteld organisme
en elke staat is ‘ein Stück Mensheit und ein Stück Erdboden’. Volk en bodem waren samen een
eenheid, een soort organisme en streed om uit te breiden.
De staat als organisme had ook een ziel, een ‘politische Idee’ die bij krachtige staten tot in alle
uithoeken van de staat reikte onder de bevolking moeste een ‘nationaal gevoel’ zijn. De staat kon
dit bevorderen door aan nationbuilding te doen. Als dat mislukte kon separatisme ontstaan.
Voor hem is de staatsgrens het ‘perifere orgaan’ van het staatsorganisme. Ze bakent af en beschermt
het kerngebied van een staat. Grensstreken behoren zelden tot het kerngebied, en dat was volgens
Ratzel maar goed ook. Maar de grens is niet alleen een barrière: via de grens onderhoudt de staat
ook contacten met de buitenwereld. Mensen, goederen, kennis, kapitaal komen via grensovergangen
het land binnen en verlaten zo ook het land. Die dubbele functie van de grens vind je terug in
,grenssteden die zowel militaire vestingen zijn als economische knooppunten voor
grensoverschrijdende handel.
Dat politieke geografie voor Ratzel niet alleen de geografie van de staat en het verkeer is, maar ook
van oorlog blijkt onder meer uit zijn beschouwingen over de lengte van de staatsgrens in verhouding
tot het ingesloten oppervlak van het staatsterritorium. Hoe groter een land, hoe korter
verhoudingsgewijs de landsgrens, ontdekt Ratzel. Om een grens te verdedigen, ben je afhankelijk van
de omvang van je bevolking (dat bepaalt weer de omvang van je leger) en bestaansmiddelen (die
bepalen de uitgaven die je kan doen aan defensie), en beide nemen ceteris paribus toe met je
oppervlakte. Slotsom: kleine staten hebben meer grenzen dat ze kunnen verdedigen en worden dus
gemakkelijk onder de voet gelopen. Om te kunnen voortbestaan moeten ze bescherming zoeken bij
grotere buurlanden. Dat gaat ten koste van hun autonomie.
Grenzen zijn niet alleen verdedigingslinies maar ook aanvalsfronten. Krachtige buurlanden streven
naar expansie (landen streven zo veel mogelijk naar grensverkorting) en een betere verhouding
tussen oppervlakte en grenslengte.
Als geograaf met een biologische achtergrond streefde Ratzel in zijn politieke geografie naar wetten
of in elk geval naar wetmatigheden, en dit zijn er drie: de geschiedenis leert dat grote staten kleine
straten annexeren (1) en dat staten streven naar rechte en zo kort mogelijke grenzen (2). Een derde
algemeen kenmerk: grenzen veranderen voortdurend, al naar gelang veranderingen in
krachtsverhoudingen tussen staten.
1.2 Natuurlijke grenzen
Een destijds veel bediscussieerd onderwerp is of een staat moet streven naar wat genoemd werd
‘natuurlijke grenzen’: bergketens, waterscheidingen, zeekusten, rivieren, wouden, meren, moerassen
en woestijnen. Duidelijk is dat veel van deze gebieden een zekere breedte hebben. Staatsgrenzen
de
waren voor de 19 eeuw lang niet altijd precies bepaald, natuurlijke grenzen waren vaak geen lijn
maar een strook of zone.
Voor Ratzel zijn natuurlijke grenzen ‘niet zonder meer goede grenzen’. Vaak liggen ze in dunbevolkte
rurale gebieden, zo scheiden ze dichtbevolkte en verstedelijkte zwaartepunten van verschillende
staten van elkaar. Zulke grensgebieden vormen een soort buffers. In dichtbevolkte gebieden
functioneren rivieren door hun vele scheepvaart zelden goed als een natuurlijke grens. Rivieren
scheiden én verbinden landen; ze hebben een dubbele functie.
Een drukbevaren rivier als de Rijn is geen ideale natuurlijke grens. De Rijn was sinds 1871 geen
grensrivier meer: Duitsland had de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871 gewonnen en vervolgens
Elzas-Lotharingen, gelegen aan de westzijde van de Rijn, geannexeerd. Na de door de Duitsers
verloren Eerste Wereldoorlog werd de Rijn tussen Bazel en Karlsruhe opnieuw een grensrivier door
de teruggave van Elzas-Lotharingen aan Frankrijk. Afgezien van de Tweede Wereldoorlog bleef Elzas-
Lotharingen tot op de dag van vandaag Frans, al veranderde de aard van de grens natuurlijk zeer: van
een door militaire linies verdedigde harde grens naar een zachte grens in de hedendaagse Europese
Unie.
Het meerendeel van de nationale grenzen bestaat uit zeekust. Net als rivieren hebben ook zeekusten
die dubbele functie: ze beschermen en verbinden (via havens). Een zeekust is in principe een betere
grens dan een natuurlijke grens op land, juist omdat de zee zelf geen staat is of bewoning kent. De
zeekust geeft een staat de natuur als buur, en die is ondanks kans op overstromingen te prefereren
, boven een buurstaat die altijd kan omslaan van een betrouwbare bondgenoot in een onbetrouwbare
rivaal.
Maar zeekusten kennen zelf ook een verschillende gradatie van waardering. De Duitse Waddenzee
bijvoorbeeld bemoeilijkt door haar geografische gesteldheid van eilanden en zandplaten militaire
invasies (gunstig), maar maakt daardoor ook de maritieme handel moeilijker (ongunstig).
Ook bergketens in dunbevolkte gebieden zijn ideale natuurgrenzen. Maar zelfs deze grenzen zijn niet
voor eeuwig – grenzen zijn altijd in beweging en gaan verschuiven als krachtsverhoudingen tussen
staten veranderen. Jonge vitale staten met een groeiende bevolking en stijgende welvaart hebben
meer ‘Lebensraum’ nodig, en bijbehorende natuurlijke hulpbronnen. Ze laten zich dus niet
afschrikken door bergketens en proberen de grenzen te verleggen van de bergkammen en –passen
naar de dalen in aangrenzende staten.
Hetzelfde principe van verovering van gebied over de natuurlijke grens heen vindt men ook in het
laagland. Zo proberen krachtige staten beide oevers van een rivier of van een zeearm te bezetten.
Alles afwegend, oordeelde Ratzel dat een land beter af is met natuurlijke dan met ‘kunstmatige’
grenzen. Kunstmatige grenzen lopen door gebieden zonder natuurlijke barrières, en zijn slecht
verdedigbaar. Het ‘natuurlijke’ streven om die te vervangen door natuurlijke grenzen is vanuit het
sociaal-darwinistische perspectief goed te verklaren en niet te veroordelen. Zulke grenzen bieden
bescherming tegen buurlanden die je nooit voor altijd kunt vertrouwen; ze garanderen geen
voortbestaan in een competitieve wereld, maar verhogen daar wel de kans op. Toch: staten die over
hun hoogtepunt in hun levenscyclus heen zijn moeten rekenen op een krimpend territorium.
Succesvolle gebiedsuitbreiding is daarentegen te verwachten van staten die vitaal zijn en naar
Lebensraum zoeken voor hun groeiende bevolking.
1.3 Geïnspireerd door Ratzel 1: Karl Haushofer en de Geopolitik
Ratzels denkbeelden pasten bij: nationalisme en kolonialisme, in een tijd waarin het sociaal-
darwinisme populair was. In de jaren twintig en dertig was zijn Politische Geographie een van de
inspiratiebronnen van de Geopolitik in Duitsland. Geopolitik, was een vorm van politieke geografie
die zich bezighield met de studie van de invloed van de geografie van het aardoppervlak – oceanen,
reliëf, kustlijnen, klimaten, grondstoffen, rivieren – op internationale betrekkingen.
Voor Haushofer was de Geopolitik een echte wetenschap, maar in de praktijk werd ze een
pseudowetenschap, die in dienst kwam van de nazi-ideologie. Ze werd een vorm van als wetenschap
gepresenteerde propaganda. Dit werd veel gebruikt in Duitsland voor de Tweede Wereldoorlog.
Duitsers waren een Volk ohne Raum geworden. Duitsland had recht op meer Lebensraum;
gebiedsuitbreiding was een juist en rechtvaardig doel. Veel geografen buiten Duitsland
veroordeelden de Geopolitik.
1.4 Geïnspireerd door Ratzel 2: Ellen Semple en haar deterministische denken
Ratzels opvattingen werden ook buiten geopolitieke kringen besproken. Bekend is de Amerikaanse
geograaf Ellen Churchill Semple (1863-1932). Natuurlijke grenzen boden bescherming maar maakten
vooral duidelijk over welke natuurlijke hulpbronnen het land kon beschikken. Mensen zijn ‘a product
of the earth’s surface’
Beroemd en berucht, omdat ze mensen zag als wezens zonder (veel) vrijheid van handelen. De
natuur was machtig en mensen waren in hun denken en doen (grotendeels) gedetermineerd door de